Galgenhumor
onder direct Duitsch toezicht. 1

En van een Gil, die geen Gil was...


De gediplomeerde volksbeinvloeders van het propaganda-ministerie en Departement van Volksvoorlichting maken met behulp van inkt veel papier onbruikbaar, maar aangezien het in alle onder den duim van Goebbels ressorteerende gebieden volksgewoonte is geworden, officieele drukwerken te wantrouwen, heeft hun activiteit eigenlijk veel van een nogal wezenlooze bereddering. Zinnend op middelen om zich met list den toegang te forceeren, tot de op de gewone manier niet te bereiken publieke belangstelling, is men hier te lande overgegaan tot de uitgave van „de Gil”. Dit blaadje heeft den gedragen toon, welke de groote pers bij het liegen aanslaat, vervangen door een soort vrijmoedige jovialiteit, welke den indruk moet wekken dat de samenstellers toffe jongens zijn, die zich aan God noch gebod, in casu aan Goebbels noch censuur behoeven te bekommeren.
Allerlei drukbefluisterde kwesties worden in een ironiseerende, pseudo openhartige trant aan de orde gesteld en vooral tegen de illegale bladen, slaat het blaadje een overmoedige kom-eens-op toon aan. De redactie hult zich trouwens in een zoo volstrekte anonimiteit als ware „de Gil” zelf een ondergrondsche publicatie. Alleen verregaande bescheidenheid kan hier echter de drijfveer zijn: want dit „orgaan voor nuchter Nederland” wordt - kan het legaler? - uitgegeven door het Rijkscommissariaat, waar de redacteur Louis Thijssen, f 120000.- ‘s jaars verdient als adviseur voor propaganda tegen Engelsche en Amerikaansche invloeden! Deze Thijssen, over wiens tragi-komische carriere wij hieronder eenige bijzonderheden zullen laten volgen, heeft een groote bedrevenheid ontwikkeld in het slaan van malle figuren. Met zijn „Gil” blijkt hij ook al geen geluk te heb-
Wat gebeurde er namelijk op Maandag 1 Mei? Toen kregen de kiosken bezoek van een man die een pakje afgaf: De nieuwe „Gil”, juffrouw, een extra editie. De juffrouw zei: „Danku” en hing die extra editie voor het raam van haar leugencelletje. En verkocht nummer na nummer - ‘t ging vlot dien dag. Er was zelfs straatverkoop! Hier en daar in Amsterdam werden exemplarengratis uitgedeeld. Tja, die propaganda, ze sparen geen kosten....
Terzelfdertijd zat in Den Haag de heer Louis Thijssen met ijs op zijn hoofd naast zoo'n extra editie en vroeg zich bevend af, of hij metéén, in de tankgracht zou springen of eerst nog af zou wachten wat de heeren van de S.D. er van vonden. Want ziet U - die Gil was ZIJN Gil niet. Het was een namaak-Gil, vervaardgid door de illegale beweging en de stukjes die er in stonden vormden zoo'n kostelijke parodie op de schertstoon van den gelijkgeschakelden clown der Duitschers, dat deze zich hevig gegrepen moet hebben gevoeld.
De namaak-Gil opende met ‘n kop over drie kolom: „Toch Duitsche Overwinning”. De tweede kop luidde: „Voorloopig nog terugtocht.” Daaronder wordt een artikel uit ‘t Alg. Handelsblad over de Duitsche terugtrektactiek behandeld op dezelfde manier, waarop Thijssen gewoon is de redevoeringen van Churchil c.s. van commentaar te voorzien. De namaak-Gil citeert: „Waarom bleef de Duitsche leiding 15 maanden in ‘t defensief?” en schrijft eronder: „Ja, waarom zou dat zijn? Daar begrijpen wij nou ook net niks van”. In een aart kadertje op de voorpagina wordt aan inzenders verzocht zich te beperken. De lezer mag „alleen en uitsluitend inzenden als U even geestig bent als wij onszelf vinden”.
Voorts vindt men in het krantje ‘n stukje over het allergeheimste wapen der Duitschers, de atoombom, waarvoor een speciaal erts, het Lingradium noodig is, dat in de uitloopers van de Kaukasus wordt gevonden.
Een advertentie: „Denkt U er aan, voor aanvragen van ondersteuning, bonkaarten, valsche persoonsbewijzen, handvuurwapenenen en voor inlichtingen aanslagen, distributiekraakjes, spionage en sabotage slechts De Gil, Postbus 287, Den Haag en niet De Gil, Postbus 278, want dat is de foute Gil, weet U wel? Aanvragen onderteekenen met de gangbare valsche naam”. Het nummer, dat ook nog een vlammend protest van een illegalen Nederlander tegen de grijsaards van de Landwacht bevat onder het motto: „Wij willen de S.D. terug, want wij willen au serieux genomen worden”, besluit met ‘t volgende stukje:Wij wachten het volgende commentaar af en hopen dat DAT beter is” schrijven jullie. Well, HERE you ve got it. Hope you like it”.
