ANALYSE DEN WEERLEGGING DER BESCHULDIGINGEN
inzake W.H.M. van den Hout,







de getuigenverklaringen,
gemarkeerd met "toegevoegd",
berusten bij den raadsman 1
en worden, hetzij in origineel,
hetzij in afschrift, toegevoegd.





ANALYSE EN WEERLEGGING VAN BESCHULDIGINGEN INZAKE W.H.M.v.d.HOUT

Algemene gezindheid:

Ik was, in politieken zin zoowel als cultureel, sterk anti-Duitsch; niet in de NSB-beteekenis van "onafhankelijk Nederlander", maar fel pro-geallieerd en vervuld van ingeboren dégout jegens het Duitsche karakter, het sentimenteel-valsche in de Duitsche litteratuur, het gezwollen gebruik van hun taal en hun overige cultureele leven. Deze afkeer is, ondanks drie jaar detentie in hun midden, tot op heden onverminderd.

JAGER 2:
19-2-46
Ofschoon Waterman in zijn hart Amerikaansch georienteerd was en zelfs anti-Duitsch, heeft hij zich terwille van geld en macht ....

Charlotte BEYER 3:
19-11-46
Van den Hout werd als een prima journalist beschouwd, doch in tegenstelling met ... (anderen) ... stond v.d.Hout, wat zijn politieke overtuiging betreft ... (op het Rijks Comm.) ... slecht aangeschreven. Naar mijn meening heeft v.d. Hout zijn medewerking aan het R.K. uitsluitend uit financieel oogpunt verleend.

DE MAREZ OYENS 4:
3-12-46
Ik ken den door U genoemden W. v.d. Hout van af 1942 ... tot Juli 1944 was hij een oppervlakkige kennis van mij, waarvan ik echter dien op te merken, dat hij naar mijn meening, een volkomen goed Nederlander was.

JONKER 5:
4-12-46
Van den Hout zou naar mijn meening de gelegenheid hebben aangegrepen om via dezen weg het communisme te bestrijden, dit in verband met zijn Katholieke opvoeding, terwijl hij over het algemeen niet met de geallieerde instellingen sympathiseerde en hier afkeurend tegenover stond.

K.E. OUDENDIJK 6:
(toegevoegd)
December 1946
Eenige jaren voor de bevrijding heb ik W. v.d. Hout leeren kennen. Wij waren overburen in de van Imhoffstraat ... Ik heb bij v.d. Hout zelf ondergedoken gezeten ... In de buurt gold v.d. Hout als een dubieuze figuur. Bij mijn nadere kennismaking met hem en mede door informatie van zijn buurman, kapitein Lagerwerff 7 , bleek mij echter al spoedig, dat v.d. Hout niet "fout" was, doch inteng tegendeel geheel an de goed-Nederlandsche zijde stond en zelfs fel anti-Duitsch en pro-Engelsch was.
Toen ik zijn vertrouwen had gewonnen ...

BOOGERMAN 8:
19-945
Ik ben absoluut overtuigd dat v.d. Hout "goed" was ... Het huis van v.d. Hout was een centrum van onderduikers.

Kapitein Lagerwerff:
(toegevoegd)
2-2-47
Hij was geen lid van de NSB en bedankte als lid xxvan het Nationaal Front 9 , toen het plan tot het vormen van een Legioen tegen Rusland werd doorgedreven. Dit bedanken bezorgde hem bij dit fanatieke gezelschap vele vijanden. Tijdens de bezetting beheerschte hem geenszins de geest van verzet doch zeker was hij niet pro-Duitsch.

ARNOLD MEYER 10:
(toegevoegd)
Voorzoover ik hem heb gekend was hij in de jaren 1940-41 sterk nationalistisch en anti-Duitsch ...

Mr. E.H.L.H. SCHILLINGS 11:
(Toegevoegd)
Aan zijn anti-Duitsche en zelfs on-Nederlandsche, pro-Amerikaansche gezindheid, welke soms tot moeilijkheden aanleiding gaf, kan niet de geringste twijfel bestaan. Gedurende maanden heb ik bij hem thuis gewoond, - ik kan dus hierover een gefundeerd oordeel vellen. In al deze maanden heb ik nooit één Duitsche zender aan hooren staan - het was meestal Engeland en een enkele maal Hilversum.

J.H.M. v.d. HOUT 12:
(Toegevoegd)
Mijn broer en ik, evenals onze zuster zijn steeds sterk anti-Duitsch geweest; mijn broer bovendien heftig pro-Amerikaansch en dat is nooit veranderd.

Jhr. Mr. C. van NISPEN
tot SEVENAER 13.
(toegevoegd)
Van den Hout heb ik gedurende den geheelen oorlog van zeer nabij meegemaakt. Hij is mij bekend, niet alleen als hevig anti-Duitsch, maar zelfs zoo pro-Engels, dat ik, toen ik einde 1942 een nieuwen Hoofd-redacteur zocht, ik hem niet voor durfde te stellen, wegens zijn ook op het Rijks-Comm. bekende pro-Engelsche instelling.

Ik wijs er op, dat nergens iemand beweerd heeft, dat ik uit poilitieke of cultureele sympathieën zou hebben gecollaboreerd. Alleen door Jager, Charlotte Beyer en Proebsting 14 (zie boven) wordt beweerd, dat zulks geschiedde om materieel gewin. Al Jager's beweringen zijn, zooals ik zal bewijzen, on-waar of malicieus verdraaid.

PROEBSTING:
14-11-46
Mijn persoonlijke indruk over v.d. Hout is, dat hij de persoon was, die zuiver het materieele belang voor oogen had...

Men verbaasde zich later op het Rijks Comm. meermalen, waarom ik, zoo duidelijk anti-Duitsch tóch met hen samenwerkte. Het eenig mogelijke antwoord, dat ik kon geven, was: "om het geld". Deze verklaring accepteerde men. Wat had ik anders moeten zeggen? Pro-Duitsch-heid kon ik nimmer voorwenden; zelfs niet huichelen. Ipso facto geven deze getuigen weer, wat ik hen voortooverde als "mercenaire instelling" en kauwden zij dit na. De feisten maken de constructie van materieel winstbejag volkomen onhoudbaar:

NATIONAAL FRONT:

ARNOLD MEYER:
      en
PETILLON 15:
11 en 12-11-46
... uit het vorenstaande blijkt, dat v.d. Hout's verklaringen, betreffende een door hem gevoerde actie, waarbij hij pro-Duitsche elementen uit de organisatie gewerkt zou hebben, volkomen op fantasie berustte. Van huiszoekingen in de woning van v.d. Hout naar aanleiding van daar aanwezig zijn zijnd propaganda-materiaal, is mij niets bekend.

ARNOLD MEYER:
(toegevoegd)
v.d. Hout is in December ‘40 zijn werkzaamheden op het Hoofdkwartier van onze organisatie begonnen...
Door mij werd kort na de capitulatie een geheime organisatie ingesteld aan welker hoofd stond Drs. Eugéne van Wessem (welke later is omgekomen in het concentratiekamp Neuengamme) en welke het doel had mij in te lichten over de geheime machinaties van de Duitschers, de NSB, NSNAP 16 en tevens het doel had binnen de eigen organisatie na te gaan wie er met de Duitschers heulden. Het is mij bekend, dat v.d. Hout behoorde tot degenen, die aan deze organisatie medewerkten.

Mr. E.H.L.H. SCHILLINGS:
(toegevoegd)
in 1941 secretaris
van het Dept. van
Org. en Prop. van
Nationaal Front
Juist is, dat zich in Nationaal Front een scherpe tegenstelling voordeed, vooral in de eerste maanden van 1941, tusschen de pro-Duitschers en de anti-Duitschers... Het feit, dat v.d. Houts pamfletten en aanplakbiljetten zoo sterk anti-Duitsch en anti-NSB waren, leidde tot protesten der meer pro-Duitsche afdeelingen... Als v.d. Hout beweert, dat door het consequent gebruiken an nationalistisch Nederlandsche propaganda de pro-Duitsche afdeelingen achteruit gingen en de anti-Duitsche daarentegen floreerden, is dit overeenkomstig de feiten.
Nadat hij in Augustus zijn werkzaamheden op het Hoofdkwartier had gestaakt, waarna zijn ontslag volgde is hij niet meer daar verschenen en voor zoover mij bekend, heeft hij alle activiteit laten rusten.

J.H.M. v.d. HOUT:
(toegevoegd)
Er werd door mijn broer ten scherpste stelling genomen (op het Hoofdkw. van Nat. Fr.) tegen elke poging, met de Duitschers of de NSB samen te werken. Tezamen hebben wij in den nacht campagnes geleid, waarbij wij anti-Duitsche pamfletten en anti-NSB pamfletten door de stad aanplakten met behulp van ploegen Nat. Fronters. Van Nederlandsche aard.
Eenige malen is het pand v.d. Boschstraat door de recherche doorzocht, waarbij gespeurd werd naar bovenvermelde pamfletten en aanplakbiljetten. Tweemaal zijn hierbij biljetten en pakken pamfletten in beslag genomen. Deze werden aldaar opgeslagen aangezien het Hoofdkwartier soms dergelijke invallen verwachtte en enkele malen ook kreeg.
Mijn broer is tweemaal bij de S.D. geroepen om zich over deze, door hem geschreven biljetten, te verantwoorden.

Kapitein Lagerwerff:
(Toegevoegd)
Hij bedankte als lid van Nationaal Front .... (na het Legioen)... dit bezorgde hem bij dit fanatieke gezelschap vele vijanden.

Toch heeft niemand zelfs maar durven beweren, dat ik een functie bij het straatarme Nationaal Front accepteerde om winst of macht. Alle onkosten die ik maakte moest ik zelf betalen. Deze overtroffen het salaris, dat netto ongeveer f. 100,- per maand bedroeg. Ik bedankte en staakte alle actie toen ik mij niet vereenigen kon met Arnold Meyer's handelwijze inzake het Legioen.

NEDERLANDSCHE KULTUURKAMER

Ik meldde mij als auteur aan toen de oproep daartoe verscheen. Dit aanmelden verplichtte tot niets. In tegenstellingechter tot tienduizenden in de artistieke beroepen, welke thans politiek betrouwbaar worden geacht, WEIGERDE IK CONSEQUENT DEN GEHEELEN OORLOG, de officieele lidmaatschappspapieren te teke teekenen. Ik ben tweemaal ernstig aangemaand en ontving tweemaal nieuwe papieren, doch werd nooit lid. Dit is volkomen onverenigbaar met een principelooze houding.

ZOEKEN NAAR NIEUWE OBJECTEN

Na mijn weggaan bij Arn. Meyer wilde ik, van nature actief en, ik erken het ruiterlijk, avontuurlijk van inslag, het werk, dat ik bij hem had gedaan op ander terrein voortzetten.

J.H.M. v.d. HOUT:
(Toegevoegd)
Ik ken mijn broer echter als iemand, die graag gewaagde dingen onderneemt en vóór alles een man is van actie. Zoo kan ik verklaren, dat hij, na het staken van zijn werk voor Nationaal Front, een plan had opgevat, om, in geheime samenwerking met anderen, zich in NSB of Duitsche organisatie in te bouwen, om van binnen uit te saboteeren, Deze besprekingen hebben dagenlang geduurd en zijn uitebreid gevoerd, o.m. naar ik weet met .... Mr. Schillings en Mr. Schoenmaekers. Deze zagen de mogelijkheden zeer wel in, maar vonden het te gevaarlijk en bleven er liever buiten.
Aan dit plan is toen direcht geen uitvoering gegeven, hoewel ik mij herinner, dat het ook met leden van de de Nederlandsche Unie is bepraat.
Mijn broer kennende is het volkomen begrijpelijk, dat hij op eigen houtje aan het werk is gegaan.

Mr. SCHILLINGS:
(toegevoegd)
In den herfst van 1941 heeft hij (v.d. H.) plannen gemaakt om in overleg met mij of samen met mij en/of anderen, waaronder een zekeren Jager, zich in NSB organisaties in te werken met het plan, (eventueel met illegaal overleg naar achteren), daar sabotage werk te bedrijven. Wat mij betreft zijn deze plannen niet uitgevoerd.
Dat v.d. Hout voor een dergelijk sabotage werk, speciaal op propaganda en persgebied de geschiktheid en de handigheid bezat, daaraan bestaat, volgens mij, geen twijfel.

Jhr. Mr. C. Van NISPEN :
tot SEVENAER:
(toegevoegd)
... dat hij hiervan (van ondermijningswerk), zooals hij het noemde een sport maakte, deelde hij mij reeds in begin 1944 mede. Met name vertelde hij mij hoe hij den Ned. Omroep bij den neus had gehad door het op groote schaal daar plaatsen van Amerikaansche materiaal, het werk van niet bij den Kultuurkamer aangesloten personen en het ophitsen van de eene afdeeling tegen de andere.

CAGELING 17:
(toegevoegd)
... omdat er eenige Gil-medewerkers waren, die systematisch de Duitsche opzet van dit blad saboteerden. Een van hen was v.d. Hout, alias Waterman ...

CAGELING:
16-7-45
Ons doel was zooveel mogelijk bladen, door de Duitschers uitgegeven, te saboteeren.

