1

door Willem W. Waterman



Utopia.
     Ik geloof niet, dat er één mensch met een redelijk werkend stel hersens in Nederland is, die zich niet te eeniger tijd, aan zijn radio draaiend, vaag erover heeft verbaasd, waaròm het niet mogelijk is, als Nederland over twee zenders beschikt, de eene te bestemmen voor ernstige en de andere voor luchtiger programma’s.... Ik heb tot op heden nog niemand gesproken, die zich er niet over verbaasde, waarom een dergelijke regeling niet lang geleden werd getroffen. Menigeen verzinkt dan in gemijmer over de heerlijke rust en opluchting die hij zou ondergaan, als vandaag of morgen inderdáád zulk een regeling werd getroffen.... Maar een dergelijke oplossing is tè eenvoudig en helder, om zelfs maar te worden overwogen. Immers, zooals Roothaert zei: „Waarom gemakkelijk als het moeilijk kan?” Per slot van rekening moet de mensch iets behouden, waarnaar hij kan ver1angen.... een Utopia, dat als een begeerlijk maar onbereikbaar ideaal in de verte vóór hem ligt. Wij zullen ons dus beperken tot het mijmeren over het gemak en de gelukzalige bevrediging van ons gevoel voor logica, indien een dergelijk programma-systeem werd aanvaard en intusschen elk kwartier naar de radio blijven loopen om af te gaan zetten wat ons níét en op te snorren wat ons wèl ligt.


Menigeen verzinkt dan in gemijmer....


Twee soorten luisteraars.
     De programmadirecteur van den Nederlandschen Omroep schreef onlangs in „De Waag”, dat een „gemiddelde luisteraar” niet bestaat. Inderdaad. Waarom dan probeeren een pêle-mêle programma te geven? De groote groep van radioluisteraars is op vele manieren in deelen te snijden. Maar de meest in het oog springende verdeeling wat betreft het reageeren op de programma’s is: in luisteraars die klassieke (of ernstige) muziek prefereeren, en zij die naar de amusements- en dansorkesten luisteren. Deze groepen - gelieve dit niet te vergeten - overlappen elkaar niet, of nagenoeg niet. De tienduizenden minnaars van Bach, Beethoven, Bruckner en Brahms rennen naar den afstemknop zoodra zij een spoor gewaar worden van Willebrandts, Uden Masman of het Miller Kwartet. En omgekeerd.... idem. Het is natuurlijk mogelijk, dat men de twee hoofdsoorten muziek met opzet door elkaar roert, om op die wijze te bereiken, dat de a-klassieken op den duur „muzikaal warden opgevoed”.... Het eenige resultaat is dat de klassieken spinnijdig worden Want die wenschen heusch niet naar beneden te evalueeren in hun cultureele appreciatie. Terwijl de andere categorie woedend telkens den knop omdraait. Het is een bepaald bevolkingspercentage dat klassieke muziek apprecieert. Dat is géén kwestie van muzikale opvoeding, dat is een kwestie van persoonlijk, ingeboren appreciatievermogen. Er zijn arbeiders die van hun geboorte Beethoven aanvoelen en studenten in de Kunstgeschiedenis die op den dag van heden zich stierlijk vervelen bij Noske en Andriessen.


.... rennen naar den afstemknop.                      (Teekeningen Eline van Eykern)


Dit zoo zijnde
     Deze stelling kunnen wij als praemisse aannemen. Men kan er uitgebreide enquêtes over gaan houden.... en de uitslag zal deze praemisse met overweldigend cijferbewijs juist doen blijken. Er is nog slechts één andere reden, aan welke het door elkaar roeren der programma’s ten grondslag kan liggen: De overweging dat bij een logische en voor ieder vatbare programma indeeling een luistergids overbodig wordt.... Ten eerste wordt een luistergids daardoor verre van overbodig en ten tweede.... Ik geloof niet dat een dergelijke dwaze overweging ooit gewicht zou hebben.

