HET STINKDIER
Ab Pruis

Amsterdam : Underground International : 1972



blz. 8 : Die zomer maakte ik2 voor veel seksbladen foto’s en kwam er ook nog een seksblad uit mijn pen vloeien onder de toepasselijke naam KWAK. In de seksbusiness verzeilde ik door Willen WW, die samen met Henk M. 3 de ontslagen hoofdredacteur van SEKSTAND, een nieuw blad op poten moest zetten voor een Ridderkerkse uitgever. Uitgerekend in het meest orthodox-gereformeerde dorp stond de vestiging van Hollands grootste seksuitgever en drukker! Henk M verzoop het voorschot van zijn eerste opdracht en tevens het aandeel waar Willem WW recht op had. krachtens zijn werkzame aandeel daarin. Willem was boos en groef de strijdbijl op en probeerde regelrecht contact op te nemen met de seksboeren in Ridderkerk. Dit lukte hem en door zijn bijzondere roddeltaktiek kreeg Henk M onmiddellijk ontslag in Ridderkerk. Willems jarenlange training als politiek propagandaleider van Arnold Meiers „Zwarte Front” stond daar wel borg voor: er werden telefonades geënsceneerd en met omfloerste

Blz. 9 : stem werd er In Ridderkerk naar de heer Meier geïnformeerd, brieven van allerlei schuldeisers stroomden er binnen en Henk M zakte als een baksteen in de ogen der financieel solide seksboeren. Henk M had daar zelf ook wel schuld aan, want je moet van de poen van je medewerkers afblijven en niet de bink gaan uithangen in de Amsterdamse kroegen en met een gouden vingertje dure whisky’s uitdelen. Henk M was niet de eerste en ook niet de zwakste die ongeschonden onder de geroutineerde fascistische valbijlmentaliteit van Willem WW vandaan kwam. Willem nam de zaak over en ik moest de foto’s maken. Er werd afgesproken dat de opdracht voor de foto’s en de afrekeningen ervan door mij regelrecht met de uitgever zouden worden afgedaan, dit om alle mogelijke misverstanden en ruzie te vermijden.


Waarom werkte ik met deze figuur samen? Ja, om eerlijk te zijn, primair om de poen, want in die tijd was er voor mij geen enkele andere mogelijkheid om daar aan te komen. Ten tweede vond ik dat Henk M van de poen van een ander moest afblijven en ten derde wilde ik precies weten, hoe de taktieken van Willem WW in de praktijk waren. Uiteindelijk hééft hij het gepresteerd om zijn hachie uit de tweede wereldoorlog te redden. Tijdens de tweede wereldoorlog zond hij in een door hem verzorgd radio-uur Engelse jazzmuziek uit in een wekelijkse aflevering, hij deed een boek verschijnen onder de titel „Wie zegt dat je niet lachen kan in dezen tijd”. Toen was er al geen papier meer te koop om je reet mee af te vegen en in Hitlers kampen werden zes miljoen Joden vermoord. Hij was medewerker aan het door de moffen uitgegeven blad „De Gil”, een antwoord op de illegale bladen. Willem is ook de uitvinder van het woord „DOLLE DINSDAG”. Willem was eigenlijk een vooroorlogse provo. Het belangrijkste werk dat ooit uit zijn handen kwam was „De roof van de Sabijnse maagden”, een kolderkreterig Shakespeariaans epos, sinds kort uitgegeven door de Nederlandse Keurboekrij. een waar kunstwerk. Hij schreef het tijdens de oorlog op de ongebruikte achterkant van Kriegsmarinepapier. Wanneer Willem meer dan een halve liter jenever naar binnen had, bereikte zijn stemvolume in een normaal debat een aantal decibels waarvoor een dorpsomroeper een vermogen zou geven. Zo luid werden de kreten door de kroeg geschreeuwd, dat veel stamgasten spoedig afrekenden en geïrriteerd het café verlieten. Willem was in de

Blz. 10 : meeste Amsterdamse etablissementen een zeer ongeziene gast. Er is praktisch geen enkele kroeg in Amsterdam, of hij is er wel eens uitgedonderd. Willem WW en Anton „van onze bladen” waren op dal punt kampioenen. Met een door hemzelf ontworpen muilkorf, bedoeld als geluidsdemper, met scharnierende klep voor de drankinvoer, gefabriceerd door een Haagse leerbewerker, deed hij de ronde om zijn welgemeende excuses te maken, speciaal in die kroegen. waar hij om geluidsredenen was uitgegooid. Niet iedereen was door deze geste gecharmeerd, want het aantal decibels was niet de enige reden dat hij uit de kroeg werd gegooid, maar ook zijn hatelijkheden aan het adres van derden was mede de oorzaak. Jacques Gans werd door hem betiteld als „de symbolische Jood die als vlag fungeerde om het fascistische verleden van De Telegraaf te dekken”. Willem was getrouwd met de dochter van een miljonair en volgens zijn eigen zeggen trouwde hij haar „niet om de poen. maar om de kut”. Het eerste contact met de seksboeren in Ridderkerk resulteerde in een opdracht om een standenboek te maken, volledig binnen de perken van het reeds verschenen boek van de NVSH.