K.E. OUDENDIJK:
(toegevoegd)
... Toen ik zijn (v.d. Hout's) vertrouwen had gewonnen deelde hij mij mede, dat hij zich tot taak had gesteld de Duitsche propaganda te saboteeren ... Die juistheid hiervan, die ik overigens, gezien alle gedragingen en uitlatingen van v.d. Hout ... nooit in twijfel had getrokken, werd mij bevestigd door de door mij bijgewoonde gesprekken tusschen Cageling, Boogerman, zekere Jan Visser 18, mej. Jacometti 19 en v.d. Hout, waaruit onderlinge samenwerking op illegaal gebied duidelijk bleek.
Naar mijn oordeel is v.d. Hout steeds een goed Nederlander geweest en heeft bij hem nooit iets anders voor gezeten dan de Duitschers zooveel mogelijk tegen te werken en hun propaganda te ondergraven.


CONTACT MET NEDERLANDSCHE OMROEP

Het initiatief ging niet van mij uit. Begin 1942 kreeg ik een aanzoek, bij hen op de afdeeling luisterspelen in dienst te komen. Ik zag hier mogelijkheden tot uitvoering van bovenmelde bovenvermeldde denkbeelden en bovendien verlangde ik naar een nieuw terrein van actie.

HENRI VAN HOOF 20:
8-2-47 21
Ik kende v.d. Hout vanaf 1942, daar hij in dat jaar samen met mij te werk was gesteld als hoorspelschrijver van den Ned. Omroep te Hilversum. Gedurende dat jaar schreef hij luisterspelen zonder tendens.


CINEMA EN THEATER

In het begin van 1943 verzocht Louis Thijssen 22 mij mede te werken an de radiorubriek in Cinema en Theater. Honorarium f. 25,- per week. (N.B !!). Ik accepteerde en gebruikte deze rubriek consequent door alle inside information over den NSB omroep, die ik door mijn werk aldaar had, tegen dezen omroep te gebruiken.
Toen Thijssen als hoofdredacteur werd opgevolgd door Hendrik Scholte 23 liet deze mij kiezen: mijn critiek op den omroep te staken of mijn medewerking staken. Ik staakte daarom mijn medewerking 24. Deze houding is onvereenigbaar met die van een op winstbejag beluste collaborateur. Door de zes maanden lang verschijnende artikelen (Rond de Microfoon) in Cin. en Theater is meermalen groote oneenigheid en ernstige interne frictie in den NSB-omroep veroorzaakt.

Een tweede mogelijkheid tot intern wroetwerk kwam door het verzoek van den Kultuurraad aan mij, mijn visie te geven op toestand in den Ned. Omroep. Ik bracht hierover een vernietigend rapport uit, dat in geen enkel opzicht kon leiden tot bevoordeeling van den Omroep of van mij, doch metterdaad zeer groote spanningen en geintrigeer te weeg bracht tusschen Kultuurraad, NSB en Ned. Omroep. Voor dit rapport werd mij, achteraf en bij verrassing f 500,- betaald, hetgeen ik zonder scrupules aannam.

HENRI VAN HOOF:
8-2-47
In dat zelfde jaar beweerde hij (v.d. H.) een opdracht te hebben van het R.K. een rapport samen te stellen, betreffende den gang van zaken bij den Ned. Omroep. Inderdaad is door hem een dergelijk onderzoek ingesteld.

Ik had mijn opdracht niet van het R.K. Ik stelde geen 25 onderzoek in en kon dit niet, want ik had daartoe geen enkele opdracht of bevoegdheid. Ik gaf slechts mijn persoonlijke meening en visie.
Den gang van zaken betreffende dit rapport rapporteerde ik begin 1944 aan de Haagsche illegaliteit, welke mijn wekr in deze goedkeurde.

HENRI VAN HOOF:
8-2-47
Omstrekks de helft van 1943 verbrak v.d. H. uit materieele overwegingen zijn verbintenis met den omroep in vast verband, doch hield de verbintenis met den omroep in los verband.

Dat ik de verbintenis uit materieele overwegingen verbrak is een onzinnige bewering. Ik deed dit om volledige manoeuver-vrijheid te hebben. Ik kon bijv., in vasten dienst zijnde, niet in Cin. en Th. schrijven wat ik wilde. Bovendien had ik voortdurend herrie met NSB chefs. Ik bleef bewust het contact met den Ned. Omroep vasthouden.

HENRI VAN HOOF:
802047
Omstree Hij schreef als gevolg van zijn contact met Ir. Taubert 26 ook wel hoorspelen met een politieken tendens ...

Striks onwaar: mijn eerste contact met Taubert was een logisch gevolg van het starten der Radio-GIL en kwam eerst zomer 1944. Vóór dien tijd Taubert gezien, noch ooit gesproken.

HENRI VAN HOOF:
8-2-47
Het Cabaret "De Spinnekop", hetwelk onder leiding van Eenhoorn 27 stond en waarvoor v.d. Hout ook wel eens teksten schreef ... was een voortzetting van het Zondagmiddag-cabaret van Paulus de Ruiter 28.

Een vuige insinuatie! De feiten zijn: Willy van Hemert 29 (die thans de Bonte Dinsdagavondtrein schrijft) en ik, hadden twee volkomen onpolitieke schetsen geschreven van humoristische strekking, die eene getiteld het "Het Detectivebureau" en de andere "Het Huwelijksbureau". Deze werden den Omroep aangeboden. Geheel buiten ons medeweten werden zij in het raam van het nieuwe Cabaret "De Spinnekop" geplaatst. Wij protesteerden onmiddellijk en leverden daarna geen letter meer. 30

HENRI VAN HOOF:
8-2-47
Vele malen is het voorgekomen, dat v.d. Hout's politieke manuscripten mij via "Rundfunk-Betreuungsstelle" als "Verplicht te plaatsen uitzendingen" bereikten.

Totaal uitgesloten. Het is mogelijk, dat hier de bekende verwarring met den NSB publicist J.J. van der Hout 31, wiens onus mij 32 een spook vervolgt, weer confusie brengt. Ik had geen enkel contact met wie ook van de R/B.S. vóór de Radio-GIL begon, Juli 1944.

HENRI VAN HOOF:
8-2-47
Deze hoorspelen van de hand van v.d. Hout werden ons dan als voorbeeld gesteld voor de normen waarin een bepaalde propaganda moest worden gevoerd.

Ik refereer mij aan het hierboven verklaarde.

HENRI VAN HOOF:
8-2-47
In diezelfde periode schreef hij, VOLGENS ZIJN EIGEN VERKLARING, boeken en brochures voor het Rijks Comm.

Boeken schrijven voor het R.K. is tastbare onzin. Volgens verklaringen van Charlotte Beyer en Proebsting kwam min mijn eerste contact met het R.K. pas einde 1943!!
Als de Ned. Omroep werkelijk had geweten, wat ik deed, was ik er niet zoo goed afgekomen. Ik leverde hen geregeld vertalingen uit de "Saturday Evening Post", "Collier's Weekly", enz., terwijl ik ook werk van niet bij de Kultuurkamer aangeslotenen onderbracht en het honorarium hiervoor nagenoeg onverminderd aan hen afdroeg. Verschillende malen heb ik bij den Ned. Omroep interne reorganisaties en ruzies kunnen bewerken, welke dit organisme groote schade toebrachten. Ik wil dit gaarne toelichten, met documentatie.
Ik maakte voor mijzelf uit of een mogelijke hulp aan den NSB Omroep verleend verantwoord werd door meeredere schade hen berokkend en daar was nimmer twijfel aan. Ik kan hier ten allen tijde volledige rekenschap van geven, mits daartoe in de gelegenheid gesteld. Bij vele gelegenheden weigerde ik werk te doen, dat mij gevraagd werd omdat de aard mij tegenstond.

DE DRIE STUIVERS ROMANS

Deze werd opgericht door L.H. Thijssen. Begin 1943 verzocht hij mij, aan dit blad mede te werken. Ik schreef hiervoor met ongeregelde tusschenpoozen nummers van niet-politieke strekking, met de bedoeling de propaganda-opzet van dit blad te niet te doen. Dit is mij volledig gelukt. De Drie-Stuivers roman is, na protesten van Mussert, van het Dept. van Volksvoorlichting en van de Kultuurkamer opgeheven. Deze opheffing, welke practisch op een verbod neerkwam is uitsluitend en alleen aan mijn actie te wijten.
Niemand die uit winstbejag collaboreert torpedeert zijn eigen bronnen van inkomsten.

DE BROCHURE KWESTIE

Er wordt op verschillende plaatsen beweerd, als zou ik enkele anti-Amerikaansche brochures hebben geschreven:
JAGER:
19-2-46
Van de politieke propaganda brochures van Waterman kan ik u noemen "Geef mij maar Amerika", "Balans der Fronten" - "Dus toch Amerika" en verder de anti-semitische treinlectuur Philip Raack (drie stuivers-romans).
Voor bovengenoemde brochures ontving hij ongeveer f 350,- per stuk, voor Philip Raack een zelfde bedrag.

Op de laster van Jager kom ik nader terug. Ik schreef deze brochures niet 33. Ik kreeg er dus ook geen f 350,- voor. (Een volkomen uit de lucht gegoocheld bedrag) - ik kreeg voor Philip Raack per nummer niet meer dan f. 75,-- dat ik in de meeste gevallen afdroeg aan onderduikers dien deze weer voor mij schreven, of uit het Engelsch vertaalden 34.

PROEBSTING:
14-11-46
Einde 1943 werd het mij bekend, dat een zekere v.d. Hout zoo nu en dan propaganda werkzaamheden verrichte op propaganda gebied voor het R.K. Door het R.K. werden in dien tijd bladen als Parool en Trouw (illegale bladen dus) nagemaakt en, om in de illegaliteit verwarring te stichten met niet-juiste berichten er in, verspreid. Voor ZOOVER IK MIJ KAN HERINNEREN, verleende v.d. H. hieraan zijn medewerking.

"Voorzoover hij zich kan herinneren" !!! - Er was geen sprake van dat ik aan deze dingen medewerkte. Dit soort van verklaringen verkrijgt men als men lieden als Proebsting verklaringen gaat suggereeren of ontlokken.

Vervolg PROEBSTING:
14-11-46
Voor dien had v.d. Hout in opdracht van het R.K. boekwerkjes samengesteld, welke tot doel hadden de verzetskracht van het Ned. Volk te ondermijnen, althans om nan gelezen te zijn, bij de lezers neutrale, zoo niet pro-Duitsche gevoelens achter te laten. In de boekjes "Balans der Fronten", "Dus toch Amerika" en "Geef mij maar Amerika" was de geraffineerde propaganda zoodanig dat hij er de sympathie van zijn opdrachtgever Dr. Haagn 35. Ook zijn er boekjes van deze strekking verschenen van de hand van een zekere Thijssen, die, als eerste medewerker van Dr. Haagn, de leidende figuur van de afdeeling Volksvoorlichting en Propaganda van het Rijkscomm. was.

Juist, ja! Deze geschriften waren van de hand van Thijssen of van mij onbekende, duistere figuren, van wl welke hij werk betrok. Ik heb een zeer sterk vermoeden, dat Thijssen tegen Dr. Haagn (die ik zoolang Thijssen op het R.K. werkzaam was nooit persoonlijk sprak) heeft gezegd, dat deze brochures van mijn hand waren, zulks om mij, die op het R.K. politiek niet vertrouwd werd, crediet te verschaffen en een introductie. Thijssen had mij noodig, want hij kon de Drie Stuivers romans zonder mij niet blijven voortzetten 36. Hij verdiende hier ruim aan.

Charlotte BEYER:
19-11-46
Deze v.d. Hout kwam op het R.K. door bemiddeling van den daar reeds onder Dr. Haagn werkzaam zijnden L. Thijssen. In deze periode verschenen verschillende brochures, anti-geallieerde propaganda, ten doel hebbende, van de hand van V.d. Hout, o.a. "Geef mij maar Amerika" ....

Thijssen bleek niet de juiste stijl te bezitten (voor de GIL) zoodat v.d. Hout voornoemd, die door zijn brochures reeds een goeden naam gemaakt had ...

... v.d. Hout werd als een prima journalist beschouwd doch stond ... wat zijn politieke overtuiging betreft .... op het R.K. slecht aangeschreven.

Juist !! Ik wijs er op, dat ik slechts een maal in totaal kort met Dr. Haagn heb gesproken 37. Van het verschijnen dezer brochures was ik zeker op de hoogte. Thijssen liet mij verschillende malen geschreven of getypte copie zien, in verschillende handschriften en vroeg mijn advies hierover. En enkele malen gaf ik dit ook, alhoewel niet bepaald ten gunste der Duitsche belangen. Vandaar dat ik op de B.N.V. vraag of ik medegewerkt had aan deze brochures naar waarheid antwoordde:
"Aan de tot stand koming van deze brochures heb ik mijn medewerking verleend".
Ik heb consequent vanaf het begin steeds de waarheid gesproken, ook als deze ietwat onwaarschijnlijk klinkt, hetgeen met de zuivere waarheid steeds het geval is.

Dat de titels der brochures in de verschillende verklaringen uit de tweede of derde hand zoo verdacht gelijkluidend zijn is een gevolg van het suggestieve verhoor-systeem der P.R.A. en B.N.V., die vragen: "U weet natuurlijk ook wel, dat ..."38

DE GIL

De GIL is geheel buiten mij om door Thijssen gestart en, zooals bij alle andere propaganda activiteiten, waarin ik mij mengde, was het gevolg van mijn inmenging het ten gronde richten of minstens het neutraliseeren van het propaganda-medium in kwestie. Ondanks de kwaadwillige laster van Jager blijkt uit de volgende getuige-verklaringen onomstootelijk hoe de zaak zich heeft toegedragen.

