1

Het Luisterspel, door Willem W. Waterman




     Als wij maand-in, maand-uit hetgeen geschreven wordt over luisterspelen met aandacht volgen, bekruipt ons langzaam een groeiende verbijstering, hoe het mogelijk is, dat zóó weinig menschen, die zich met luisterspelen bemoeien, blijk geven, werkelijk een eenvoudig inzicht te hebben in het wezen van den kunstvorm: „Luisterspel”. Het is zaak, in deze rubriek een enkele maal ernstig op radio-problemen in te gaan, hoewel ik dit zooveel mogelijk beperk. Er wordt in deze tijden zoo gigantisch veel over „cultuur” gepraat, dat de vrees in velen van ons opkomt, dat het restant Nederlandsche cultuur, waarop wij kunnen bogen, gevaar loopt te verdrinken in een zondvloed van leege woorden.

     Ik wil hier in het kort het enkele feit signaleeren, dat er eenigen tijd geleden een order is uitgevaardigd, dat in luisterspelen niet meer gebruik mocht worden van de „Stem”. Een dergelijke verordening staat gelijk met een decreet van b.v. het gilde der Beeldende Kunsten, dat Nederlandsche schilders voortaan geen rood meer in hun schilderstukken mogen gebruiken.... Of een decreet van het Letterengilde, dat het auteurs voortaan verboden is, in hun boeken dialoog weer te geven.
     De ingewijde en ervarene in het moeilijke stiel van het schrijven voor de microfoon neemt van een order als deze kennis met een blik van onbegrijpelijke ontzetting in zijn oogen. Immers: de „Stem” vervult in het hoorspel precies dezelfde functie als de verbindende tekst in een roman. Een boekwerk bestaat uit afzonderlijke scènes, welke compleet met dialoog en beschrijving van omgeving worden uitgewerkt. De dialoog behouden wij in het luisterspel als het voornaamste element. De sfeer, die in een roman wordt geschapen door het be-schrijven van de handelingen der personen en de omgeving waarin zij zich bewegen, de locale kleur dus, wordt in het luisterspel geschapen door geluidseffecten. Waar wij in de litteratuur een kamer, een bosch of een willekeurige omgeving kunnen be-schrijven en uitbeelden, moeten onze scènes in het luisterspel zóó kiezen, dat wij onderling contrast, atmosfeer enz. door middel van geluidseffecten kunnen scheppen.
     Zoo kan bijvoorbeeld een scène in de huiskamer beginnen met het slaan van een pendule of het fluiten van een waterketel.... Een restaurant krijgt onmiddellijk de juiste sfeer door geroezemoes en Hongaarsche muziek op den achtergrond. Bij een scheepswerf hebben wij het markante geluid der klinkhamers etc. Dit is echter slechts het strikt technisch grondbeginsel. Bij korte hoorspelen, welke beschikken over de klassieke eenheid van tijd, plaats en handeling, kunnen wij meestal volstaan met een door dialoog, uitroepen en geluiden afgewerkt geheel. Hier heeft dus het hoorspel den vorm dien men zou verkrijgen, als wij een microfoon domweg een plaats vinden scène lieten opvangen.
     Dit is de meest simplistische vorm van luisterspel.
     Deze vorm loopt parallel met díén schrijfvorm in de litteratuur, waarbij zuiver en strak beschreven wordt wàt er geschiedt.... de zuiver weergevende, on-subjectieve, strikt oog-van-de-camera-achtige weergave.
     Zodra de hoorspel-auteur echter geplaatst wordt voor de opgave: een grootsch, veelomvattend of zich b.v. over enkele jaren uitstrekkend gegeven uit te beelden, is de hierboven weergegeven luisterspelvorm ten eenenmale ontoereikend. Menschen, die het luisterspel-vak hebben leeren aanvoelen, verbazen zich steeds weer over de bijna ongelooflijke ongevoeligheid bij beoordeelaars voor dramatische effecten, -nuances, eerlijkheid en natuurlijkheid in een luisterscène.
     Hoe wil men bijvoorbeeld een oprechte, ware en niet-sentimenteele ontroering bij den luisteraar opwekken bij het epos van mannen, welke schipbreuk geleden hebben op een oud zeilschip en nu, dag-in, dag-uit, week-in, week-uit, voortdobberen op een inderhaast gemaakt vlot, over den wijden Atlantischen Oceaan.... Elken ochtend opnieuw rijst de roode schijf der zon boven den gladden einder en elken avond daalt zij over haar gerimpeld en langgerekt spiegelbeeld in den grauwen oceaan, zonder dat een rookpluim of een puntig verwijderd zeil hun stervende hoop met een sprong doet herleven.
     Hoe wil men de noodlotsaaneenschakeling der steedszelfde dagen uitbeelden.... welke eentonige regelmaat in zijn sobere strakheid juist het dramatisch moment verleent, als men geen gebruik maakt van de „Stem”.... de onpersoonlijke epische vertelvorm, welke telkens met gedragen woorden de verschillende scènes aan elkaar lascht.
     En hóé wil men het effect van water en wijde lucht afdoende suggereeren zonder gebruik te maken van dat kostbaar hulpmiddel dat het hoorspel bezit.... en dat wij in de litteratuur missen: De Muziek?

     Wie zegt, dat de „Stem” in het luisterspel achterwege moet blijven, stempelt zichzelf tot een formalist, volkomen onmachtig om zelfs maar te bevatten dat een luisterspel, in zijn slechtsten vorm, een heen en weer gebazel is tusschen twee, zes of meer acteurs.... dat het dan verwordt tot wat Verwey eens noemde: „Het ten troon verheffen van de dorre gedachte”.

     Het luisterspel is, juist bij dramatisch - en gevoelsmatig - juiste verbinding van muziek en daarin gesproken tekst, bij machte om de meest grootsche daden, heldendichten van de zee, de lucht en het land en ook de meest fragiele samenspraken tusschen twee verliefden uit te beelden, op een wijze, die den luisteraar den adem doet stokken en hem tranen in de oogen doen springen.



[1]Column uit „Cinema & Theater”, 1943, nr. 18 (Amsterdam, 30-04-1943).