Blz. 11-12 : [foto’s (zonder betrekking tot WWW)]

Blz. 13 : De opdracht werd uitgevoerd, afgeleverd en goedgekeurd, de bedongen voorschotten werden uitbetaald en het boek is niet verschenen, Het kegelspel van de omvallende taboes was in het jaar ’69 begonnen en twee weken nadat ik mijn foto’s had ingeleverd was het boek al een onverkoopbaar object geworden, Daar ik inmiddels met vakantie was gegaan en in Spanje onbereikbaar was, kreeg een andere fotograaf de kans om een nieuw boek te maken dat wél verkoopbaar was4. Dit alles bemerkte ik pas bij mijn terugkeer en ik maakte kort daarna voor een andere seksboer een goedkope-uitgave-standenboek dat in anderhalve dag werd afgeleverd, Het werd een bestseller, althans voor de uitgever, want ik liet me afschepen met een vast bedrag. Een progressief jong echtpaar poseerde voor een scheet en een knikker. Keetje en Jan wilden uit de sleur van hun flatwoning. Keetje was niet bij me weg te slaan, een stoot was ze en wat de meeste stoten hebben, had zij ook: ze was oerdom. Bijna had ze zich laten strikken door een handelaar in blanke slavinnen. Net toen ik een web had gesponnen, om er een reportage van te maken, verpestte zij het door een stomme

Blz. 14 : streek. Een Amerikaanse filmer die met zijn vrouwen drie kinderen in Amsterdam was neergestreken ontmoette haar tijdens de opnamen voor een serie foto’s. Hij werd op slag verliefd, beloofde haar een hoofdrol in zijn film en zag in Keetje een tweede Barbara Streisand. Ze mocht niet meer poseren als fotomodel en zat meteen onder de plak van die jaloerse Amerikaan. Jan had het nakijken en was niet in staat om als een kerel te reageren en met de Amerikaan op de vuist te gaan, waarmee hij de enige methode voorbij liet gaan om bij Keetje weer enige indruk te maken en waar de Amerikaan bang voor was. Je kon van Jan zeggen dat Keetje met hem volledig handelde naar de bekende reclameslogan: „Het enige dat je weggooit is de verpakking”.
Het drama eindigde met een kort briefje dat Jan ’s avonds bij thuiskomst in de flat op tafel vond: „Ik ben weg”. Het tragische ervan was, dat Jan door heel het land werd geconfronteerd met de geëtaleerde 75 Sexuele Technieken, waarop het paar in de meest innige omstrengelingen in kleur was vereeuwigd. Zou het dan toch waar zijn wat het oude spreekwoord zegt: „Samen op de prent, de liefde aan zijn end”?
Na Keetje kwamen er nog wel honderd modellen, en iedere stoot had wel weer een andere tik of kreeg een idiote kick van het foto’s maken.

Blz. 30 :