JAGER:
19-2-46
Zoo is, VOLGENS HET ZEGGEN VAN WATERMAN TEGEN MIJ PERSOONLIJK, het geheele idee van de GIL en de Radio GIL Club van hem afkomstig ...

Het is mij bekend dat Waterman voor de eerste GIL uitgave39 ter betaling van zijn persoonlijke bijdrage ongeveer 7oo á´1000 gulden ontving.

Ik wil hier nog aan toevoegen, dat oorspronkelijk Thijssen samen met Waterman De GIL alleen verzorgde
Naderhand werkte Seyffardt 40 er als opmaker er aan mede en Boogerman als Directeur ...

PROEBSTING:
PROEBSTING:
14-11-46
In December 1943 vernam ik, dat Thijssen de hoofd persoon was van het toen verschijnende blad De GIL. De doelstelling van hetblad was uitsluitend het voeren van Duitsche propaganda ... Na het verschijnen van de eerste nummers werd v.d. Hout als kundige xxx kracht verzocht zijn medewerking aan het blad te xxverleenen.

Charlotte BEYER:
19-11-46
Datgene in De GIL, wat de krijgsverrichtingen betrof werd verzorgd door Boogerman

H.A. SEYFFARDT:
13-11-46
Bij GIL no. 6 of 7 nam het blad een dergelijke omvang aan, dat er een medewerker bijgevoegd moest worden. Hiertoe werd aangesteld een zekere J.A. Boogerman, voornoemd.

Charlotte Beyer:
1911-46
Tegen het einde van 1943 werd een brochure ... in den vorm van een krantje uitgegeven en werd genaamd De GIL ... Thijssen bleek hiertoe niet de juiste stijl te bezitten, zoodat V.d. Hout voornoemd ... aangezocht werd zijn medewerking aan het blad te verleenen.

SEYFFARDT:
13-11-46
Wat den inhoud betreft welke in den aanvang door Thijssen zelf verzorgd werd ... nadat de eerste nummers waren uitgegeven, nam ik contact op met v.d. Hout.
GIL n0. 4 is het eerste nummer, waaraan v.d. Hout zijn medewerking verleende. Dit nummer was ook het eerste waarin een z.g. Postbus was ingesteld. Dit was een idee, afkomstig van Thijssen, doch van af den aanvang uitgevoerd door v.d. H.

Jager was gedurende den geheelen oorlog mijn besten vriend; er is een kwestie gerezen van zuiver privé aard over een vrouwen-perkara. Vervolgens heeft hij mij, als persoonlijke wraakneming, naar vermogen belast en, volgens de verklaring van B.N.V. rechercheur Hertog tegenover vier getuigen, tegen Hertog toegegeven:
"Wij hebben met Waterman een spelletje gespeeld om hem er in te luizen".
In dit licht dient de geheele verklaring van Jager te worden gelezen: verdraaiing van feiten en een aaneenschakeling van verdachtmakingen. Jager blijkt een bewegend principe te zijn van onbetrouwbaarheid.

K.E. OUDENDIJK:
December 646
(toegevoegd)
Behalve voor de groep van Cageling, werkte v.d. Hout ook samen met een Amerikaansche illegale Groep, waarvan, voorzoover ik kon nagaan W.H. Jager Fred Suermondt 41 en Jan Visser deel uitmaakten. De eerste tween gaven hem instructies voor het verspreiden van code-berichten via de Radio)Gil uitzendingen, waaraan zij zelf ook vaak medewerkten.
Deze code-berichten waren echter, na achteraf gebleken is, falsificaties, die vermoedelijk ten doel hadden, v.d. Hout, zoowel bij de Duitschers in moeilijkheden te brengen, als hem tot voortzetting van de Radio-GIL uitzendingen te bewegen, hetgeen v.d. Hout bij oningewijden verdacht zou maken en na de bevrijding onaangename gevolgen voor hem kon hebben. Jager en Visser hebben, naar mijn vaste overtuiging, tegenover v.d. Hout een valsch spel gespeeld. Ik heb een sterk vermoeden, dat de stille vijandschap van Jager t.o.v. v:d. Hout zijn oorsprong vond in een bepaalde liefdes-affaire, waarbij ook J.P. Doets 42, de leider van bedoelde groep, betrokken was.

JAGER:
(19-2-46)
Toen Waterman het einde van den oorlog zag komen had hij zich een plan tot ontvluchting gemaakt.

Dit is natuurlijk duidelijke kolder en leugen.

JAGER:
19-2-46
Wij, met name J.P. Doets en Jan Visser en ik, die Waterman berecht wilden zien voor zijn daden, besloten toen Waterman zoogenaamd illegaal in te schakelen. Wij suggereerden hem dat hij door middel van de radioGIL illegale codes kon uitzenden ...

Jager, Visser en Doets hebben vanaf Dolle Dinsdag tot aan de bevrijding heele pakken door mij vervalschte Ausweise, en gelden, die ik hen uit mijn Duitsche verdiensten overhandigde (gedeeltelijk uit vriendschap en gedeeltelijk voor hun illegale werk) geusurpeerd. Vervolgens bezwoeren zij mij dat zij mij opdrachten gaven namens het illegale Hoofdkwartier te Amsterdam en ik nam niet de moeite dit te toetsen, daar ik (buiten hun weten!) parrallele opdrachten had van den Geheimen Dienst in den Haag. Hun opgezette bedoeling was, later deze illegale opdrachten te ontkennen.

JAGER:
19-2-46
Ik wil hieraan toevoegen, dat Waterman, tegenover zijn buurtgenooten, oa. Generaal Oudendijk en diens zoon, tot het einde toe heeft volgehouden, dat hij niets met de GIL te maken had.

JAGER:
(enkele regels verder):Aan het einde van den oorlog heeft Waterman aan enkele menschen toegegeven dat hij aan de GIL medewerkte.

JAGER:
(zelfde alinea)
Dat Waterman van begin af aan van plan was zijn medewerking aan de GIL te ontkennen, blijkt uit een met mij gehouden gesprek dat, zonder dat Waterman dat heeft gemerkt, op gramofoonplaten is vastgelegd ....

Naar het BNV mij mededeelde, antwoord ik op deze plaat op een vraag: BR>"Maar krijg je na den oorlog nu geen last met die GIL?"
Het volgende: "Ben je gek - dat kan niemand bewijzen en daar praat ik me wel uit".
Deze zelfde plaat (die men mij nooit heeft laten hooren, noch mij den tekst getoond), is het meest lucide punt uit de heele affaire. De gramofoon-opname - installatie die Jager voor een ondergedoken kennis bewaarde is gebruikt voor een sluw opgezette "framing".
Ik wijs op de volgende onvereenigbaarheden:
1).Het is onwaar dat ik tegenover Oudendijk ontkende aan de GIL mede te werken. Oudendijk wist het, evenals diens vrouw, een Israelitische (Erica Vlessing), De GDN wist het. Bovendien nog anderen. Dus waarom ontkennen?

2).Het is waanzin, te beweren, dat zoiets niet is te bewijzen waar ruim een tiental menschen het wist en,

3).Ik heb het nooit ontkend en ook geen redenen gehad het te ontkennen. - Ik had ook nooit de bedoeling, te ontkennen anders had ik niet zoo zorgvuldig alle paperassen bewaard en zelfs NA mijn arrestatie nog order gegeven, niets te vernietigen.

4).Als iemand dusdanig fout is als Jager zich moeite geeft te construeeren, hoeft men geen Philips Oppenheim stunts met verborgen microfilms uit te halen om dat te bewijzen. Dat doet men slechts als men iemand ten onrechte wil ophangen. "Framen", zooals de Amerikaansche term luidt.

5)De verklaring voor deze dialoog moet de volgende zijn:
Uiteraard had ik op mijn tochten wel eens een NSB-er bij mij; die dan ook bij Jager over de vloer kwam. Werd mij, in presentie van zulk een snaak de vraag gesteld: "Krijg jij later nu geen last met De GIL?", een vraag die mij wel vaker gesteld werd in mijn vreemde positie, dan kon ik moeilijk antwoorden: "Wel nee - ik heb illegale opdrachten ".
Als men gramofoon opnamen had gemaakt van gesprekken, die ik met Taubert of met Drewes 43 in Amersfoort heb moeten houden, waren er nog heel wat gekkere dingen vastgelegd.

Vast staat nu, dat ik nadat enekele nummers van De GIL waren verschenen, ben gaan medewerken op verzoek van Thijssen. Mijn motieven waren geenszins die van financieel gewin, doch zuiver een sportieve lust om het Duitsche spel te blokkeeren, vooral, omdat er een plan was tot het doorgeven der GIL-brieven aan de SD.

SEYFFARDT:
13-11-46
De opzet van de Postbus was in de eigen woorden van Thijssen: "Wij moeten een platform maken waarop de publieke opinie van pro en contra elkaar kunnen ontmoeten, zonder dat voor de anti's het gevaar bestaat, dat zij in moeilijkheden komen met de Duitsche politie wegens het bekend maken van hun meening".

Tijdens een maatijd, waarbij hij nog al wat had gedronken, vertelde Thijssen mij echter dat de SD deze brieven achteraf zou krijgen om te zien of zij er wijzer van kon worden.

Charlotte BEYER:
19-11-46
Bij het verschijnen van het derde nummer van de GIL werd een z.g. Postbus ingesteld, (welke ten doel had de reactie van het publiek op de Gil te peilen. Deze Postbus stond op naam van een bode van het R.K., genaamd Zadelhoff 44. Op geregelde tijden haalde deze de brieven af en deponeerde deze bij mij. Ik nam deze post door en haalde er datgene uit wat geschikt was om in een volgende GIL te beantwoorden. Ik stelde deze ter hand aan Thijssen of Dr. Haagn, die op hun beurt deze brieven aan v.d. Hout gaven. Van dez zijde van Proebsting werd er altijd sterk op aangedrongen, dat deze brieven aan Pr. ter hand gesteld zouden worden. Dr. Haagn is hier altijd tegen geweest en voor zoover mij bekend zijn er nimmer brieven bij de SD terecht gekomen.

PROEBSTING:
14-11-46
10-4-47
Het is een absolute onjuistheid, dat brieven welke binnen kwamen in de Postbus van De GIL aan mij of mijn Dienstelle ter controle moesten worden doorgezonden en het is mij onmogelijk mij te herinneren, dat mij, ook slechts een enkele maal door Dr. Haagn dergelijke brieven ter hand zijn gesteld ...
De verklaring van Jonker, waarin gezegd wordt dat ik aanwezig geweest zou zijn bij een bespreking welke gevoerd werd bij de overname van de verzorging van De GIL door uitgeverij Opbouw is niet juist. Ik ben nooit bij een dergelijke bespreking aanwezig geweest.

PROEBSTING:
14-11-46
Om de reactie van het blad bij het publiek te peilen werd een z.g. Postbus ingesteld. Deze werd door het R.K. geledigd en de inhoud gesorteerd. Wat er verder met deze brieven is gebeurd is mij niet bekend, doch zeker is, dat v.d. Hout nimmer met het lichten van de Postbus en het sorteeren van de brieven is belast.

Proebsting is nu natuurlijk zoo onschuldig als een lam. Het is onjuist dat Charlotte Beyer, in haar onbelangrijke positie als secretaresse uitmaakte welke brieven voor beantwoording in aanmerking kwamen. Dit is ook duidelijk een subtiele feeling-kwestie, die zelfs Haagn en Thijssen volledig aan mij ter beoordeeling overlieten. Als direct gevolg van de hevige animositeit tusschen Dr. Haagn (RK) en Pröbsting (SD), werden, zooals boven al blijkt, de brieven nooit tevoren gecontroleerd. Dit geschiedde als onderhandsche afspraak tusschen Thijssen en Probsting NADAT IK DE BREIEVEN AAN THIJSSEN HAD GERETOURNEERD!
Er werd bij mij steeds zeer sterk aangedrongen, eerst door Thijssen en later door Jonker, dat de brieven, welke ik kreeg snel werden geretourneerd aangezien zij verder moesten naar Proebsting. IK ONDERZOCHT AL DEZE BRIEVEN EN WAT MIJ GEVAARLIJK LEEK GING DE KACHEL IN.

F. Zadelhoff:
25-11-46
Omstreeks Februari 1944 moest ik, in opdracht avn Dr. Haagn een postbus op mijn naam aanvragen. De eerste weken kwam er hoegenaamd geen post binnen, daarna echter bij het verschijnen van het blad De GIL, kwamen er steeds meer brieven. Ongeveer twee à drie honderd per week ...
... daar ik spoedig bemerkte, dat de personen, die deze brieven schreven geweldig van leer trokken tegen de bezetter, vreesde ik, dat er zij er moeilijkheden mee zouden krijgen, zulks in verband met het feit, dat vele brieven anoniem waren, doch ook vele onderteekend, en de schrijvers te achterhalen waren.

OUDENDIJK:
(toegevoegd)
In verband met de GIL-kwestie vertelde v.d. Hout mij, dat de S.D. de bij de GIL binnenkomende brieven wilde gebruiken om anti-Duitsche personen op het spoor te komen. Zijn geheele streven was er op gericht deze brieven eerste in handen te krijgen zoodat hij kon vernietigen, wat voor de Duitschers van belang kon zijn. Ik heb zelf meerdere malen kunnen constateeren, dat hij de brieve betreffende brieven verbrandde.