Wij betwijfelen of Thijssen het leuk gevonden heeft, want hij nam al eens eerder een soortgelijke sol en die kwalijke gevolgen had! Dat was in 1941. Hij had het toen, dank zij een hechte vriendschap met zijn directeur en zijn welontwikkeld begrip voor de nieuwe orde van filmredacteur tot hoofdredacteur van de r.k. „Residentiebode” gebracht, waar de (echte) Gil, tusschen haakjes, wordt gedrukt. Als vertegenwoordiger van het dagblad nam hij deel aan een kunstreis naar Duitschland waarover hij een beroemd geworden stuk schreef, dat de Duitschers afschilderde als hongerlijdende, grasetende stakkerds, en dat verder een bombastisch relaas bevatte van de verwoesting van Keulen door Engelsche bommen, dat toen nog niet met de feiten overeenkwam. De bedoeling van onzen humorist was, op die manier den draak te stelen met de hier te lande loopende geruchten over de toestanden in het Derde Rijk teneinde zoodoende bij de Duitsche heeren in het gevlei te komen. Zijn „grap” verwekte echter zooveel opschudding dat hij werd gearresteerd en eenige weken in Scheveningen kon overpeinzen hoe moeilijk humor en Himmler met elkaar te vereenigen zijn.
Iemand die op zoo'n potsierlijke manier tusschen twee stoelen is gaan zitten wordt voorzichtiger. Nu maakt Thijssen zijn grimassen onder direct toezicht van de Duitsche heeren. Samen met zijn mederedacteur Willem W. Waterman en D. van Duyll, die op dezelfde afdeeling van het Rijkscommissariaat zit, mag hij van de Duitschers, Engelsche en Amerikaansche kranten lezen en vrijmoedige mopjes laten drukken (ook de zoogenaamd onschuldige „Philip Raack serie” treinlectuur vol propaganda geniepigheidjes is van zijn hand) in de hoop dat het nu eindelijk eens lukken zal, die zwijgende, nietsgeloovende Nederlandsche schare te bereiken.
Willem W. Waterman is het pseudoniem van W.H.M. van der Hout, van Imhoffstraat 31, Den Haag, schrijver van „Hollywood filmt” en „De kruistocht van generaal Tayllehaeck”, tot voor kort werkzaam bij de dramatische afdeeling van den Nederlandschen Omroep, waar hij hoorspelen samenstelde. Net als Thijssen is hij in Amerika geweest, zoodat hij de sfeer, die hij van de Duitschers moet helpen bestrijden, wel kent. In zijn omgeving geldt de man zelfs als „goed”. Thijssen zelf ontvangt trouwens in zijn woning aan het Lange Voorhout 90 Den Haag, waar (kan het Angelsaksischer?) voor den oorlog den bij het Venlo-incident omgekomen Engelschman Payne Best gehuisvest was, allerlei „anti-menschen”, zelfs onderduikers, die hij overigens uit de volheid van zijn gemoed hun standpunt gunt. Want ook dat mag hij van de Duitschers. Veel meer dan zoo nu en dan een enkele inlichting aan den S.D. hoeft hij er niet voor terug te doen.
Nu Louis Thijssen, ga maar eens gauw aan den Duitschen referent, aan wiens leidsel gij rondspringt, vragen, wat je hier nu voor leuks over zeggen moogt. Is hij nog kwaad over die namaak-Gil? Hij zit misschien niet te peinzen over de manier waarop jullie er op moet reageeren. Doodzwijgen kan niet. Het best kun je schrijven dat je het een leuke mop gevonden hebt, want ‘t wrange gezicht waarmee je die leugen neerpent zien de lezers tenslotte toch niet. Vergeet niet te kloppen als je bij je baas binnen gaat. Als hij „Herein” roept ga je beleefd naar binnen en zeg je goed gearticuleerd: „Heil Hitler”. Leg hem om te beginnen maar zoo'n smakelijk anti-Joodsch stukje voor, zooals je laatst in „De Gil” had, want anders gaat hij misschien toch nog twijfelen aan je gezindheid. Humor in dit milieu blijft griezelig - je weet er van mee te praten.
Ga er intusschen ijverig mee door, want het is een mooi salaris. Over het gebrek aan lol in de illegale pers hoef je je, vooral na die namaak-Gil geen zorgen meer te maken.
Wij lachen trouwens pas als jouw en je bazen alle lust daartoe is vergaan. En die dag is nabij.



[1]Artikel uit „Het Parool” (Amsterdam, 25-05-1944).