Zo onhebbelijk als hij kon zijn in zijn vergramde perioden. zo boeiend was hij wanneer zijn kwajongensachtige verveeldheid hem dwong tot extreme uitingen. Willem W. Waterman presteerde het om kwaad te zijn op de rose Amsterdamse burgemeester van Hall en hij stond daarin niet alleen, er was alle reden voor. De kwaadheid had als oorzaak de motivering waarmee de Amsterdamse hoofdcommissaris v.d. Molen was ontslagen. In Watermans ogen was de hoofdcommissaris het slachtoffer geworden van het rose-rode halfslachtige beleid van van Hall.
Willem, die zich altijd beroemde op het feit dat hij uit een Gronings scheepsbouwersgeslacht stamde, nam een kloek besluit. Nadat hij via de laatste nieuwberichten het bericht had vernomen belde hij, na voldoende pils te hebben geladen, in de nachtelijke uren een taxi. Willem woonde in Den Haag, waar naast de deur een geweldige zwart marmeren plaat prijkt waarop in gouden letters staat vermeld: W.H.M. v.d. H. Pré-adviseur psychiatrie Mac.lnverness. New York. Daarmee kreeg hij een woonvergunning om het later door zijn schoonvader voor zijn vrouw aangekochte pand te mogen bewonen. De bestelde taxi reed voor en de chauffeur kwam even binnen voor een kopje thee. De prijs om Willem regelrecht naar Amsterdam te brengen en zonder hem weer terug te gaan werd afgesproken en vooruit betaald en samen gingen ze op pad. Onderweg werd er nog twee keer gestopt, de eerste keer voor een pilsje en de tweede keer bij een stapel stenen. Willem en de chauffeur zochten een paar mooi in de hand liggende keien uit. Ze verdwenen in de actetas die Willem voor dit doel had meegenomen. In de Vijzelstraat, op de hoek van de Herengracht stapte Willem uit en de taxi verdween. Willem liep de Herengracht op, naar de ambtswoning van de burgervader. Daar aangekomen haalde hij één van de stenen uit de tas, mikte zorgvuldig en gooide de steen door het linkerraam boven de zware donkergroene deur. Het was vroeg in de morgen en er was geen hond te bekennen, het gerinkel van het neervallende glas gaf Willem een fijne genoegdoening.
Met de tas waarin de overgebleven kei zat onder de arm wandelde Willem rustig naar de wallekant tegenover de ambtswoning, ging met de benen over de grachtrand bungelend zitten en wachtte af. In het pand zelf bleef het doodstil. Na een paar minuten, die de moederzielallene Willem als oneindig ervoer, kon hij in de verte het geloei van een paar politiesirenes horen aankomen. Geen paniek, Willem wachtte gelaten alles af. De politieauto’s stopten voor het pand

Blz. 31 :

en Willem meldde zich als de dader. Op uitnodiging van de dienstdoende agent stapte hij in de surveillancewagen en werd afgevoerd naar het bureau Singel: de andere wagen bleef achter om de schade op te nemen. De enige vermelding in de krant van het gebeuren was: „56-jarige auteur W.H.M.v.d.H. gooide de ruit in van de ambtswoning van de burgemeester.” Diezelfde dag nog werd Willem vrijgelaten. Maanden later kwam het geval voor en hij werd veroordeeld tot het betalen van de schade, plus 25 gulden boete. Van de schade, die was beraamd op fl. 86.50, heeft Willem één keer een tientje overgemaakt en er later nooit meer iets van gehoord. Tijdens de rechtzitting vroeg de rechter Willem hoe hij ertoe was gekomen deze daad te verrichten. Willems antwoord was kort en bondig: „Ik wilde er een steentje toe bijdragen om uiting te geven aan het algemene misnoegen over het onrecht dat de hoofdcommissaris v.d. Molen is aangedaan.” Het daarop volgende gelach en applaus op de publieke tribune ontlokte de rechter een glimlach en nadat het rumoer enigszins was verstomd antwoordde de rechter dat hij hiervoor begrip kon hebben en prees hem dat hij zonder hulp van derden en zonder voorkennis aan de pers te geven tot die daad was overgegaan.
Willems sentimentele, bizarre gevoelsuitingen verstoppen zich in een gemaakte hardheid, eigenlijk is hij maar een heel gevoelig mannetje.
In de tijd dat ik hem leerde kennen was Willem nog steeds onderhuurder in een pand in Den Haag. Plotseling kreeg hij een geweldig grote afrekening van een serie in pocket herdrukte kinderboeken. Die som was groot genoeg om een aanbetaling te doen voor de aankoop van een pand en het toeval wilde dat enige straten verder een pand te koop stond. Willem belegde zijn geld in de aanbetaling en sloot voor de rest van de koopsom een hypotheek af. Maar ja, zo’n hypotheek komt als een mokerslag ieder jaar terug en dat kwam Willem vaak niet gelegen. Schoonpapa moest inspringen en daar ging Willems gevoel van eigenwaarde weer aan flarden. Om zijn prestige nog enigs-