J.A. BOOGERMAN
20-2-47
(toegevoegd)
... op mijn vraag of de blijkbaar nogal populaire GIL postbus niet het gevaar opleverde dat de Duitschers gegevens in handen kregen met betrekking tot al te naieve of openhartige illegale werkers, antwoordde hij (v.d. H.) met de grootste stelligheid, dat hij dergelijke brieven er tijdig uit kon halen.

C. VAN NISPEN
TOT SEVENAER
(toegevoegd)
Toen (v.d. Hout) in Februari of Maart 1944 medewerker aan De GIL werd, deelde hij mij mede ...
kort daarop gaf hij mij in een vertrouwelijk te kennen, dat het volgens zijn meening toch beter was het blad te liquideeren, 45 dat door middel van de brieven rubriek door den heer Thijssen de Nederlandsche belangen geschaad zouden worden ... (ik deelde dat vermoeden niet) ... desalniettemin achtte v.d. Hout het zijn plicht door het "behandelen" van de binnenkomende brieven, dat mogelijke gevaar te elimineeren...

Inderdaad begon mijn medewerking aan de GIL, als ik mij goed herinner, bij nummer 4. Als men de GIL editie in volgorde doorleest, ziet men, zoo markant dat hier geen toeval in het spel kan zijn, hoe de GIL tusschen nrs. 4 en 7 zijn grootste zwenking neemt.
      Door de illegaliteit werden de eerste nummers van DE GIL ook beschouwd als een zeer perfide propaganda - later wist nóch de illegaliteit, nóch de man op street meer hoe hij het had.
      De constructie als zou dus Thijssen niet capabel geweest zijn, een doeltreffende propaganda op touw te zetten, is onhoudbaar. Deze kwaadwillige constructie is totaal van Jager's suggestie afkomstig maar wordt door de feiten afdoende weerlegd.
      Ook in het geval van de Drie Stuivers Roman waarschuwde "Het Parool", zooals ik mij helder herinner, ertegen, omstreeks nummer drie, vóórdat ik zelf nog wist dat ik in het blad zou gaan schrijven.
      Eerst nadat ik mijn medewerking begon, werden deze bladen de giftanden uitgetrokken.

OVERLEG MET DE HAAGSCHE ILLEGALITEIT

In April of Mei 46 1944 zeide mijn buurman, Kapitein Lagerwerff mij, dat het, in verband met de heerschende verwarring over van deN Hout en van deR Hout, goed zou zijn, tegenover de Haagsche illegaliteit mijn figuur op te helderen. Ik had hier uiteraard geen bezwaar tegen. Daarop kwamen ten mijnent twee K.P. leden (Herweijer 47 plus diens assistent) en mej. Jacometti der L.O. aan welke ik al mijn papieren overlegde tot het begin van dat jaar (1944). Deze geheelde zaak werd door hen, gedurende dagen, buiten mij om nagetrokken, en het resultaat was volledige goedkeuring over het tot dusver gedane en bovendien een blanco volmacht om op eigen initiatief verder te werken, daar ik blijk had gegeven hiertoe volkomen capabel te zijn.
      Van de GIL sprak ik toen niet, daar deze affaire zich in een volkomen onoverzichtelijk en groen beginstadium bevond.
      Tusschen GIL no. 4 en 7 of 8 streefde ik er inderdaad naar het blad door het tè dol te maken, opgeheven te krijgen, zonder, indien mogelijk, daarbij zelf fout te loopen. Na No. 7 en het verdwijnen van Thijssen, was dit niet urgent meer, daar het blad verscheen, onschadelijk van aard, onder auspicien van den GDN.

CAGELING:
16-7-45
Ons doel was zooveel mogelijk bladen door de Duitschers uitgegeven, te saboteeren. Daartoe werd een zekere Boogerman aangewezen voor de .... (Hoofdgroep Vogel 48) ... om de GIL krachteloos te maken. In dien tijd was vdHout reeds bezig dit te doen ... hetgeen hem uitstekend gelukt is.
Ik heb toen Boogerman opdracht gegeven met VdHout samen te werken wat tot gevolg had dat begin Sept. 1944 het blad werd verboden 49.

Cageling :
(toegevoegde nadere
verklaring):
... de GIL in anti-Duitschen zin te infiltreeren en Duitsche propaganda te neutraliseeren. Di Die mogelijkheid was vooral aanwezig, omdat er eenige GIL medewerkers waren die systematisch de Duitsche opzet .... saboteerden. Een van hen was vdHout die regelmatig ... Duitschers en NSB-ers belachelijk maakte. Maar bovendien deed hij ook zeer belangrijk werk, naar Boogerman mij mededeelde, door gevaarlijke brieven, welke bij de GIL postbus binnenkwamen, te verbranden.
Dat de illegale kunstjes met de GIL slaagden, moet voor een groot deel aan v.d. Hout worden toegeschreven ...

BOOGERMAN:
20-2-47
(toegevoegd)
v.d. Hout stak in zijn artikelen zoo dikwijls op zoo openhartige wijze den gek met de Duitschers en de NSB-ers, dat ik hem wel eens heb gevraagd of hij niet bevreesd was dat wij te ver gingen. Hij antwoordde hierop, dat hij het als een aangenaam succès zou beschouwen indien de GIL dan maar werd verboden.

Op verschillende plaatsen en bij herhaling werden afleveringen van De GIL door Feldgendarmerie of andere Wehrmachtsinstanties, soms op instigatie van plaatselijke NSB-leiders, in beslag genomen.

C. VAN NISPEN TOT
SEVENAER. :(toegevoegd)
14-11-46
Bij een bepaalde gelegenheid verklaarde v.d. Hout mij dat hij lid was van de Redactie van de GIL. Zoo hij mij verklaarde kon hij nu gevolg geven aan een reeds eerder door hem en mij besproken plan om te trachten een blad uit te geven met toestemming van en beantwoordende aan de doelstellingen van den bezetter door dit blad ten dienste te stellen van de illegaliteit.

BOOGERMAN:
19-9-45
Zijn (v.d. Hout's) werkzaamheden bij De GIL, xxx ZOOWEL HET ORGAAN ALS DE RADIO UITZENDINGEN, geschiedden in overleg met Cageling van den GDN (Geheime Dienst Nederland). De werkzaamheden waren hoofdzakelijk gericht op het doorkruisen en saboteeren der Duitsche propaganda, terwijl voorts gevolg werd gegeven aan verzoeken en wenschen der illegaliteit. Dit kwam zeer sterk ot uiting in de correspondentie-rubriek van de GIL-Club.

E.O. VOGEL 50
25-4-46
Ik moet hierbij opmerken, dat van Duitsche zijde bepaalde nummers van De GIL niets als geheel Deutsch freundlich werden beschouwd. Men voelde de mogelijkheid, dat bedoelde nummers niet geheel aan het gewenschte doel: uiteindelijke pro-Duitsche propaganda, zouden beantwoorden ...

PROEBSTING:
14-11-46
Het is een absolute opdracht van het Rijks Comm. geweest en geen actie van v.d. Hout persoonlijk de GIL dusdanig in te richten, dat hij voor ieder leesbaar zou zijn. De propaganda van z.g. politieke zijde was, als middel daartoe, door het R.K. vastgesteld en heeft nimmer de daartoe gestelde grenzen overschreden.

Als vriend Proebsting anders gedacht had, was ik nu niet hier om het geval na te vertellen. Hoe kan men van een Duitscher ooit verwachten dat hij toegeeft bij de neus te zijn genomen?

OPHEFFING VAN DE GIL

PREOBSTING
14-11-46
Dat de opheffing van De Gil in September 1944 een gevolg was van een bevel van den Perschef van Seyss Inquart Ditmar 51 is uitgesloten, daar hij geenszins bevoegd was.

LEARBUCH 52:
15-1-47
... Inderdaad werd kort daarop door bemiddeling van Dr. Ditmar de uitgave van De GIL stopgezet ...

JAGER
1 9 - 2 -46
Eind 1944 werd de uitgave van De GIL gestaakt en wat de werkelijke reden hiervan is wist ik niet. WATERMAN ZELF GAF als reden op, dat zijn chef had gezegd, dat de tijden toch al woelig genoeg waren, zoodat de opruiende GIL beter kon verdwijnen.

VAN NISPEN TOT
SEVENAER.
(toegevoegd)
Toen v.d. Hout en ik kort na Dollen Disndag op het R.K. kwamen in verband met een financieelen kwestie over achterstallige Gil-drukorder betalingen werden wij naar den Duitscher Guse 53 verwezen, welke bij het hooren van den naam van het blad in woede ontstak. Verontwaardigd zeide hij: van de heele GIL niets te willen hooren. Bij den Duitscher Kruger 54 ... ging het evenzoo.
Een Duitscher, wiens naam ik mij niet meer herinner zei:
"Dieses Scheiseblatt hätte schon längst liquidiert sein sollen".
Het is een feit, dat de Duitschers de GIL reeds oge ongeveer April van twijfelachtige waarde begonnen te vinden. De NSB ging er heftig tegen te keer en kort daarop begonnen ook Duitschers er tegen te ageeren.
Dat het nog tot Dolle Dinsdag heeft kunnen voortbestaan, komt volgens mij door de zorgen die de Duitschers hadden door de invasie en door het feit, dat Dr. Haagn, om zijn gezicht te redden het tot elken prijs wilde handhaven. Zoodra Dr. Haagn vertrokken was, was ook De GIL van de baan.

SEYFFARDT
(toegevoegd)
Er bestaat geen twijfel dat De GIL in snel toenemende mate den Duitschers eene doorn in het oog was, omdat, zooals ik meerdere malen tijdens mijn werkzaamheden vernam, volgens hen De GIL meer kwaad deed dan goed. Het was Dr. Haagn die uit prestige overwegingen en koppigheid, daar De GIL zijn standje was, tegen deze vijandige strooming in, het blad deed blijven verschijnen. Toen vlak na Dolle Dinsdag Haagn was verdwenen hebben de achtergebleven Duitschers op het RK (Met name von Ditmar en Kruger) zonder uitstel een verder verschijnen belet.

LEARBUCH:
15-1-47
Het is mij bekend, dat De GIL, naar de meening van Dr. Haagn tot het einde toe aan het gestelde doel: de Duitsche propaganga, beantwoord heeft. De opheffing van het blad vond zijn oorzaak in het volgende: Daar in September 1944 de voorraad papi papier te gering werd ... heb ik de reeds aanwezig zijnde voorraad papier, welke gereed lag voor een nieuw nummer van De GIL benut voor de uitgave van dagbladen en er bij den Perschef Dr. Ditmar op aangedrongen, dat de uitgave can de GIL zou worden stopgezet.

SEYFFARDT
Toegevoegd
De Heer Learbuch lijkt mij volkomen ondeskundig op dit punt. daar hij met het blad De GIL totaal niets te maken had. Ik weet dit, daar ik hem bij mijn werk nimmer heb ontmoet. De papiertoewijzing ging geheel buiten hem om. Het papier tekort is door Ditmar als motief gebezigd om er niet rechtstreeks voor uit te komen, dat zij het blad niet vertrouwden.

JONKER:
4-12-46
De uitgave van De GIL heeft plaatsgevonden tot September 1944, terwijl de stopzetting zijn oorzaak vond in het vluchten van het R.K.

LEARBUCH:
15-1-47
... het stopzetten van de uitgave door Ditmar ... leiidde tot groote conflicten met den opdrachtgever van De GIL, Dr. Haagn, daar deze De GIL als een belangrijk blad beschouwde ...

En dit is volslagen waanzin, en fantasie, daar Dr. Haagn voor 55 het stopzetten van De GIL was gevlucht en nooit meer op het R.K. is teruggekeerd.

Door Jonker en Proebsting zijn later hardnekkige pogingen gedaan om De GIL in een gewijzigde vorm weer te laten verschijnen.

JAGER:
19-2-46
Waterman vertelde mij, dat Proebsting hem zou helpen met het weder oprichten van De GIL in Januari 1945.

PROEBSTING:
14-11-47
Begin 1945 zijn op verzoek van Dr. Haagn pogingen in het werk gesteld om De GIL weer op te richten. De bespreking hieromtrent werden gevoerd met de Uitgeverij Opbouw te Amsterdam, waarvan de Hoofdredacteur, de heer Jonker, na het verdwijnen van Thijssen, reeds met de leiding van De GIL was belast geweest. Om financieele redenen is dit niet doorgegaan.

BONSEMA 56:Na dien is het voorstel tot her-uitgifte ter sprake gekomen, doch dit kon in verband met de ontstane moeilijkheden bij de verspreiding geen doorgang vinden.

C. VAN NISPEN TOT
SEVENAER
(toegevoegd)
Wat betreft de poging tot het doen herverschijnen van De GIL, maanden later, kan ik verklaren, dat in October of November 1944 Jonker order gaf een nieuw blad te zetten. Dit moest buiten Nederland en onder de arbeiders in Duitschland worden versprei verspreid. Van October af tot aan de bevrijding heeft het zetsel klaar gelegen en herhaalde malen is Jonker geweest of heeft hij opgebeld of het werk haast klaar was, maar het was nooit gereed omdat v.d. Hout het zaakje van maand tot maand sleepende hield, door copy zoek te maken of deelen van het zetsel te laten wegwerpen, door te zeggen dat hij nieuwe copy moest schrijven. Dat door hem hier opzettelijk sabotage werd bedreven is mij bekend.

