1

door Willem W. Waterman




     In mijn artikel van de vorige week wees ik erop, dat het voor geen enkele programma-directie mogelijk is, „ins Blaue hinein” programma’s samen te stellen welke werkelijk hun plaats vinden in de affectie van verschillende groepen der bevolking. Ik maakte de opmerking, dat elk programma-onderdeel zijn eigen luisteraarskring schept.... mits het goed is en juist is afgestemd.
     Radio is een verbijsterend medium. Men kan de meest vreemde ontdekkingen doen.... en men komt voor de meest onverwachte complicaties te staan. Ik geloof niet, dat er iemand in Nederland is - of op de wereld wat dat betreft - die geboren is met een feilloos inzicht in wat noodig en gewenscht is in elk denkbaar radio-kwartier of -halfuur.
     Of wij nu spreken over den man die de Ra-Ra-Ra-raadselrubriek samenstelt dan wel den man die verantwoordelijk is voor het programma „Tusschen de Bedrijven”.... elk van hen heeft te leeren. Laten wij voorop stellen, dat zoo iemand het gemakkelijker heeft naarmate hij een grootere „response” in den vorm van brieven van luisteraars ontvangt. Hij merkt zeer snel, aan den toon der brieven en hun inhoud dàt er ergens een schoen wringt en zoo ja, wáár deze schoen wringt. Maar het punt waar ik op wil hameren is het volgende: Ieder, die geen volslagen imbeciel is, heeft, als hij een programma samen te stellen krijgt dat van week tot week moet worden voortgezet, een min of meer vaag beeld van wàt de Inhoud en de vorm van dat programma zal zijn. Of het ernstig, luchtig of zelfs uitbundig moet zijn.... of het gebracht zal worden als „musical show”, als „crosstalk” of als aaneenschakeling van radioscènes.
     Hij begint aan zijn programma.... en maakt fouten. Hij zou geen mensch zijn als hij die niet maakte. Maar wij nemen tevens aan, dat hij een redelijk wezen is en als zoodanig wordt hij zich bewust van deze feilen of hij wordt er door anderen of door de „fanmail” op geattendeerd.... en hij rectificeert ze. Hij doet in den loop der maanden onschatbare ervaring op, die géén ander heeft die niet maanden of jaren aan de samenstelling van dat speciale programma heeft gewerkt. De periode, noodig om dat onschatbare contact met deze speciale luisteraarsgroep te krijgen varieert natuurlijk sterk, maar is steeds minstens drie tot vier maanden.
     Wij moeten in aanmerking nemen, dat bijvoorbeeld bij den Nederlandschen Omroep de programma’s welke niet strikt actueel zijn, minstens zes weken vóór den dag van uitzending gereed moeten zijn, of althans in manuscriptvorm aanwezig. Ieder die dus aan een nieuw programma-onderdeel begint, heeft anderhalve maand het werk van zijn voorganger af te werken.... het duurt zeker twee maanden voor hij zijn eigen stempel op dat programma kan gaan drukken. En reeds onmiddellijk blijkt het onschatbare belang van het beginsel, dat één man voor elk programma-onderdeel is aangewezen en daar verantwoordelijk voor is.
     Om een sprekend voorbeeld te geven, eenvoudig doch veelzeggend: Het Ra-Ra-Raadselprogramma heeft een zeer groot aantal inzendingen. Tot een bepaalden datum van het vorige jaar was dit aantal laten wij zeggen x antwoorden. Op een zekeren Zaterdag werd een nieuw soort van raadsel gebruikt. Het gewone rekenraadseltje, maar niet opgegeven zooals op school, maar gebracht in gedramatiseerden vorm, hetgeen het raadsel veel meer intrigeerend maakte. Het aantal inzendingen bleek meer dan het dubbele van x. Dit was een onmiskenbare indicatie!
     Er is heel wat voor noodig om een practisch stabiel aantal inzendingen met één slag meer dan te verdubbelen. Het zijn dit soort van ervaringen welke mijlpalen vormen op den weg van de ontwikkeling van een programma. Dit is, wat ik vorige week bedoelde, toen ik zeide, dat het soms jaren duurt, voor men, geheel toevallig, plotseling op een uitzonderlijk succes stuit. Maar de man die verantwoordelijk is voor dat programma moet onmiddellijk analyseeren wàt het was, dat dit succes teweegbracht en dit element bewaren. Doet men dit niet, dan blijft men ten eeuwigen dage doormodderen en in het wilde weg rondtasten. Het omgekeerde geval is eveneens mogelijk. Het is denkbaar dat even plotseling het aantal brieven of inzendingen een duik naar beneden neemt. Daar moet eveneens een verklaring voor bestaan. Brieven komen niet binnen tengevolge van een of andere atmosferische storing of zoo, maar uit de lucht gevallen zooals regen of hagel, maar steeds als reactie op een programma.
