1

door Willem W. Waterman




     Het is een geheel apart genoegen om in deze wekelijksche kolommen naast af en toe een ernstige beschouwing over radio-problemen of een voor-het-voetlicht-halen van een bekende radio-figuur, het licht der publiciteit te werpen op kleinere figuren.... wier naam nog niet die vermaardheid hebben gekregen als b.v. een Theo Uden Masman of een Dick Willebrandts.
     Niet alleen is dat een apart genoegen, het is zelfs een gevaarlijke sport. Profetieën betreffend toekomstige carrières zijn gevaarlijke liefhebberijen.... als men alleen afgaat op de huidige prestaties van een jonge kracht. Een cabaretière, een bandleider of een solist kan heden prachtig werk leveren en morgen het te hoog in zijn bol krijgen of aan den drank raken of een ongelukkige liefde met zich rondtorsen en ffft... weg is de carrière.
     Minder riskant wordt echter een profetie, als men niet alleen let op wat de kunstenaar in kwestie op een bepaald oogenblik presteert, maar veeleer poogt uit te vorschen wat zijn potentieel is.... hoe zijn hersens werken, welk inzicht hij heeft in zijn materie.
     Ieder van ons, die in de wereld van de kunst en de „show-business” thuis raakt, weet, dat er geen artist van eenige grootte is, of hij heeft een eigen filosofie, - niet over het leven, maar wel over zijn kunstvorm. Elk van hen, - of het nu betreft een dramatische zangeres, een chansonnière, een danseres of een humorist - moet zoeken naar het hoe en waarom van bepaalde effecten en wendingen. Hij of zij doorgrondt, elk op eigen manier, het wezen van zijn of haar specifieke visie of zijn of haar kunst en leert op den duur zichzelf in finesses kennen. Door den nadruk bewust te leggen op hun sterke punten met verwaarloozing der zwakke punten ontwikkelen zij een eigen persoonlijkheid.... een stijl welke hun een plaats uitkerft in de memorie van het publiek.
     Er zijn kunstenaars op elk gebied, die hooglijk begaafd geboren zijn, maar elk filosofisch denkvermogen missen. Zij hielden nooit lang stand. Niemand van hen kan, door domweg „kunst” te geven, zich tot een gave kracht van de eerste grootte ontwikkelen. Het zijn in de eerste instantie hun leermeesters, die hen volgens deze filosofische regels opleiden. Ontbreken deze, dan is een harde strijd, een dikwijls tragische speurtocht noodig, welke zich over vele jaren kan uitstrekken tot zij zelf hun eigen kunstbeschouwing hebben gevonden.... zoo niet, dan blijven zij middelmatige krachten.
     Het probleem van het Nederlandsche cabaret is voor een zeer groot deel hierin te zoeken. Er bestaat hier geen precedent en geen leerschool. Wil men van precedent spreken, dan zal men dit moeten zoeken: de walgelijke conférenciers en liedjeszangers met de vettige glimlachen op hun rozige gezichten met gepommadeerde haren en zelfvoldane kinnen, die de eene banaliteit na de andere plachten te verkoopen, tot wij in de zaal ons met wanhoop afvroegen waarom er geen bliksem uit den hemel neerdaalde om hieraan een einde te maken....

Onder: Nel Brink en Eri Rouché in de schets „Een boek voor
oudere meisjes.
                     (Foto C.N.F./N.R.O./Vermeulen)


     Men zoekt thans naarstig naar een eigen vorm voor een Nederlandsche kleinkunst.
     Wat Martie Verdenius thans probeert in het Leidschepleintheater en Wim Ibo voor de radio is een machtig moeilijke opgave. En hier begin ik aan het gevaarlijke spel der profetie. Ze hebben een zeer groote kans van slagen. Martie Verdenius ken ik van jaren geleden als de in zichzelf gekeerde stille peinster. Zij heeft de kostbare gave van piekeren over het Hoe en Waarom. En dat alleen kan iemand den weg uit den chaos wijzen.
     Wim Ibo mist iets van de stille emotie-diepte, die Martie Verdenius’ groote en verborgen drijfveer is. Martie kan zich mateloos verheugen of verdrieten over heel kleine facetten. Wim Ibo heeft het gezegende fanatisme. Hij is bezeten over het cabaret.... Hij wordt wakker met cabaret en droomt over cabaret. Hij houdt niet op te vechten voor ZIJN cabaret, een beter soort.