DE RADIO-GIL
Jager:
19-2-46
... Waterman had nml. intusschen de Radio-Gil Club opgericht. Wij suggereerden hem, dat hij door middel van de Radio Gil illegale codes kon uitzenden. Door dit te doen zou hij niet behoeven te vluchten ... Hij ging hiermee direct accoord. De bedoeling van de Radio-GIL Club was om Nazi-propaganda te maken ... de teksten werden voor het grootste gedeelte geschreven door Waterman 57 en uitgesproken door Nan de Marez Oyens, genaamd Leonie Miller. Deze laatste was er door Waterman in gehaald met de bewering, dat zij door deze teksten uit te spreken illegaal werk verrichtte. Het was ons op dat moment te riskant haar in te lichten.

Riskant? Zeker niet uit illegaal opzicht, want Jager, Visser, Nan de Marez Oyens en ik werkten samen bij het ‘s nachts, met groot risico, uit de kasten van den Reichs Rundfunk stelen van Ausweise en stempels, teneinde zoo valsche Duitsche papieren te maken voor illegaal gebruik. Maar als Jager haar verteld had welk vuil spel hij met mij speelde zou zij mij onverwijld hebben gewaarschuwd. In dit opzicht was het inderdaad riskant.

JAGER:
19-2-46
Een zekere Jonker was de zakelijke leider van de GIL-Club. Proe

PROEBSTING:
14-11-46
Jonker voornoemd was na de oprichting van de GIL belast geworden met het samenstellen en het uitzenden van de Radio GIL.

Nan de MAREZ OYENS:
3-12-46
In Juli 1944 sprak ik met v.d. Hout en hij verzocht mij, mijn medewerking te willen verleenen aan een nieuw zot plan van hem ... Op een bepaalde manier was hij (zoo zei hij) in de gelegenheid gekomen voor de Radio een programma uit te zenden van Amerikaansche platen. Hij verzocht mij het uitsprekken van de daarbij behoorende teksten voor mijn rekening te willen nemen. Ik vroeg hem hoe het mogelijk was zulks gedurende de bezetting te doen. V.d. Hout verklaarde mij, dat de opzet afkomstig was van de zijde der illegaliteit en ik, overtuigd zijnde van zijn goede Nederlanderschap, ben hier dan ook van overtuigd geweest.

JONKER:
4-12-46
Ik ontken, dat het initiatief tot het oprichten van de Radio GIL van mij is uitgegaan.
De brieven, welke op de uitzendingen binnen kwamen werden door Taubert in ontvangst genomen.

GROENEWEG 58:
25-1-47
Aan de Radio-GIL was een postbus verbonden, waarvan de brieven ongeopend aan v.d. Hout ter hand werden gesteld en door hem geopend werden.

TOLLEMAN 59:
25-1-47
De correspondentie welke op de GIL binnenkwam, ging, voorzoover mij bekend, ongeopend naar v.d. Hout.

Carola Brünhilde
STEINKE 60
5-2-47
Vanaf begin 1944 tot Maart 1945 was ik te Hilversum werkzaam als secretaresse van Dr. Taubert, leider van het Radio toezicht. De brieven, welke naar aanleiding van de uitzending binnen kwamen werden door iemand van de studio afgehaald en bij mij gedeponeerd. Ik zag in den aanvang de brieven door, zuiver uit belangstelling en gaf deze brieven door aan v.d. Hout. Later werden de brieven ongeopend op mijn bureau gereed gelegd. Een order, dat de post door mij of door Ir. Taubert nagezien moest worden, bestond niet.

Nan de MAREZ OYENS:
3-12-46
Deze 61 postbus (No. 2 te Hilversum) ledigde, is mij niet bekend. De brieven zelf vonden wij altijd op het bureau van de secretareesse van Taubert. Gedeeltelijk waren deze brieven geopend en gedeeltelijk gesloten.

Hieruit blijkt overduidelijk dat ik de voor-censuur had, op alle GIL brieven, welke, (en hier blijf ik bij) nadat ik ze aan Jonker terug gaf, verder gingen naar Proebsting. Ik ben overtuigd, dat ik, gezien de kwaliteit en hoeveelheid, welke in 62 de loop der maanden vernietigde menschen groote moeilijkheden heb weten te besparen. De brieven werden niet geselecteerd vóór ik ze in handen kreeg, zooals duidelijk kan worden vastgesteld: bij de Radio GIL niet en evenmin daarvoor 63 bij de gedrukte GIL.

UIT PROCES VERBALEN:In de Nederlandsche dagbladen is door de PRA een oproep geplaatst geworden, waarin al diegenen die door het schrijven van brieven aan de GIL en aan de gelijknamige radio-uitzendingen in moeilijkheden waren geraakt, verzocht werd, die aan voornoemde instantie te melden.
Op deze oproep zijn geen klachten binnen gekomen 64.

Toen bij de treinstaking in September contact niet te krijgen was, bleef ik in Den Haag, overtuigd dat de Radio GIL daardoor zou overlijden. Zonder reden en op onverantwoordelijke wijze heeft Jager (N.B.!) de voortzetting van de Radio GIL op zijn verantwoording.

JAGER:
19-2-46
Tijdens de woelige dagen na Dollen Dinsdag heb ik van de algeheele verwarring gebruik gemaakt om zelf een tekst voor de GIL te schrijven, die dusdanig anti-Duitsch was, dat Waterman naderhand hierover razend was en vroeg of ik gek was geworden.

Jager had totaal geen gevoel voor politieke of andere nuances en lei het er zoo dom-dik op dat het mijn heele spel in de war kon gooien. In gesprekken met Duitschers maakte hij ook de meest ontstellende blunders.

De MAREZ OYENS:
3-12-46
Daar v.d. Hout omstreeks Dolle Dinsdag door vervoers moeilijkheden niet verscheen, heb ik tezamen met een kennis van mij en v.d. Hout, Jager, een programma samengesteld. v.d. Hout bleek bij zijn her-verschijnen over deze programma's zeer tevreden te zijn.

Zij droeg de verantwoordelijkheid voor het voortzetten ook niet, maar Jager.

De MAREZ OYOENS:
3-12-46
Voor zover ik mij kan herinneren hebben de uitzendingen plaats gevonden van Juli 1944 tot eind Februari 1945. In den aanvang hadden wij een 65 uitzending per week, wat na eenigen tijd ophield is opliep tot vier per week om daarna weer terug te keren tot het oorspronkelijke aantal van één per week.

Door mijn toedoen. Ik bracht de uitzendingen terug tot één per week en die uitzendingen hield ik op het meest ongunstige uur: na 9 of half tien in den avond, als de me este radio centrales al waren uitgeschakeld. Dit kan alleen gezien worden als sabotage werk, doch ik wijs er op, dat dit terugdrukken op één uitzending pas geschiedde door mij, nadat de uitzending der z.g. illegale codes niet meer geschiedde. Tot dat tijdstip drongen Jager en Visser er met klem op aan, de GIL uitzendingen te doen voortduren, daar volgens hen er heel veel afhing van het contact dezer snelle berichtgeving over het geheele land. Hun provocatie welke met groote sluwheid werd uitgedacht is uitsluitend ene alleen verantwoordelijk 66 dat zij de GIL uitzendingen na Dolle Dinsdag continueerden en ook daarna kostte wat het kost in stand wilden houden, alleen om mij te kunnen belasten met de verantwoordelijkheid hiervoor.

HONOREERING VAN DE GIL

Jager:
(19-2.46)
Voor de GIL Club ontving v.d. Hout ongeveer Fl. 400 per keer en dit soms driemaal per week.

Charlotte Beyer:
(19-11-46)
Met zekerheid weet ik dat hem Fl. 15oo,- per nummer van de GIL werd betaald.

Proebsting:
(14-11-46 )
Volgens verklaring van Mej. Beyer, secretaresse van Dr. Haagn, ontving v.d. Hout voor iedere aflevering van de GIL een bedrag ad Fl. 15oo,-

Jonker:
( 4-12-46)
Als ik mij wel herinner, ontving v.d. Hout Fl. 500,-per uitzending.

Geert Ruygers 67:
()2-8-1945):
... vast staat ... dat de medewerkers van de GIL voor dit werk ruim betaald zijn ...

C.B. Steinke:
( 5-2-47))
... terwijl v.d. Hout voorzoover ik mij herinner ongeveer Fl. 5oo per uitzending ontving ...

Alle bovengenoemde bedragen zijn onjuist. In het geheele dossier wordt niet één correct honoreeringscijfer genoemd, waarvan dan ook, - een gevolg van BNV en PRA suggestiewerk. Zoo is bijvoorbeeld Fl. 15oo,- het totaal bedrag dat voor alle medewerkers en alle redactiekosten was uitgetrokken! Ik ontving hiervan slechts een fractie welke varieerde volgens de grootte der bijdrage van elk nummer, terwijl de onkosten welke zeer hoog konden zijn, daarvan moesten worden afgetrokken.

DE LEUGENS BETREFFENDE DEN S-2 ZENDER

JAGER:
(19-2-46)
Ik wil hier even memoreeren dat Waterman tot de enkele, door de Duitschers bevoorrechte personen behoorde die, evenals Max Blokzijl 68, vanuit het Hoofdkw. van den ReichsRundfunk, Melkpad 2, mochten uitzenden.

Jager behoorde zelf ook tot die bevoorrechten. Hij was medewerker aan de eerste GIL uitzendingen! Ook de allereerste! Ook hier hier heeft Jager bewust-malicieuse discriminatie toegepast. Weer blijkt hoe leugenachtig Jager's verklaringen zijn.

JAGER :
(19-2-46)
Een enkele keer schreef ook Tonneman, van den Kampfsender S-2 den tekst voor de Radio-GIL club.
WATERMAN VERKLAARDE MIJ, dat hij ook teksten voor den Kampfsender S-2 schreef ... Ik heb hem bovendien teksten daar zien schrijver die hij aan Tonneman overhandigde, waarop deze zeide:
      "Noteer het even ... dan zenden wij het dan en dan uit".
Wat Waterman voor zijn werk bij den Kampfsender S-2 ontving is mij niet bekend ...
... tegen het einde van den oorlog is Seiss Inquart enkele malen op de redactie Tonneman in Hilversum verschenen. Ik heb dit zelf niet gezien, maar Tonneman heeft het mij verteld.

Er wordt wel ontzettend veel "Verteld" in Jager's verhaal.

GROENEWEG:
(25 Jan.47)
Verder is het mij bekend dat v.d. Hout de teksten schreef voor den S-2 zender die onder leiding stond van een zekere Cors Tonneman.

VAN HOOF:(8-2-47))Voor deze zender (S-2) leverde, behalve ... ook van den Hout de teksten. Zulks is mij met zekerheid bekend, daar ik mij in het uitzendlokaal bevond en aanvankelijk medewerking verleende. Meerdere malen heeft v.d. Hout mij teksten ter hand gesteld welke Tonneman heeft doen uitzenden.

TONNEMAN (Programma-
leider S-2):
27-1-47
De reeds genoemde zender S-2 waarvan ik de programma's samenstelde en die in Hilversum stond .... V.d. Hout heeft nimmer programma's voor deze uitzendingen samengesteld of op eenigerlei wijze zijn medewerking aan den S-2-zender verleend.
Inderdaad heeft hij mij wel eens programmas ter hand gesteld, doch dit was voor de GIL club.
Hij deed dit wanneer hij des avonds geen tijd had bij de uitzending aanwezig te zijn en mij dan werd verzocht in zijn plaats het toezicht op de uitzendingen te willen houden.

Aangezien Rechercheur Hertog van het BNV, volgens zijn eigen latere verklaring, in den aanvang met Jager onder één hoedje speelde, en eerste later, op eigen toeren, ontdekte, "dat Jager niet deugde", heeft Hertog toen hij merkte dat de zaak heel anders lag, zich snel van het geval afgemaakt met een z.g. "rapport"69 vol gaten, vraagteekens en insinuaties, trachtend het geval te redden met een advies tot psychiatrisch onderzoek.

De PRA, later het geval in handen krijgend, wilde met alle geweld de vicieuse interpretatie van Jager gelooven, en is in dit spoor op jacht gegaan naar bewijsmateriaal, daarbij verklaringen suggreerend welke elkaar natuurlijk op de meest aperte wijze gaan 70 tegenspreken!
Jager liegt in de eerste instantie bewust.
Groeneweg is zijn helper in de sabotage-kwestie (zie achter).
Henri van Hoof zegt "Het zal wel zoo zijn" ..
Tonneman, de eenige die het weten kan, zegt "Nooit meegewerkt".

CONTRA SPIONNAGE BIJ DE EINHEIT GERLACH EN ARNHEIM ZENDER

In December 1944 kreeg ik een boodschap, mij ten snelste in verbinding te stellen met Boogerman, die sinds 1941 spionnage en sabotage verrichte voor den Geheimen Dienst Nederland, den Haag. Ik refereer mij aan de getuigenverklaringen:
BOOGERMAN:
(toegevoegd)
Dat ik ... overtuigd was van de goede trouw van van den Hout moge blijken uit het feit dat ik later in de uiterst gevaarlijke spionnage-affaire bij den Duitschen Geheimen Dienst weer met hem samenwerkte.

OUDENDIJK:
(toegevoegd)
Van van den Hout en ook Cageling zelf vernam ik, dat laatstegenoemde werkte voor den Geheimen Dienst Nederland. Ik heb zelf aan Cageling een Roode Kruispas kunnen bezorgen voor zijn koerier naar het bevrijde Zuiden. Behalve voor de groep van Cageling werkte v.d. Hout nog ...

