De beheersching der Oceanen 1

I.


      Er bestaat een in militaire kringen zeer bekend boek, waarvan de auteur is: captain A.T. Mahan, kapitein ter zee bij de Amerikaansche vloot, en dat is getiteld: „The Influence of Sea upon History”. (De invloed der macht ter zee op de geschiedenis). Dit boek, dat is verschenen in het laatste gedeelte der vorige eeuw, analyseerde den zeer grooten en dikwijls beslissenden invloed, dien de beheersching van bepaalde zeeën en/of oceanen heeft gehad op het verloop van bepaalde oorlogen.
      Dit, en andere dergelijke werken, hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen, het dogma ingang te doen vinden, dat de beheersching der oceanen, zonder meer, een garantie beteekent voor het winnen van een oorlog. Het verloop van ’14-’18 scheen dit dogma zelfs tot een axioma te kunnen bevorderen. Men ging, in de zee-beheerschende staten ervan uit, dat de behoefte van alle moderne naties aan aanvoer van overzeesche producten, welke behoefte in de laatste decennia tot een veelvoud was gestegen, een effectieve blokkade zou maken tot een wurgende greep, die des te doodelijker zijn zou, naarmate de behoefte aan transoceanischen aanvoer grooter was.
      Als te eeniger tijd de historie van dezen oorlog zal worden geschreven, en een analyse gemaakt van de gedachtengangen, motieven en plannen van beide oorlogvoerende partijen, zal, die wordt reeds nu overduidelijk, een der belangrijkste beïnvloedende factoren blijken: de alles overheerschende neiging, zich niet op absolute waarheden te baseeren, maar alle conclusies te trekken uit (uiteraard valsche) praemissen, ontleend aan het verloop van den wereldoorlog ’14-’18.
      Het geheele Nederlandsche volk, - uitgezonderd de elementen, die capabel zijn om zich door middel van een zelfstandig denkenden, critischen geest los te maken van sinds jaren ingeprente dogmata, die valsch zijn gebleken, denkt en gelooft nog steeds van deze ingeprente praemissen.
      Een der meest onwrikbaar schijnende axioma’s was: „Engeland beheerscht de zeeën”. Indien men dus aanneemt dat Engeland de zeeën beheerscht, kan men afleiden, dat Engeland:
a.Troepen en oorlogsmateriaal in elke hoeveelheid ter zee kan vervoeren naar elk gewenscht punt van zijn Imperium.
b.In onbeperkte hoeveelheid materialen en troepen kan importeren uit de Ver. Staten.
c.Zijn tegenstanders kan beletten, troepen of grondstoffen te vervoeren over zee.
d.Te allen tijde een aanval kan doen op elk gewenscht punt der vijandelijke kustlijn.
      Op dit axioma beseerde men ook de absolute onwankelbare overtuiging, dat Japan het geen drie maanden zou volhouden.
      De situatie is echter wezenlijk verschillend gebleken. De beheersching der zeeën is thans voor Engeland grijpend veranderd: om twee Engelsche woorden te gebruiken, die dit het beste aangeven, niet meer een „asset”, maar een „liability”. Geen creditpost, maar een debetpost.
      De situatie is veranderd, op een wijze, zooals die verandert voor de soldaten van een stuk veldgeschut, die hun laatste granaat hebben verschoten en nu moeten terugtrekken...... hun zwaar stuk met zich meesleepend. Dat kanon, dat eerst een voordeel was voor het leger, is thans een debetpost, een „liability”.
      De strategische positie van het Britsche Imperium is op identieke wijze veranderd. Een beheersching der zeeën door Engeland beteekent voor dit land inderdaad een voordeel van buitengewone grootte, uiteengezet onder a., b., c. en d. hierboven. Van het oogenblik af echter, dat een Imperium waarvan de verschillende onderdeelen dóór deze beheersching der zeeën onderling verbonden worden, deze heerschappij ter zee verliest, wordt de noodzaak tot het instandhouden der verbindingen een schier ondraaglijke last...... het nut verdwijnt voor een groot deel, maar de inspanning, de noodzaak tot inspanning, blijft bestaan. Hoe heeft nu de situatie zich tot op het oogenblik, volkomen objectief bezien, ontwikkeld?
*   *   *
      De Engelsche heerschappij ter zee werd bepaald door de volgende factoren:
1.De sterkte der vloten der tegenstanders.
2.De luchtmacht der tegenstanders.
3.De geleden verliezen.
4.De capaciteit tot aanvulling dezer verliezen.
      In de eerste periode van dezen oorlog zagen wij een gestadige verschuiving der vlootmacht. Naarmate meer landen onder Duitsche controle kwamen, sloten meer of minder groote gedeelten van vloten zich aan bij de Engelsche macht, op deze wijze een belangrijke aanvulling beteekenend, die zeer zeker capabel was, groote verliezen door torpedeeringen te compenseeren. Het merkwaardige is, dat de Engelsche propaganda het bezetten van gebieden door Duitschland steeds voorstelde als ’n politiek van grondstoffen-verovering, waarbij elk nieuw bezet land Duitschland in staat stelde, weer enkele maanden lang „door te draaien”. Maar anderzijds stelde de voortdurende aanvullingen van zijn handelsvloot Engeland in staat, zoolang het hoofd boven water te houden.
      Zoolang, natuurlijk, niet alle vlootmogendheden der wereld in den strijd betrokken waren, was de uiteindelijke krachtsverhouding een kwestie van gissen...... waarbij men zich wel het meest verrekende, wat betreft de verhoudingen der machtsmiddelen van Japan en de Ver. Staten.
      Nu, eindelijk, zijn aan weerszijden alle beschikbare krachten in den strijd geworpen. Nu kunnen wij beginnen, de uiteindelijke balans op te maken en definitieve conclusies te trekken.

W. W. W.





[1]Artikel uit „De Residentiebode” (’s-Gravenhage , 05-05-1942).