De continuïteit.
     Het groote beginsel van elke programma-indeeling moet zijn - daar zal wel niemand over willen disputeeren - vaste uitzendingen op vaste tijden. Jaar-in jaar-uit op denzelfden tijd. Nu, na jaren, zit nog vast in ons geheugen geprent welke vaste en overbekende uitzendingen op welke uren destijds plaats vonden. Ik behoef ze niet te noemen. De ruggegraat van elke programma-indeeling bestaat uit een absoluut stabiel schema van vaste uitzendingen van een vast karakter welke maand-in maand-uit doorgaan en zich hun eigen publiek vinden. B.v. elke publicatie van massalen aard is deze continuïteit een hoofdvoorwaarde en levenseisch. De kranten hebben hun feuilletons op dezelfde plaats, hun zij-lichtje, hun beursberichten, hun hoofdartikel, altijd alles op dezelfde nimmer veranderende plaats. Deden zij dat niet, dan verwierven zij zich nooit een plaats in het hart van de verschillende lezerskringen. Immers: De eene wenscht onmiddellijk de sportrubriek te kunnen vinden.... het feuilleton, het hoofdartikel, de beursberichten. Bij de radio is dit niet anders!

Men wil géén tombola!
     Het is psychologisch toch zoo helder als kristal, dat een sportliefhebber er niet over zal denken boos te worden als hij zijn rubriek, die. b.v. om zes uur wordt uitgezonden, mist, omdat hij een afspraak heeft. Maar hij wordt wèl boos als die rubriek elke twee maanden van uitzenduur verandert. De liefhebber van klassieke muziek wordt des duivels als hij niet één vast uur weet waarop hij zijn soort muziek kan hooren. Het kan de menschen niet schelen, wat zij willen hebben slechts enkele uren week te hooren. Als zij die uren maar weten! De radio-luisteraar stelt zich daarop in. Om een voorbeeld te nemen: Er kan een man zijn, die alléén luistert naar de boekbespreking op Zondagmiddag. Is hij een Zondag weg of verhinderd, dan vindt hij dat jammer. Maar hij denkt er niet over de radio dat te verwijten. Hij zou het de radio echter in krachtige termen verwijten als zijn geliefde uitzending niet een vast uur had! Alles wat de radio-luisteraar nederig vraagt is, orde, regelmaat, rust. Liever één klassiek concert op een vast uur Zondagmiddag dan twintig uur klassiek lukraak elke week door het programma gestrooid. Men wil geen tombola, waarbij men nooit weet wat er uit den luidspreker gaat komen. De klassieke man luistert tien minuten en krijgt dan Frans Wouters. Explosie. De Frans-Wouters-aanhanger luistert tien minuten... en krijgt Sonates. Explosie!

Waarom?
     Waarom niet de regeling dat op Hilversum I klassieke muziek wordt gebracht en op II amusements- en dansmuziek? Men kan de Gesproken Woorduitzendingen dan nog altijd naar wensch verdeelen. Men bespaart ontzaglijk veel werk in den programmabouw, heeft het geweldige voordeel dat men precies weet, dat naar I dàt soort intellect of liefhebber luistert en naar II een ander soort. Een niet te onderschatten voordeel!

Over één zender.
     Ditzelfde beginsel kan evengoed worden toegepast als men b.v. over één zender de beschikking heeft. Men brengt om den anderen dag klassieke en lichte muziek. Na één week is heel Nederland ervan op de hoogte. En ik herhaal nogmaals: als het publiek een dergelijke indeeling eenmaal kent, schikt het zich daarin met ongelooflijke redelijkheid. Men past zich geheel bij dat schema aan. Is een klassiek iemand Maandag thuis en treft hij het goed, dan is hij als een kind zoo blij. Hij zwelgt in klassiek. Treft hij het een volgenden dag slecht, dan berust hij daarin, terdege erkennend, dat er groepen van de bevolking zijn die wat anders willen hooren. Maar iedereen wordt tureluursch als hij nóóit zeker is, wat er uit de bus gaat komen. En dat is - voorloopig - de toestand van thans.



[1]Column uit „Cinema & Theater”, 1943, nr. 19 (Amsterdam, 07-05-1943).