CAGELING:
(toegevoegd):
Over het een en ander heb ik destijds ruggespraak gehouden met het hoofd van mijn verzetsgroep "Groep Vogel" in den GDN.
In December 1944 heeft Boogerman zich via mij van het hoofd van de groep "Vogel" opdracht gekregen, zich in dienst te stellen van een Duitsch bureau te Amersfoort dat ondermijnnende propaganda-pamfletten wilde vervaardigen voor de Britsche troepen in Brabant, met het doel om de uitgave te saboteeren en de eventueeele tekst tijdig in handen te krijgen.

Voor dit doel vroeg Boogerman mij of hij gebruik mocht maken van de diensten van van den Hout, die deze ook aangeboden had. Ik heb hierin toegestemd ... dit plan is uitnemend geslaagd. ...

VOGEL (van SD).
(25-4-46).
Ik kan hier nog aan toevoegen, dat ik ervan ik kennis werd gesteld dat Waterman in 1944 contact onderhield met leden van den GDB, o.a. Cageling en Boogerman.

In het dossier is hier met rood potlood de notitie bij gemaakt":
"Wanneer werd hij daarvan in kennis gesteld? Na Mei 1945? Door Cageling?" ...

Bij de PRA scheen het blinde idée fixe te bestaan, door Jager in de wereld geholpen, dat de GDN opdrachten van mij achteraf, dus na mijn arrestatie, zijn gearrangeerd. Om dit denkbeeld totaal em grondig uit te roeien laat ik volgende verklaringen volgen:
VOGEL (Sd-man):Ik kan hier nog aan toevoegen, dat ik ervan in in kennis werd gesteld dat Waterman in 1944 contact onderhield met leden van den GDN, o.a. Cageling en Boogerman.

OUDENDIJK:
(toegevoegd)
... de juistheid hiervan ... werd mij bevestigd door de mij bijgewoonde gesprekken tusschen Cageling, Boogerman, W.H. Jager, Jan Visser, mej. Jacometti en v.d. Hout, waaruit onderling e samenwerking op illegaal gebied duidelijk bleek.

Seyffardt:
(13-11-46)
... onze bedoelingen, de GIL na den oorlog voort te zetten ... Deze z.g. "Vrije GIL" zou de medewerking hebben van Cageling, Boogerman en mij. Van den Hout werd door Cageling, die hoofd-redacteur zou worden, om mij niet bekende redenen uitgeschakeld.

De verhouding tusschen Seyffardt en mij was, vanaf begin 1944, een zeer vijandige. Dit is algemeen bekend bij wie ons kende. Wij vermeden zelfs elkaar te ontmoeten. Het denkbeeld in één blad te werken met Seyffardt kwam niet in mijn hoofd op en Cageling wist dit. Het kan bij mij, zooals zelfs de PRA opmerkte, nooit construeeren, dat ik DE GIL "goed" wilde maken om er na den oorlog aan te verdien. Jannink 71, in zijn verklaring, rept ook 72 opvallend niet over mij:

JANNINK:
(ongedateerd):
Voornoemde personen, (vdHout en Thijssen), kwammen geregeld bij Seyffardt op bezoek en zooals zij mij verklaarden moest de geheele opzet van de GIL als een grap worden beschouwd.
Uit de gesprekken die ik meermalen met Seyff. had bleek mij dat het de opzet was, het blad na den oorlog voort te zetten ....
In dien tijd kwam er bizj bij Seyffardt geregeld een zekere Swart op bezoek, welke Swart, zoo als mij later bleek, Cageling genaamd was. Voor dien had ik nog nooit van dezen persoon gehoord ....

Seyffardt:
(13-11-46))
Deze Cageling voornoemd zou, volgens zijn verklaring, de medewerking van v.d. Hout en mij, volkomen dekken.

Seyffardt:
(nadereqverkladring
toegevoegd)
Kort na het definitief uitschakelen van Thijssen als hoofdredacteur - dit zal ongeveer Juni geweest zijn, ik meen mij te herinneren ongeveer nummer 7, is de GIL verschenen onder auspicien van den GDN te den Haag. Als tusschenpersoon fungeerde eerst J. Boogerman, lid van den GDN en later Cageling, met wien ik besprekingen had betreffende het voortzetten van de GIL na de bevrijding. Cageling verzekerde mij, in contact te staan met Londen, met name Kruls 73.

Met W.H.M. van den Hout had ik in deze periode geen contact ... Het is mij wel bekend, dat ook h hij in relatie stond met Boogerman en Cageling in hun kwaliteit als GDN werkers.

Van Nispen tot
Sevenaer
:
(toegevoegd)
... Toen de GIL eenmaal verscheen na voorafgaande SD, censuur, en met medeweten en fiat van Londensche instanties was het niet urgent meer, de GIL te laten verdwijnen.

En als er na het bovenstaande nog twijfel mocht bestaan aan de oprechtheid van deze illegale opdrachten van de zijde van den GDN, voeg ik hieraan toe het letterlijke afschrift van een verhoor dat IN 1944! werd afgenomen aan een der gevluchte directeuren van de NSB-uitgeverij "Opbouw", te Amsterdam. Dit verhoor is vermoedelijk afgenomen door de SD of Gestapo. Het origineel dat toevallig in mijn bezit is gekomen, berust ten advocate. Het is door Bontsema geparafeerd.

Allereest wat Bontsema Jonker tegenover de PRA heeft verklaard, over de GIL verhoord:
Bontsema Jonker:
(4-12-46)
... eenige dagen na Dolle dinsdag verklaarde een der directeuren van de Uitgeverij Opbouw genaamd Bontsema, mij, dat Boogerman in de vergadering van de Directie was gekomen met de verklaring dat er van illegale zijde geen bezwaren waren tegen her-uitgifte van DE GIL en dat dit blad na de bevrijding onder nieuwe leiding kon worden voortgezet ....



Zie voor Verklaring 74volgende pagina.




V E R K L A R I N G


Ondergeteekende, Roelof Albertus Bontsema, wonende te Amsterdam, Apollolaan 129, Directeur der N.V. Nederlandsche Uitgeverij Opbouw te Amsterdam, verklaart hierbij het volgende:
"Begin September 1944, juist tijdens de dagen dat in Holland de bekende geruchten de ronde deden als zouden de Engelschen snel oprukken naar den Haag en Amsterdam, kwam de heer Boogerman, die kort geleden in dienst was getreden van de Ned. Uitg.IJ "Opbouw" .... ... bij mij met een vertrouwelijke mededeeling.

Boogerman was n.l. door mij in den waan gebracht dat ik eenigszins met de "andere zijde" wilde medewerken. Hij kwam toen door middel van eenige "borrels" in een mededeelzame stemming en vertelde mij, dat het 14-daagsche blad DE GIL, waaraan ook hij als medewerker was verbonden, steeds was verschenen met medeweten en z.g. goedkeuring van de illegale beweging en dat hij al dien tijd als verbindingsschakel had fungeerd.
Vandaar dat hij en de heer Seyffardt immer zooveel mogelijk hadden getracht tegen de Duitschers en de NSB-ers te intrigeeren in de GIL. Eveneens deelde hij mij mede, dat dat het de bedoeling was xxx om DE GIL, ook na de Engelsche bezetting, verder te doen verschijnen en dat één nummer reeds geheel klaar was .......
..... Boogerman trad n.l. op als verbindingsman voor een gewezen Nederlandsch stafofficier ....

(Volgen nog 29 regels verklaring welke van den Hout, Cageling, enz.75, niet re niet rechtstreeks betreffen), en ook voor hen in geenen deele belastend zijn).



Berlijn, den 1.sten November 1944

eigenhandig geparafeerd door Bontsema.





In hoeverre Cageling en Nieuwenhuis 76 ( de laatste chef GDN), integer zijn kan ik niet uitmaken en regardeert mij niet. Ik had in dien tijd nog 77 de competentie noch de macht om uit te maken in hoeverre iemand al dan niet met zijn illegale volmachten binnen de orders 78 van zijn opdrachtgever Kruls bleef. Dat Cageling met Engeland in contact stond ik, wist ik, mede door zijn spionnagewerk in andere zaken, waarvan ik op de hoogte was. De responsibiliteit voor zijn verzekering dat hij door Generaal Kruls was gemachtigd, berust bij Cageling.

Ik wil hier uitdrukkelijk aan toevoegen dat ik Cageling reeds in Nationaal Front kende, als een bedachtzaam en overwogen oud-marine-officier en vroeger admiraal van Generaal Furstner 79. In 80 wist dat hij belangrijk spionnagewerk deed en er waren totaal geen termen om aan te nemen dat Cageling iets anders is dan een volkomen bona fide illegaal werker van belangrijke allure die zijn mond niet voorbij praatte.

Van Cageling, eerst via Boogerman en kort daarna van Cageling zelf, kreeg ik de volgende opdracht bij de Einheit Gerlach in Amersfoort:
1 ).Nagaan of hier een prae-organisatie der Weerwolven achter stak.
2).Alle tekst van eventueel werk en het plan de campagne terstond ter doorseining doorgeven.
3).Saboteeren waar mogelijk.

Het bleek spoedig, dat het propagandawerk van Drewes (Gerlach), voor wat het drukwerk betrof in Amersfoort werd gedaan, terwijl een parallel-campagne over den Arnhem-zender moest gaan loopen.
Cageling's opdracht bereikte ons einde 1944 en ons werk ving aan ongeveer begin Januari, 1945.

Volkomen logischerwijs nam ik, die elke week enkele dagen in de Hilversumsche Studio was, den Arnheim zender voor mijn rekening terwijl Boogerman in Amersfoort bleef. Ik wijs er op, dat ik GEEN LETTER VOOR ARNHEIM DEED ALVORENS IK DAARTOE WERD GENOODZAAKT DOOR DEN DRANG VAN DREWES ACHTER ZIJN CAMPAGNE! Voorts is niet één bericht van de Drewes campagne door Arnheim uitgezonden.

Deze ongrijpbare doch duidelijke sabotage bracht Drewes eenmaal zoover dat hij mij wilde laten arresteeren door de Feldgendarmerie, hetgeen Boogerman hem uit het hoofd wist te praten.

Ook bij deze Amersfoort en Arnheim-affaire hebben Jager en Visser op crimineele wijze geprovoceerd door (onwetend van mijn GDN-opdracht) een illegale opdracht van het HK. te Amsterdam voor te wenden.

Toen zij later mij deden arresteeren en deze opdrachten ontkenden, meenende, mij zoo in de lucht te kunnen laten hangen, was het voor hen een zeer onprettige verrassing dat ik steeds in overleg met den GDN te den Haag had gewerkt. Daarop hebben zich al het mogelijke gedaan het BNV te Amsterdam te suggereeren dat deze opdracht achter af was gearrangeerd. Dit funeste idée fixe heeft sindien door het geheele onderzoek heen gezweefd en al deze verwrongen, hopeloos tegenstrijdige verklaringen veroorzaakt.

JAGER:19-2-46Ik wil hier even noteeren, dat Proebsting een zeer machtig iemand was, die hem (vdHout), altijd en overal de hand boven het hoofd hield.

Ik wil hier even noteeren, dat Ik Probsting 81 nooit heb gezien noch gesproken, en niet het geringste contact met hem had.

JAGER:
19-2-46
Waterman ... was in het bezit van een Ausweis waaruit bleek dat hij beschouwd werd als Wehrmachtsangehörige 82.

Bewuste verdraaiing: Ik had een papier waarop auto's, treinen en booten voor zoover zij plaats hadden, VERZOCHT werden mij mede te nemen.

Het geheel verhaal van Jager is één samenweefsel van ware feiten en insinuaties: een patroon van leugens en verdraaiingen op een raam van enkele juiste feiten. Hoeveel moeite ik me ook gegeven heb, de PRA te verwijzen naar de personen die de juiste toedracht zouden kunnen mededeelen, buiten mij om en objectief, .. zoodra men bemerkte dat de zaak niet lag en niet kon liggen zooals Jager die voorstelde, schoof men het geval af.

De sleutelverklaring is die van Karel Edmond Oudendijk, zoon van Generaal Oudendijk, welke beiden buren van mij waren in de van Imhoffstraat, waar ik vanaf 1941 heb gewoond.

Deze verklaring staat uitteraard niet op zichzelf, maar wordt geschraagd of kan worden geschraagd door getuigenissen van personen welke óf ten mijnent woonden in 1944 óf daar geregeld over den vloer kwamen.

VERDERE LASTERLIJKE BESCHULDIGINGEN VAN JAGER

Jager:
19-11-46
Einde 1944 vertelde van den Hout mij het volgende:
      Door middel van de Radio GIL was hij in contact gekomen met enkele personen die de uitzendingen beluisterden en naar aanleiding daarvan een onderhoud met hem zouden hebben. De namen van deze personen en het aantal is mij niet bekend. De bijeenkomst zou plaats vinden in het café "Victoria" te Hilversum.
      Kort nadat de personen waarmee v.d. Hout een onderhoud zou hebben, waren binnengetreden, kwamen enkele personen van den SD. binnen, die de personen, waarmede v.d. Hout een onderhoud had, arresteerden.
      Voorzoover ik uit het gesprek op kon maken, was Nan de Marez Oyens bij dit gebeuren aanwezig.

Ik was op dat tijdstip sinds enkele dagen in den Haag.

GROENEWEG:
25-1-47
Oyens is echter gedurende deze dagen met mij in Friesland geweest.