Blz. 32 : zins te redden ensceneerde hij een geweldige verontwaardiging, maakte ruzie met zijn vrouw en balkte luidkeels wel duizendmaal uit: „Ik ga niet wonen in een huis dat toebehoort aan mijn schoonvader.” Hij toog naar Amsterdam teneinde daar onderdak te zoeken en zo belandde Willem bij mij. Hij huurde een hoek van de grote kamer, achter het schrijfbureau, ongeveer drie vierkante meter. De geslepen vos wist wat hij deed en ik deed heel naïef mee. De prijs per week werd bepaald op tien gulden en hij betaalde vier weken vooruit. Hij sleepte zijn koffers naar boven en bouwde daarmee een soort vestingmuur rond de gehuurde hoek van de kamer. Iedere dag kwamen er meer koffers bij, het leek wel alsof hij zich inscheepte voor een jarenlange wereldreis. Almaar koffers en allemaal beplakt met stickers die duidelijk hun cosmopolitiese reizen verrieden. Dagelijks pendelde Willem op en neer van en naar Den Haag. Toen hij na twee weken eindelijk klaar was, kon je met geen polsstok meer over de rotzooi heen springen, letterlijk de hele kamer stond vol. Alleen zijn eigenlijk gehuurde hoekje was leeg, zodat hij daar een matras kon neerleggen om op te slapen. Dat slapen gebeurde maar heel weinig en dan alleen nog maar overdag. Als Willem eens een keer vroeg naar bed ging, kwam ik wel laat of vroeg in de morgen thuis. Een keer maakte ik hem wakker om een pas beleefd avontuur te vertellen: ik verwachtte dat hij daarvoor wel interesse had. Nou, dat heb ik geweten. Nadat ik na tien minuten was uitverteld en wilde gaan slapen, begon Willem iets te vertellen, het was drie uur in de nacht en om acht uur ’s morgens was hij nog niet klaar. Iedere keer dat ik indommelde schudde hij me wakker en begon weer overnieuw, mij steeds vermanend dat ik het me nooit meer in mijn hoofd moest halen om hem uit zijn slaap te wekken. Tegelijk met het vertellen nuttigde hij een twaalftal pilsjes, wat weer tot gevolg had dat het volume van zijn stem met het kwartier steeg. De hele buurt kon meegenieten van de spraakwaterval. Uitgebreid vertelde hij over zijn lesbiese inlichtingennet en van de avonturen in het interneringskamp fort Blaukapel in Utrecht, waar hij samen met Freek Weinreb5 enige tijd verbleef. Het fort Blaukapel herbergde de intellectuele kern van de NSB en tevens waren daar de hogere SD-ers geïnterneerd. Willem, die na de harde Levantkade-periode, waar hij als hoofd van de administratie was geassisteerd door de oud-jeugdstormleider Knol - nu hoofdredacteur van het geïllustreerde Belgische weekblad de Post - kwam terecht in een zevende hemel. De talloze wreedheden, begaan door de bewakers die hij op papier allemaal had afgevoerd als zijnde overleden aan dysentrie en andere ziekten. hadden hun sporen terdege achtergelaten. De bewakerd op de Levantkade haalden met Willem vaak grappen uit. Zij gaven hem dan links en rechts een paar keiharde kletsen om de oren en riepen hem toe: „ Wie zei dat je niet lachen kan in deze tijd.” Daarbij kwam dan ook nog dat zijn eerste vrouw zich tijdens zijn de-

Blz. 33 : tentie van hem liet scheiden, zodat alle grond onder zijn voeten was weggespoeld. Willem had in de oorlogsjaren een radioprogramma verzorgd en nu kwam hij in fort Blaukapel net in de periode dat er voor de geïnterneerden wat recreatie werd geplant. Er zou een muziek-circuit door de zalen komen met een eigen centrale, maar de gedetineerden moesten zelf de aanleg realiseren. Twee dagen later stond er al een vrachtwagen met het benodigde materiaal. In heel Nederland was er nog geen meter snoer te koop, doch een van de gedetineerden had nog veel voorraad in zijn radiozaak.
Willem werd natuurlijk programmaleider en presteerde het om van de kampcommandant toestemming te krijgen dat alleen hij en niemand anders de centrale zou bedienen, het bewakingspersoneel had niet eens een sleutel, na de uilzendingen ging de zaak op slot en alleen Willem had een sleutel. Zo was er dus voor enige uren per dag muziek. Voor de rest werden de geïnterneerden aan het werk gezet. Volgens een door Napoleon ingevoerde maatregel moeten de inkwartieringskosten van vreemde troepen worden betaald door het land waar zij verblijven. Van iedere soldaat en officier moest op het gemeentehuis van de plaats van inkwartiering een dagbriefje worden ingeleverd, maar in de na-oorlogse dagen was er van de verdere administratie niet veel terecht gekomen. Dit, dacht het M.G. 6, was nu eens een uitgelezen taak voor de in fort Blaukapel zittende intellectuele landverraders en verdachten. Mede door zijn ervaring opgedaan op de Levantkade werd Willem aangezocht voor de werkverdeling van deze administratie. Dagenlang reden vrachtwagens af en aan en alle door Canadezen, Amerikanen en verdere geallieerden ingeleverde briefjes stroomden uit heel Nederland fort Blaukapel binnen. Al gauw hadden knappe koppen van de intellectuele hap ontdekt hoe ze de Nederlandse regering nu weer een poets konden bakken. Willem bemoeide zich er niet mee en hield alleen de lijsten bij van de mensen die aan dit karwei wilden meewerken. Freek Weinreb als orthodoxe talmoedjood onthield zich principieel van enige arbeid. Een keer maakte hij echter gebruik van de mogelijkheid om via de bemiddeling van Willem, die als personeelschef een uitzonderingspositie bekleedde, een paar dagen te worden ingedeeld bij de in een grote zaal zittende administrateurs. Officieel was contact tussen de gedetineerden verboden, vooral voor de gevallen waar sprake was van medewerking aan deportaties enz. Freek heeft geen enkele werkzaamheid verricht en zat alleen in door hem meegebrachte boeken te lezen, maar kon met de naast hem zittende SD-er gegevens uitwisselen die voor hem van belang waren. De poets van de andere gedetineerden was van een geheel ander soort: administratief werd er door de gedetineerden zo gemanipuleerd met de briefjes, dat de door de regering uit te betalen bedragen met soms tonnen per dag werden opgeschroefd. Zodoende kostte deze aanvankelijk zo zuinig bedachte administratie de Nederlandse regering miljoenen aan deviezen.