Wim Ibo, de idealistische leider van het verrassend goede
radio-cabaret „De jonge Nederlanders.”
                     (Familiefoto)

     Ibo is geboren Arnhemmer en heeft vanaf zijn jongste jaren steeds de liefde voor het cabaret in zijn bloed gehad. In 1937 stond hij voor het eerst voor de microfoon en verzorgde daarna geregeld uitzendingen zooals „Tusschen 7 en 8” en daarna de serie: „Kleine Gedachten in een Woord en een Lied”, een geheel eigen kwartiertje, waarin hij ernaar streefde om het een geheel eigen sfeer en karakter te geven.
     Dit alles was echter nog op heel kleine schaal. In November 1940 zette Ibo met enkele medewerkers, op eigen risico, een cabaretuitvoering op touw in Krasnapolsky, waar hij radio en pers inviteerde. Dit cabaret was geheel door hem en naar zijn eigen inzichten in elkaar gezet. Tot ieders verbazing was de zaal geheel vol. Tot ieders nog grootere verbazing werd na afloop van alle berekeningen een totale winst gemaakt van negen gulden drie-en-tachtig cent. De radio, die ook aanwezig was, beet toe. In Mei 1941 kwam de eerste revue voor de microfoon.
     Hier citeer ik een passage uit Ibo’s eigen presentatie van zijn serie nieuwe cabaretprogramma’s, waarvan de eerste Zaterdag voor veertien dagen voor de microfoon kwam:

     „Lachen, gieren brullen.... dat zult u bij ons niet, luisteraars. In het zomer-cabaret „De Jonge Nederlanders” vragen wij niet uw aandacht voor grootsch opgezette tarara-boemdié programma’s met dolkomische-sensaties. Wij streven in de eerste plaats naar inhoud en niet naar uiterlijken schijn. Wij zijn jong (de meesten van leeftijd, maar allen van hart) en wij hebben nog idealen op het gebied van de Nederlandsche cabaretkunst. Die idealen dreigen vaak verloren te gaan door de on-artistieke concessies, die we op het tooneel zoo dikwijls moeten doen om „succes” te hebben en dus geld te kunnen verdienen....
     De Nederlandsche Omroep heeft ons echter in staat gesteld een reeks programma’s uit te voeren, die óók den uitvoerenden meer voldoening zullen schenken.... goede en frissche cabaretkunst.”

     Ibo heeft als medewerkers om zich heen vele zeer bekende sterren: Martie Verdenius, Rie Hellmig, Conny Stuart, Cora May, Jetty Corbelli, Ans Heidendaal, Wim Sonneveld, Frans van Schaik, Ko van den Bosch, Herbert Perquin, Anton Beuving. Deze cabaret-programma’s zullen ook verder worden uitgevoerd in een zaal-met-publiek, hetgeen wel meer zorg vereischt, omdat in de studio een soort van tooneel dan onmisbaar is, maar tevens een levende qualiteit aan de uizending geeft, door de zaalreactie, welke het programma een enkele malen hoogere attentiewaarde verschaft.
     Maar.... zooals ik reeds eerder zei: Dit is een kwestie van moeizaam voortbouwen, rnaand-in, maand-uit. Ibo heeft het inzicht om een goed cabaret in elkaar te zetten. Maar het is waanzin, te veronderstellen, dat zoo iets à la minute in orde is.... Rustig laten groeien!



[1]Column uit „Cinema & Theater”, 1943, nr. 27 (Amsterdam, 02-07-1943).