GROENEWEG:
25-1-47
... kan ik verklaren, dat, zooals Mevr. de Marez Oyens mij vertelde, een zekere Plump 83 verbonden was aan de radio en naar Oyens toe kwam en haar vroeg wat zij met de GIL had uitgevoerd. - Oyens verklaarde, haar niet te begrijpen daar zij eenigen tijd niet op de GIL was geweest. Plump vertelde haar toen dat zij, in de z.g. SS-kroeg (Victoria-Bar) te H'sum komende, was uitgescholden voor alles wat leelijk was. Zij werd namelijk vaak voor de zoogenaamde GIL-griet aangezien en in dit verband ervan beschuldigd eenige GIL club leden die een brief geschreven hadden aan de GIL club, waarin een afspraak was gemaakt de leden van de GIL-club op een bepaalde plaats te ontmoeten en die hiertoe als Rendez-vousplaats de Victoria Bar opkregen, te hebben laten arresteeren.
      Oyens is echter gedurende deze dagen met mij in Friesland geweest ...

UIT PROCES VERBAAL :"Bij onderzoek is mij, verbalisant, gebleken, dat de arrestatie in de Victoria-Bar te Hilversum (zie de verklaring van W.H. Jager), niet het gevolg is geweest van handelingen van W.H.M. van den Hout. "

JAGER:
19-11-46
... het is mij bekend, dat vdH. tezamen met een zekere Hr. Steinmetz 84 die tegenover hem in de v. Imhoffstraat woonde, goederen uit een verlaten perceel gehaald heeft. Dit perceel was voordien bewoond door Joden en was eveneens in de v. Imhoffstraat.
      Tijdens het bombardement van het Bezuiden Hout heeft vdHout tezamen met zijn vrouw 85 een deel van die goederen welke opgeslagen waren bij Steinmetz weer uit het verlaten huis van Steinmetz gehaald. Bij die gelegenheid zakte de vrouw van vdHout door een vliering en brak haar been. Vorenstaande is mij bekend UIT DE VERKLARING VAN VDHOUT!

Ook het navolgende is mij, EVENEENS UIT DE VERKLARING VAN VDHOUT BEKEND: Op den weg den Haag-Utrecht kreeg vdH. een gebrek aan zijn rijwiel. Aldus zijn weg loopende voortzettend ontmoette hij een eveneens te voet zijden 86 Duitscher. Op voorstel van vdHout is toen voor beiden van voorbijgangers een rijwiel gevorderd. Nadien zou vdHout nog twee à driemaal in het bezit van een rijwiel zijn gekomen ...

De helft van wat hij beweert ontleent hij zoogenaamd AAN VERKLARINGEN VAN MIJ. Op die wijze wordt het moeilijk voor mij getuigen aan te halen, en ik kan alleen verbijsterd ontkennen, maar het odium van al deze vuilspuiterij blijft hangen. De laster inzake de Steinmetz-affaire wordt gelukkig volkomen rechtgezet:

K.E. Oudendijk:
29 Maart 1947
... Tegenover ons in de straat woonde een zekere Hr. Steinmetz. Deze Steinmetz had van een client van hem (welke van Joodschen bloede was), de opdracht gehad, de inventaris van zijn woning onder zijn beheer te nemen. Daar het St. onmogelijk was, al deze goederen in zijn huis op te slaan, verzocht hij aan enkele personen, waaronder ook vdHout, een gedeelte der goederen over te nemen. - Zulks is geschied en deze goederen zijn na de bevrijding aan den Joodschen eigenaar, genaamd Strich, overhandigd. -
      Kort na het bombardement betrad vdHout de woning van Strich83 om, daar deze afwezig was, te controleeren of alles in orde was.
Bij deze gelegenheid vond vdn den Hout zooals hij mij verklaarde, de achterdeur geopend, terwijl er goederen kennelijk klaar stonden om afgehaald te worden. Om mogelijke diefstel te voorkomen ....... besloot hij (vdH) een deel der goederen uit het huis van Steinmetz naar zijn huis te brengen ....
      Na de bevrijding ... wendde mevr. vdHout zich tot mij en verzocht, haar te raden wat in deze het beste zou zijn. Daar ik ervan overtuigd was was dat hier gehandeld was met in uiterlijk vreemde doch in feite zeker goede bedoelingen stelde ik haar voor, de Haagsche politie nauwkeurig op de hoogte van het gebeurde te brengen.
      Zij stemde hier volkomen mee in ...

UIT HET PROCES VERBAAL:      Bij onderzoek aan het Hoofdbureau van Politie te den Haag, Afdeeling Archief, is mij, verbalisant gebleken, dat op 28 Mei 1945 een schrijven binnengekomen is van mevr. vdHo vdHout-Grossouw, waarin zij aangifte doet van het feit dat zij in het bezit is van goederen welke het eigendom waren van den Jood Strich. De wijze waarop zij verklaart in het bezit van deze goederen te zijn gekomen, stemt over een met bovenstaande door den heer Oudendijk afgelegde verklaring.
      De door mevr. van den Hout gedane aangifte is in behandeling genomen, afgedaan en in het archief opgelegd oner No. 1945-6558/XX-SF-

Ik vertrouw dat uit het bovenstaande de kwaadwillige aanleg waarmede alle gebeurtenissen lasterlijk worden verwrongen, duidelijk is geworden.

ALLE verklaringen van mij worden overal gestaafd - geen enkele van mijn stellingen, - behoudens details waarin ik mij evengoed kan vergissen als ieder ander - is onwaar gebleken.

Alle bewust-leugenachtige of uitgelokte verklaringen van anderen spreken elkaar op tallooze punten tegen. De aanstichter van dit alles Jager, wordt op de eene valsche bewering en de eene leugen na de andere betrapt.

Als Quintéssence van de zaak breng ik de volgende punten naar voren :
1).Ik had er een sportief genoegen in, het Duitsche spel te doorkruisen en hun bouwsel van binnenuit te sloopen.

2).Ik voer hierbij niet slechts op eigen kompas, doch hield daarbij voeling met illegalen die nimmer met mij van meening verschilden.

3).Geheel afgezien van deze illegale voeling, sanctie en opdrachten houd ik staande en kan ik aan ieder intelligent, objectief mensch DUIDELIJK AANTOONEN DAT DE DEN DUITSCHERS TOEGEBRACHTE SCHADE VELE MALEN GROOTER WAS DAN EEN MOGELIJK VOORDEEL.

4).In de jaren 194o, 1941, ‘42 toen zeer velen Duitschland een goede kans gaven den oorlog te winnen - (doch ik niet!) - hield ik mijn voet strak-anti-Duitsch. Dit kon zelfs de PRA niet aanvechten.
      Naar de constructienals zou ik na 1943, toen een kind kon zien dat Duitschland zou gaan verliezen, ben gaan collaboreeren o op een wijze die funest moest worden, is duidelijk onmogelijk. Hier moeten andere motieven in het spel zijn dan winstbejag.

5).Ik weigerde koppig lid te worden zelfs van zulke betrekkelijk onschuldige organisaties als de Kultuurkamer 88 of Journalistenverbond.

6).Ik verbood mijn vrouw naar Duitsche films of Theaters te gaan, - zulks omdat onderduikers onder onze kennissen zulks wél deden. Ik ging daar zelf ook nooit heen.

7).Ik torpedeerde mijn eigen rubriek in Cinema & Theater - torpedeerde de Drie-Stuiversroman en torpedeerde de GIL, die ik met één handomdraai tot een floreerend en voortbestaand blad had kunnen maken.

8).Was het mij om veilig financieel gewin te doen geweest, met mijn capaciteiten, dan had ik heel wat lucratiever kunnen werken door (wat mij is aangeboden door officieele instanties), een eigen uitgeve rij te starten. Ik sloeg dit alles af.

9).Afgezien van het allerlaatste jaar waren mijn inkomsten gering. Toen de oorlog in Mei ‘45 eindigde bezat ik minder geld dan in Mei 194o.

1o).Men kan, met recht, mij verwijten, dat ik PERSOONLIJK te veel risico nam. Hoewel mijn vrienden kennissen en huisgenooten nagenoeg of uitsluitend bestonden uit onder duikers of illegalen, prefereerde ik het alleen te werken en op geen enkel punt ben ik losloppig geweest of heb ik iemand moeilijkheden bezorgd. De gevolgen van het PERSOONLIJK teveel risico nemen heb ik ook PERSOONLIJK te dragen.

11).Was mijn opzet niet zoo zuiver geweest in al mijn werken, zoo zou ik wel gezorgd hebben voor een in de puntjes sluitende illegale dekking - dit was voor mij een zeer kleine kunst geweest. Ik ben nooit op "dekking" uit geweest en deze zou ook totaal overbodig zijn geweest als n niet persoonlijke wraakneming en kwaad aardige provocatie van Jager c.s. tesamen met de suggereerende PRA werkwwijze, deze geheel onnoodige confusie verwekt hadden.

12).Ik was zoozeer overtuigd van mijn goed recht en van het snel rechtzetten der kui perijen van Jager, dat ik van de Levantkade naar huis schreef, in Juni 1945, kort na mijn arrestatie, geen stukje papier te vernietigen doch alles te bewaren!
      Maanden later ging het BNV (), op instigatie van Jager, hierin grasduinen en nam te hooit en te gras papieren weg, en maakte een groot deel zoek, - hoofdzakelijk de bijbehoorende ontlastende correspon dentie, waardoor het dossier thans wel zeer verwarrend en onsamenhangend moet lijken.

LAGERWERFF.
(Mijn buurman gedurende vier jaren en een zeer conscientieus beroeps-officier:
2 Febr. 1947
Van den Hout is, naar mijn eerlijke overtuiging, noch een verrader, nóch een colla borateur, maar een onverantwoordelijk lichtzinnig man die daardoor zichzelf, en zijn gezin in zeer groote moeilijkheden heeft gebracht.
      De lange tijd door hem in interneering doorgebracht met al de daaraan verbonden ellende voor zijn gezin en hem, vormen daarvoor echter een, mogelijk niet onver diende, straf, dan toch wel een zeer zware.


Mijn persoonlijke conclusie :
Ik ben onvoorzichtig geweest, doch ik was IN GEEN ENKEL OPZICHT, noch in geest, noch in handelingen, fout. - Zijn er dus handelingen verricht, op eigen initiatief, en volgens eigen inzicht, met de beste bedoelingen , dan treffen de kwade gevolgen van deze onvoorzichtigheid alléén mijn persoon en mijn gezin. Van de gunstige resultaten van mijn werk hebben anderen geprofiteerd.




W.H.M. van den Hout.
Cellenbarakken,
Scheveningen,
25 Februari 1947

Aan den Heer Mr. Dr. Coebergh,
Ter Insereering ijn mijn request.