Blz. 34 : En zo ging het door. Telkenmale verdwenen er gedetineerden spoorloos uit het kamp. Twee vertrokken er op klaarlichte dag. Zij hadden van wat witte lakens twee overalls en die met vlekken verf gecamoufleerd. En met twee lege verfpotten en uitgedroogde kwasten in de hand wandelden zij op klaarlichte dag de poort uit.
Er waren ook toneelavonden. Terwijl op een avond het applaus opklonk voor een paar eenacters, verdwenen onder dekking van dat rumoer drie zware gevallen, nadat ze eerst verkleed als vrouw op het toneel hadden gestaan. Er kwam geen end aan.
In 1970 publiceerde Willem in een krantje, Weekend Express van uitgeverij Kerco in Ridderkerk, een aantal verhalen. Daarin reisde Willem naar Zwitserland. in opdracht van Weinreb, om daar een paar mensen bang te maken met allerlei in het verhaal onduidelijk vermelde feiten. Echte Onthullingen bleven uit, het was net of iemand te weinig durf had om alles te vertellen. De naam van Weinreb werd min of meer in discrediet gebracht. zonder werkelijke gegevens te vermelden. De pretentie van de verhalen was Weinreb aan de kaak te stellen als een groot deviezen-manipulator. Willem is altijd erg sterk geweest in de kunst van insinueren, het is ook de beste taktiek om rotzooi te maken op rekening van een ander zijn ellende.
Na zijn detentie schreef Willem tientallen kinderboeken en als hij geld ging halen bij zijn uitgever kon men op een groot feest rekenen. De duizenden guldens lieten altijd hun sporen na. De uitgever bivakkeerde met zijn uitgedroogde vrouw eerst in Apeldoorn en later in Harderwijk. Vaak moest ik Willem naar deze figuur toerijden die met een van ellende vertrokken gezicht Willem uitbetaalde: de gierigaard kon het niet verkroppen hoe Willem met zijn geld omsprong, hij wist dat het na een paar dagen of weken van feesten meestal volledig was verdwenen. Dat verdwijnen van het geld van Willem was dan ook een hele gebeurtenis. Eerst ging hij naar een grote Apeldoornse gelegenheid, waar hij zijn laatst gemaakte schulden betaalde. Dan gaf hij de bazin een of tweehonderd gulden in dépot, bestelde een paar voortreffelijke saté’s, spoelde de pindasaus weg met enige liters bier en toog naar het volgende café. Zo bouwde hij een spoor van dépots, helemaal tot in Amsterdam.
Het totaal uitgezette geld varieerde natuurlijk iedere keer, afhankelijk van de ontvangen royalties. Hij maakte nooit notities over de uitgezette honderdjes en het duurde vaak maanden eer Willem zijn geld weer ging ophalen. Dat gebeurde meestal als hij volledig aan de grond zat en zich plotseling zo’n adres herinnerde. We leenden dan een tientje voor benzine, haalden nog een paar mensen op en gingen op weg. Robert Jasper Grootveld en Netty waren eens mee. Het was in een periode waarin Willem zich een godsdienst had aangemeten en wel die van de ANIMALISTEN. Een pamflet teneinde de doelstellingen uiteen te zetten was reeds gedrukt en luidde:

Blz. 35 : IEDEREEN
IS ONTEVREDEN!
W A A R O M

a) de mens is nog steeds niet meer dan een zoogdier, levend in kuddeverband, met alle instincten en oerdriften van het dier, en met maar een extra-eigenschap: verstand.
EN DE ZOGENAAMDE INTELLECTUELEN GEBRUIKEN DAT VERKEERD
b) het christendom heeft ons, na tweeduizend jaren, doen belanden in een geestelijk en technisch oerwoud, waarin in wezen nog steeds iedereen zijn buurmans vrouw begeert, benevens zijn os, zijn auto en zijn dienstmaagd. Wij deugen geen van allen.