     Enkele maanden na de plotselinge stijging welke ik zooeven vermeldde, viel plotseling het aantal inzendingen op het Ra-Ra-Raadselprogramma terug tot op 1/3 of 1/4 x. Zulk een geweldige plof naar beneden moest een duidelijke oorzaak hebben.
     Deze was gauw gevonden. Het eerste jaar was er steeds in het raadselprogramma één raadsel opgegeven, òf een rekenraadsel, òf een Inspecteur-van-Gaalen probleem, òf een „lastig geval”. Men was nu begonnen met het systeem om het prijsraadsel te laten bestaan uit een dubbelraadsel. Ik bedoel hiermede: De prijs werd toegewezen aan hem of haar die twéé raadsels goed wist op te lossen. Het catastrofale school echter hierin, dat deze twee raadsels van geheel verschillenden aard waren. Bijvoorbeeld een rekenraadsel en een „Wat zoudt gij doen in dit geval?”
     Men had dit kunnen weten. Tevoren. Want, zooals ik reeds enkele malen heb herhaald: elke programma-onderdeel, hoe gedétailleerd ook, heeft zijn eigen specifieke luisteraarskring. Er is een klasse van luisteraars, die rekenraadsel-fetischisten zijn en dolgraag algebraïsche sommetjes omlossen. Maar de klasse luisteraars welke „Inspecteur van Gaalen”-raadsels oplost is een heel andere. Het is mogelijk dat zij elkaar „overlappen”, maar dat „overlappend” gedeelte omvat slechts een klein percentage van beide separate groepen. Evenzoo is er weer een heel aparte secte welke naar potlood en papier graait als er een „Wat zoudt gij doen in dit geval”? op komst is. Als men het prijsraadsel laat bestaan uit een gekoppeld raadsel zullen de inzendingen slechts komen uit die groep van luisteraars (welke zeer klein is) die zoowel interesse hebben voor het eene als voor het andere soort van raadsel.... hetgeen ten duidelijkste tot uitdrukking werd gebracht door het plotseling naar beneden vallende aantal inzendingen.
     Ik heb speciaal het Raadselprogramma als voorbeeld gekozen, omdat dit, met zijn groot aantal inzendingen een zeer eenvoudigen barometer heeft waarvan het succes kan worden afgelezen.
     Er wordt echter tevens mede aangetoond wat ik niet ophoud met klem te betoogen: dat er minstens zes maanden voor noodig is om eenige ervaring met een bepaald vast programma op te doen. Wordt na drie of na vijf maanden de samenstelling van dat programma in handen van een ander gelegd.... dan is alle ervaring door zijn voorganger opgedaan verloren. Men begint wéér van voren af aan.... als de opvolger tenminste niet zoo wijs is, om nederig zijn licht bij zijn voorganger op te gaan steken en dat is, onder de verhoudingen van thans, zelden het geval.

     Erger nog is, dat de nieuwkomer steeds met ontzaglijk straffe hand gaat ingrijpen, met een air van „Dat zal ik wel eens redderen” en het heele program ondersteboven gooit. Hoe minder er van dat, wat zijn voorganger opbouwde overblijft, hoe beter. Het eenige tastbare resultaat is, dat de luisteraarsgroep die juist een beetje aan een vast programma met vaste menschen begon te wennen, en ermee vertrouwd raakte, heelemaal „in de bonen” komt en wéér.... alwéér iets nieuws krijgt voorgeschoven. Rust moet er komen.
     Rust. Zowel in de programma-indeeling als in de bezetting der posities. Er is minstens twee jaar voor noodig om uit te maken wàt gewild is en wat niet. Niemand ook kan zijn ongeschiktheid of geschiktheid bewijzen als hij onderhevig is aan voortdurende interferentie van boven of naast hem. En bovenal: Laat dàt wat goed is onaangeroerd. Komen er op een programma goedkeurende brieven.... cultivéér dan dat programma. Poog dat aantal brieven te verdubbelen of te verviervoudigen. Maar negéér ze niet.



[1]Column uit „Cinema & Theater”, 1943, nr. 24 (Amsterdam, 11-06-1943).