[1]Bedoeld wordt Mr. Dr. J.C. Coebergh, advocaat te ‘s-Gravenhage.
[2]Wicher Hooite Jager (* 19-02-1920, † 28-04-1990): tijdens de oorlog: student aan de landbouwschool te Boskoop en vriend (later vijand) van W.H.M. van den Hout; van 1943 tot medio 1945 wonend te Giethoorn; van juli 1945 tot zijn dood wonend op de Kloveniersburgwal 59 II te Amsterdam; op 20-08-1945 getrouwd met Lucia Mesdag uit Zwolle (huwelijk ontbonden in 1948; later nog tweemaal getrouwd; zoon uit het eerste huwelijk: Hilco Frans Jager (* 05-10-1945 te Zwolle, terwijl vader Wicher toen, blijkens zijn persoonskaart, al in Amsterdam woonde)).
In Otto Onge 5, Een kapitaal voor een krantenknipsel (niet uitgegeven manuscript) komt ene Wicher Jager, wonend op de Kloveniersburgwal 59, voor!
[3]Charlotte Olga Leontine Beijer: van 1940 tot 1942 steno-typiste bij het Rijkscommissariaat, afd. Pers; van 1942 tot 1944 steno-typiste bij het Rijkscommissariaat, afd. Tijdschriften onder Dr. Haagn.
[4]Ferdinanda (Nanda, Nan) Weckerlin de Marez Oyens (* 06-05-1918, † 28-12-2003): als "Leonie Miller" presentatrice van de Radio GIL-Club op Radio Hilversum; ex-nationaal-socialiste en ex-vrouw van een Duitse soldaat (Dr. Erich Müller Mittler), later enige tijd getrouwd geweest met J.H.M. van den Hout.
[5]A.R. Jonker: vanaf juni 1944 hoofdredacteur van "De GIL".
[6]Karel Edmond Oudendijk: zoon van Generaal Oudendijk, overbuurman van W.H.M. van den Hout in de van Imhoffstraat.
[7]Lagerwerff: kapitein, buurman van W.H.M. van den Hout in de van Imhoffstraat.
[8]Jacob Antonie Boogerman (* 21-10-1913): ex-NSB-er, medewerker van "De GIL" (vanaf No. 7); medewerker van de GDN.
[9]Nationaal Front: Nederlandse fascistische splintergroepering o.l.v. A.J. Meijer (1940-1941; voortzetting van Zwart Front, 1934-1940).
[10]Arnold Josephus Meijer (niet : Meyer ; * 05-05-1905, † 17-06-1965): voorzitter van Zwart Front / Nationaal Front, na de oorlog landbouwer en champignon-kweker te Oisterwijk..
[11]Mr. K.H.L.H. Schillings: vriend van en onderduiker bij W.H.M. van den Hout.
[12]Johannes (Joop) Henricus Maria van den Hout (* 23-05-1920, † 10-06-1975): broer van W.H.M. & M.-J. van den Hout.
[13]Jhr. Mr. Carel Herman Maria Joseph Jan van Nispen tot Sevenaer (* 1893): directeur van N.V. "De Residentiebode".
[14]Helmut Proebsting [ook : Pröbsting] (* 27-11-1912): landbouwkundig ingenieur, in de oorlog leider van Referat IIIB bij de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des S.D. te ‘s-Gravenhage.
[15]Henri Pétillon (* 08-03-1911): in de oorlog secretaris van Nationaal Front.
[16]Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiders Partij: Nederlandse nationaal-socialistische splintergroepering o.l.v. majoor C.J.A. Kruyt / dr. E.H. ridder van Rappard (1933 tot 1941).
[17]Marinus Arnold Cageling (* 15-11-1902): medewerker van het Nederlandsch Dagblad (van A.J. Meijer) van december 1940 tot mei 1941; medewerker van de GDN (=Geheime Dienst Nederland).
[18]Jan Visser (schuilnaam: Jacob Fels): journalist, onderduiker bij en vriend (later vijand) van W.H.M. van den Hout.
[19]Mej. Jacometti : medewerkster van de L.O. (=Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers).
[20]Henri René Marie van Hoof (* 12-05-1914 , † 1992) : medewerker van de afdeling Luisterspelen en Letteren van de Nederlandsche Omroep / Radio Hilversum ; vanaf februari 1944 Kriegsberichter van de Waffen-SS.
Henri van Hoof werd in april 1945 gearresteerd en later veroordeeld tot 7 jaar werkkamp, waarvan hij er 4 heeft uitgezeten.
[21]Na de datum 8-2-47 (hier en in de rest van het document, waar sprake is van Henri van Hoof) is steevast met pen toegevoegd: "(S.S.er)".
[22]Louis H. Thijssen: directeur van N.V. "De Residentiebode" en hoofdredacteur van "De GIL" tot juni 1944; hoofdredacteur van "Cinema & Theater" tot medio 1943.
[23]Hendrik Scholte: hoofdredacteur van "Cinema & Theater" vanaf medio 1943.
[24]Zo eenvoudig was het allemaal niet: Scholte heeft Willem W. Waterman nooit voor genoemde keuze gesteld, maar ontsloeg hem per 24 september 1943 (zie: Brief H. Scholte d.d. 23-09-1943), inderdaad o.a. wegens kritiek op de omroep; motieven als eigenbelang en nalatigheid speelden bij dit ontslag ook een rol.
[25]Met dezelfde pen als bij noot 21 is van het woord "geen" "géén" gemaakt.
[26]Ir. E.K.Th.F. Taubert: hoofd van de Rundfunkbetreuungsstelle in Nederland van mei 1940 tot 1945.
[27]Bas Eenhoorn: hoofd Afdeeling Luisterspelen van de Nederlandsche Omroep vanaf juni 1944; leider van Cabaret "De Spinnekop".
[28]Paulus de Ruiter was een pseudoniem van Jacques (Jacobus Franciscus) van Tol (* 22-11-1897 , † 24-07-1969), die voor de oorlog tekstschrijver van o.a. Louis Davids, Johnny & Jones en Snip & Snap was, maar uit frustratie over zijn achtergestelde positie t.o.v. Louis Davids, een vurig anti-semiet werd.
[29]Willy van Hemert (* 29-03-1912 , † 26-06-1993) : bekend schrijver van hoorspelen, later regisseur van succesvolle televisie-series.
[30]Zo "onpolitiek" als Waterman het wil doen voorkomen, was hij niet: op 19 april 1943 ontving hij van de Chef Afdeeling Dramaturgie het verzoek om het blijkbaar inderdaad a-politieke verhaal "Vlucht voor de Regen" van Willy van Hemert om te werken tot een luisterspel met een wat meer politiek karakter, waarin, als het even kon, aan het einde toevallig de Jeugdstorm of Arbeidsdienst zingend voorbij moest komen. Op 19 oktober 1943 verwaardigde de inmiddels bij de Nederlandsche Omroep ontslagen Waterman zich eindelijk een antwoord op dit verzoek te geven, waarin hij op de bekende humoristische Waterman-wijze zijn zoveelste nalatigheid camoufleert door te beweren "De periode vanaf 19 April tot heden heb ik doorgebracht met occasioneel overwegen of het wellicht niet mogelijk ware, een bataljon Batavieren, Zuidafrikaansche kampliedjes zingend, ergens in te lasschen."
[31]J.J. van der Hout:secretaris van Verdinaso [Vereniging van Dietsche Nationaal-Solidaristen], een nationaal-socialistische splinterpartij; later: NSB-lid en -publicist in "Volk & Vaderland"..
[32]Met pen ingevoegd: "als".
[33]Op 3 juni (!) 1944 ontving Waterman een chèque ad ƒ 500,- van Heinrich Blömer's Verlags-, Versand- und Exportbuchhandlung te Den Haag, zijnde een voorschot op een nog door Waterman te schrijven boek met als inhoud Kritiek over het Amerikanisme, zoals uit de begeleidende brief van dezelfde datum blijkt.
Of Waterman dit boek daadwerkelijk geschreven heeft, is niet na te gaan; of Jager met een van de drie genoemde brochures dit boek bedoelt, is evenmin na te gaan; overigens is het natuurlijk opvallend dat ook getuige Proebsting (zie verder op blz. -7- van dit document) exact dezelfde drie brochures als Jager noemt; ook mej. Beyer noemt één van deze drie titels (op blz. -8-): arme Willem: die drie mensen liegen onafhankelijk van elkaar, alleen híj heeft gelijk...
[34]Let op de tegenspraak met de alinea erboven: "Ik schreef hiervoor met ongeregelde tusschenpoozen nummers van niet-politieke strekking, met de bedoeling de propaganda-opzet van dit blad te niet te doen." Of zouden die onderduikers, die in naam van Waterman schreven, net zulke "meesters in verborgen propaganda" zijn geweest als Waterman zelf?
[35]Met pen ingevoegd: "ten zeerste mee verwierf".
Dr. Erwin Haagn was de vertegenwoordiger van het Rijkscommissariaat van Goebbels' Propagandaministerie in Den Haag.
[36]Met pen ingevoegd: "zoo zei hij althans".
[37]Met pen ingevoegd: "Dr. Haagn was mijn opdrachtgever niet, hetgeen Pröbsting onnadenkend beweert".
[38]Vgl. noot 33.
[39]Vanaf dit punt in het document zijn vrijwel alle onderstrepingen met pen getrokken.
[40]Hendrik Alexander Seyffardt (* 08-12-1903): medewerker van "De GIL".
[41]Fred Suermondt (schuilnaam: Fred van Velsen): journalist bij "Het Parool", onderduiker.
[42]J.P. Doets: leider van een illegale organisatie; vriend en later vijand van W.H.M. van den Hout; vriend van W.H. Jager en verloofde van W.H. Jagers zus Mia.
[43]Hanns Dreves (niet: Drewes): hoofd van de Presseabteilung van het Rijkscommissariaat; later: supervisor van het ANP in Amsterdam en medewerker van de Einheit Gerlach.
[44]F. Zadelhoff: bode bij het Rijkscommissariaat.
[45]Met schrijfmachine in de marge toegevoegd: "daar hij vreesde".
[46]De woorden "April of Mei" zijn met pen doorgehaald en verbeterd in "begin".
[47]Niet te verwarren met ir. W.A. Herweijer, de NSB-directeur-generaal van de Nederlandsche Omroep! Over de hier bedoelde Herweijer is verder niets bekend.
[48]Deze Vogel is een verzetsman, niet te verwarren met Vogel van noot 50.
[49]Het laatste nummer (14) van De GIL verscheen inderdaad op 15 Sept. 1944. Of het hier inderdaad een verbod betrof, of dat de algehele verwarring na Dolle Dinsdag verdere verschijning van De GIL onmogelijk maakte, is niet geheel duidelijk. (Zie ook verderop in dit document).
[50]Na de naam "VOGEL" is met pen toegevoegd: "(S.D)". E.O. Vogel was de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Den Haag.
[51]Dr. Walther Wilhelm Dittmar (niet: Ditmar): vanaf 1941 perschef van A. Seyss-Inquart.
[52]Johannes Andreas Antonius Learbuch (* 19-01-1911): handelsagent, in de oorlog bestuurder van het Persgilde en zakelijk leider van het Verbond voor Journalisten.
[53]W. Guse: hoofd van de Abteilung Aktiv-Propaganda van de VUP.
[54]Richard Krüger (niet: Kruger): na H. Dreves' vertrek naar Amsterdam hoofd van de Presseabteilung van het Rijkscommissariaat.
[55]Met pen is van het woord "voor" "vóór" gemaakt.
[56]Roelof Albertus Bontsema (niet: Bonsema): directeur van de N.V. Nederlandsche Uitgeverij Opbouw te Amsterdam.
[57]Een aantal van deze teksten is te vinden in het NIOD-archief.
[58]Groeneweg: vriend van W.H. Jager.
[59]Corstiaan (Cors) Jan Tonneman (niet: Tolleman) (* 13-06-1920): medewerker van de Nederlandsche Omroep; vanaf 1944 leider van de radiozender "Het Vrije Zuiden"; na de oorlog persvertegenwoordiger der Indonesische Republiek.
Het verhoor van deze Tonneman vond overigens niet op 25, maar op 27 januari 1947 plaats.
[60]Carola Brunhilde Steinke (niet: Brünhilde) (* 17-02-1914): secretaresse van E. Taubert.
[61]Met schrijfmachine is voor het woord "Deze" "Wie" toegevoegd.
[62]Met pen is tussen "deze" en "in" het woord "ik" toegevoegd.
[63]Met pen is van het woord "daarvoor" "daarvóór" gemaakt.
[64]Mensen die in echt serieuze problemen waren gekomen, konden het doorgaans niet navertellen; het indienen van een klacht is onder die omstandigheden nogal lastig.
[65]Met pen is van het woord "een" "één" gemaakt.
[66]Met pen is tussen "alleen" en "verantwoordelijk" het woord "ervoor" toegevoegd.
[67]Gerardus Johannes Nicolaas Maria Ruygers (* 21-08-1911): perschef van de Nederlandsche Unie; werknemer bij het illegale blad "Je Maintiendrai"; na de oorlog lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal.
[68]Marinus (Max) Hugh Louis Wilhelmus Blokzijl (* 20-12-1884 , † 10-03-1946): Nederlands journalist en radiopresentator, vanaf 1941 hoofd van de afdeling Perswezen van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten, vanaf 1942 leider van het Persgilde.
[69]De aanhalingstekens rondom het woord "rapport" zijn met pen toegevoegd.
[70]Met pen is tussen "wijze" en "gaan" het woord "zijn toegevoegd.
[71]W. Jannink: vriend van H.A. Seyffardt, medewerker van de firma "Ecvo" (Nederlandsch Reclame- en Advertentiebureau "Ecvo" (= Economische Voorlichting)).
[72]Met pen zijn tussen "rept" en "ook" de woorden "in dit verband" toegevoegd.
[73]lt.-gen. b.d. mr. H.J. Kruls: hoofd van het Militair Gezag van de Nederlandse Regering in ballingschap in Londen.
[74]Met pen is tussen "Verklaring" en "volgende" de naam "Bontsema" toegevoegd.
[75]Het woord "enz." is met pen over een - helaas onleesbaar - getypt woord heen geschreven.
[76]Over deze Nieuwenhuis is verder niets bekend dan wat hier staat: de laatste chef van de Geheime Dienst Nederland.
[77]Het woord "nog" is met pen veranderd in "nòch".
[78]De woorden "de orders" zijn met pen over een ander, onleesbaar woord heen geschreven.
[79]vice-admiraal J. Th. Furstner: in de jaren ‘30 chef van de Nederlandse marine-staf, in de oorlog minister van marine.
Met pen is (foutief) een Umlaut op de -u- van Furstner gezet.
[80]Het woord "In" is met pen veranderd in "Ik".
[81]Met pen is een Umlaut gezet op de -o- van "Probsting".
[82]Met pen is een Umlaut gezet op de -o- van "Wehrmachtsangehorige".
[83]Plump: medewerkster van de Nederlandsche Omroep.
[84]Overe deze Steinmetz is verder niets bekend dan dat hij een overbuurman van Willem in de van Imhoffstraat was.
[85]Bedoeld wordt Louise (Wiesje) Wiesje Petronella Maria van den Hout-Grossouw (* 31-03-1914): eerste vrouw (28-06-1937 tot 27-07-1948) van W.H.M. van den Hout, moeder van Willem-Peter (* 24-11-1937) en (Charles-)Paul van den Hout (* 26-06-1939).
[86]Het woord "zijden" is met pen veranderd in "zijnden".
[87]In de marge is met schrijfmachine toegevoegd: "Strich? Is dit een overtypfout? VdH. Steinmetz is bedoeld. VdH."
Over deze Strich is verder niets bekend.
[88]Op 1 juni 1943 diende Willem een "Aanvrage om vrijstelling van den inleveringsplicht" van een Lafayette-radiotoestel in; op deze Aanvraag wordt vermeld dat Willem lid was van de Niederländischer Kulturkreis, en wel onder nummer 506.
En ook op blz. 3 van bovenstaand document geeft Willem toe, dat hij zich wel degelijk heeft aangemeld, toen de oproep om lid te worden van de Kultuurkamer verscheen!