LEEF EERLIJK
LEEF ANIMAAL
WORD A N I M A L I S T :

c) de animalisten weigeren om de (schuld) terreur die in naam van het zogenaamde christendom wordt uitgeoefend. te aanvaarden, zolang een mens zondig heet als hij buiten huwelijk met iemand anders wat pret beleeft, als hem WEL is toegestaan, zich schuldeloos vet te vreten, terwijl elders in de wereld kinderen sterven van honger.

WAT IS DE ZIN
VAN ONS LEVEN?

d) het animalisme leert dat elk mens een zeer kleine schakel is in een enorm lange menselijke ontwikkelingsgang. De waarde van elk mensenleven wordt bepaald door wat elk mens apart, en naar eigen vermogen, tot die ontwikkeling bijdraagt.
e) het vanzelfsprekend gevolg is, dat de gemeenschap belangrijker is dan de enkeling.
f) de animalist is gaan beseffen, dat een mens maar in één bed tegelijk kan slapen en maar één biefstuk tegelijk kan eten. Ophoping van onnodig bezit maakt van een mens een belachelijke slaaf van dat bezit.
g) de animalist erkent het recht van elke eenling of elke volksgroep, zich anders te voelen dan een ander(e), maar niemand kan op grond van ras of huidskleur alleen meerderwaardig of minderwaardig zijn aan een ander(e). Wij zijn allen verschillend van elkaar en zo hoort het ook. Maar niemand is, om mee te beginnen, hoger dan een ander.

Blz. 36 : h) het animalisme leert, dat elk menselijk dier zijn eigen daden voor zichzelf heeft te verantwoorden. Dat is moeilijk. Wat voor de ene mens een edele daad is, kan voor een ander, in andere omstandigheden, een lafheid of een misdrijf zijn. Dat staat los van het geschreven Recht. Door deze persoonlijke verantwoording vindt elk mens een eigen waardigheid en levensvoldoening. Want:
i) de mensen zijn gelijk in rechten geboren, maar niet aan elkaar gelijk als knikkers in een zak.
j) het animalisme leert dwingend dat het menselijk dier verstandig genoeg behoort te zijn, op korte termijn paal en perk te stellen aan het dom en misdadig bijfokken van kinderen, zonder te denken aan de konsekwenties voor ons nageslacht.
k) de zogenaamde geleerden en zogenaamde intellectuelen grijpen steeds verder in in de natuurwetten. Maar op de verkeerde manier. Het gezond verstand moet gaan heersen.


Het Wereld-Animalistisch Centrum,
1ste Constantijn Huygensstraat 69,
Amsterdam.


Het adres is inmiddels gewijzigd en luidt thans:
Grintschip Maria van Mijdrecht, Prinsengracht t/o nr. 4, Amsterdam.



Blz. 37 : Met zijn vieren stapten we in de Citroën. richting Apeldoorn. Bij een klein koffiehuis in Apeldoorn werd halt gehouden en ja hoor. daar kwam de baas aan met een briefje van honderd. Dit werd met pils en warme worst gevierd en vervolgens deden we de ronde in Apeldoorn.


Een van de kroegen bleek het stamcafé te zijn van de in Apeldoorn in opleiding zijnde marechaussee en Netty werd omringd en opgevrijd door een stel geüniformeerde brooddronken pubers. Het bier vloeide rijkelijk. Ik maakte enige foto’s van de vrijende marechaussees voordat we op weg gingen naar de volgende pleisterplaats. Het was inmiddels al elf uur in de avond geworden. Onderweg stopten we op de Apeldoornse hei en allemaal overvol van de pils lieten we ons in de heerlijke heilucht leeglopen. Het was volle maan en het geelblauwe licht maakte oerkrachten los in Netty, die halfdronken allerlei rituelen en mantrams uitsprak. Haar loshangende haar slierde wild om haar hoofd en met zwaaiende armen stootte zij allerlei vreemde geluiden uit naar de maan. Netty was in haar element, als een echte heks probeerde zij Waterman te betoveren. Willem kreeg het ook te pakken en riep Robby uit tot opperpriester van het Animalisme. Robby weigerde deze benoeming te aanvaarden. Plotseling was Netty verdwenen en na een half uur zoeken vonden wij haar terug tussen de kleine boompjes. We stapten weer in de wagen en Willem nam al kankerend voorin plaats. De weigering van Robby om de leiding op zich te nemen van een door Willem W. Waterman uitgedachte nieuwe levensfilosofie was een flinke streep door zijn rekening. Dan maar met geweld. dacht Willem, en tijdens de rit naar Amsterdam donderden de motiveringen door de wagen. Robby liet het geweld rustig over zich heenkomen. In een bombasties betoog hemelde Willem de kwaliteiten van Robby op hemelhoog werd hij geplaatst als de enige echte Provo, een persoonlijkheid bij de gratie gods, iemand die door de Provo’s was gebruikt en waarvan alle ideeën stamden die Provo ooit had uitgevoerd. Er kwam geen eind aan het gefleem, het hele betoog was doorspekt met aanhalingen uit het pamflet der Animalisten. Het Ani-

Blz. 38 :

malisme werd aangeprezen als een soort supergodsdienst, in schrille tegenstelling met het armetierig gedoe waar Provo in verzand was geraakt. Robby Jasper en Rob Stolk, dat waren de echte en nu moest daar meteen mee verder worden gewerkt.
Dorstig geworden door zijn oraties sommeerde generaal Animalist Willem W. Waterman me te stoppen bij de eerst volgende kroeg. We hadden honger en bestelden uitsmijters en soep, die er grif in gingen. Nadat we nog wat cafés hadden bezocht in Amsterdam, kwamen we weer zonder een sou thuis: Willem honderd gulden en een animalistiese illusie armer, want Robby bleef bij zijn weigering en zwichtte niet voor het overredingsgeweld van Willem. Dat wil helemaal niet zeggen dat Robby iets tegen Willem had. De door Willem in de oorlog verzorgde radioprogramma’s hadden Robby altijd gefascineerd en waren Robby’s eerste contact met de jazz. Willems boeken „De kruistocht van generaal Taillehak” I en II en „Wie zei dat je niet lachen kan in deze tijd” waren door Robby gespeld. In generaal Taillehak bespeurde Robby een vreemde verhouding tussen twee mannen, een soort homorelatie. De eerste ontmoeting tussen Robby en Willem vond plaats in het cafe De Oude Herberg. Jack Kröner was daar met vele anderen getuige van hoe Robby Willem bejegende. Robby was in die dagen opgeladen door het succes van de Happenings rond het Lieverdje en donderde Willem aan de ronde tafel van alles in zijn gezicht: hopman, kuiteflikker, vieze padvinder, een flikker ben je, een ouwe geile lul... Willem liet alles over zich heen gaan en bestelde ondertussen een nieuwe pils.
Niets aan hem verried of hij geschokt was door deze uitbarsting van enormiteiten, hij pikte het en werd niet kwaad. Ik kreeg de indruk dat hij het fijn vond, zou Robby instinctief toch weer de spijker op de kop hebben geslagen? Op het laatst werd Robby door de kroegbaas uit de tent gezet wegens zijn kabaal en zo kwam een eind aan de eerste kennismaking tussen Robby en Willem W. Waterman.

Blz. 39 : Nooit kun je iemand beter leren kennen dan hem dagelijks mee te maken. Willem sleepte steeds meer rotzooi in mijn huis. In de achterkamer woonde een van zijn vrouw gescheiden man, het type dat zich zielig voordoet en daarvoor alles meeheeft, ’s morgens ritselde hij bijna geruisloos zijn ontbijt in elkaar en ’s avonds prutste hij een hap eten in de keuken op het fornuis. Onder het koken klonken allerlei kreten, van: „laat die wijven de pest maar krijgen, ik heb ze toch niet nodig”, en terwijl er nog een kluit Wajang in de pan werd gemikt klonk het „Leve de Vrijheid”. Hij voelde zich verschopt, verraden, en ontluisterd in zijn status van gearriveerde arbeidersbaas. Hij woonde maandenlang bij me, door zijn zielige gedoe drukte hij een verstikkend stempel op het huis. Willem had ondertussen een vriendin die hem achtervolgde, een schilderes met lang blond haar, het type vrouw waar de meeste mannen van wegkwijnen en dat wist ze donders goed.


Vrouwen kiezen altijd de mannen en zij had haar zinnen gezet op Willem W. Waterman. Willem geloofde er niet in dat dit hem kon overkomen en om haar te beproeven maakte hij haar uit voor alles wat mooi en lelijk was, gaf haar kat op kat, liet zich op drie doeken tegelijk door haar vereeuwigen, sleepte een schilderij mee naar huis in Den Haag en maakte doorlopend ruzie met haar. Dit satanies geweld werd door Sylvia7 gelaten geaccepteerd en door deze mentale kastijding groeide haar genegenheid voor hem met het uur. Ze dronk de liefdepijn als ware het nectar. Al die mannen die haar altijd maar aanhaalden en bewierookten, daar walgde ze van, eindelijk had ze nu eens een echte kerel dacht ze. Maar de achtergrond van Willems gedrag was gewoon dat hij de diepgewortelde genegenheid voor zijn eigen vrouw niet wilde verliezen, al bestond het contact met haar slechts uit zijn wekelijkse weekendpelgrimage naar Den Haag. Vrijdags heen met de vuile was in een weekendtas en ’s Zondags terug met de schone, keurig gestreken en opgevouwen. Daar Willems vrouw niet kon koken, zorgde schoonpapa Schatrijk altijd voor gi-

Blz. 40 :

gantiese voorraden etenswaren in blik. De voorraden waren zo groot, dat in de tas met schoon wasgoed ook altijd een tiental blikken heerlijkheden waren ingepakt: zijn vrouw had dan de zekerheid dat Willem niet van de honger zou omkomen. De avonturen van Willem lieten haar Siberies en er was maar een voorwaarde aan verbonden: geen enkele vriendin van Willem kon ongestraft haar huis betreden. Wanneer een of ander avontuur Willem teveel werd, was zijn geijkte recept zijn geliefde mee te nemen om kennis te maken met zijn vrouw. Als een soort prooi werd het slachtoffer dan door Willem meegetroond naar zijn huis waar zij met dodelijke koele Haagse intelligente hooghartigheid psychies aan flarden werd gescheurd. Dit was de prijs. Willem was meestal direct van een hem te lastige vriendin af en zijn vrouw smaakte het genoegen van een triomfantelijke overwinning: de verstandhouding tussen de beide echtlieden bleef goed.
Vlak voor de Olympiese Spelen van 1968 stond plotseling Els in de kamer, met een levensgrote koffer op wieletjes. Els, een souvenier van Frans Babylon, ontvluchtte een paar keer per jaar haar huis, haar drie kinderen toevertrouwend aan de zorgen van haar stotterende echtgenoot. De lieve man beheerste dertien talen. maar stotterde. Tevers hing hij het orthodox Joodse geloof aan en terroriseerde met de strenge gebruiken daarvan het huisgezin. Tureluurs van de met gebedssjaal opgesierde wandelende bidprent ontvluchtte Els de werkelijkheid op haar manier. Als een hippiese Jeanne d’Arc verdeelde zij haar liefde tussen haar drie dochters en de paarden. Geen concours, of Els was present. Voor vele buitenlandse bladen verzorgde zij uitstekend gedocumenteerde verslagen. Els had haar auto verkocht en was in het bezit van een dikke duizend gulden. Stralend stond ze daar temidden van de door Willem opgebouwde stapel koffers, tassen en aan de muur gespijkerde kledingstukken. Tijdens het eten ontvouwde zij haar plannen. De volgende dag zouden de paarden die hadden meegedaan aan het concours hippique te Rotterdam per KLM-toestel worden overgevlogen naar Rio de Janeiro8. Els wilde mee en haar krijgsplan was waterdicht. Ze wilde proberen om tijdens het laden van de paarden zich stieken in het vliegtuig te verbergen. Een jaar eerder

Blz. 41 : had ik haar eens geholpen met het maken van foto’s tijdens het verladen van paarden dat altijd plaats vond bij het dierenhotel op Schiphol. Daar gaan de hekken open en het te laden vliegtuig staat er vlakbij. De paarden worden in speciaal daarvoor gebouwde boxen door een vorkheftruck zo het vliegtuig in getild. Een man van het grondpersoneel met een rode pet houdt toezicht, maar is vaak afwezig. Els zou met haar camera gewapend een fotoreportage maken en dan plotseling onopvallend in het vliegtuig verdwijnen en zich opsluiten in de toiletten. Het verladen van paarden is een reuzekarwei dat ongeveer een halve dag in beslag neemt. De verzorgers van de paarden wisten niet beter dan dat Els had geboekt voor de reis en zij hielpen haar met het aan boord komen. De rode pet was in geen velden of wegen te zien en de piloten deden net alsof hun neus bloedde. Els was een leuke intelligente vrouw, goed gekleed, smaakvol en sportief en er waren voor deze reis geen stewardessen aan boord. Alles verliep volgens plan. De trap werd bij het vliegtuig weggehaald en men wilde de grote deur waardoor de paarden waren binnengevoerd al dicht doen. Els, overmeesterd door het succes, waagde het om nog even door de bijna gesloten deur naar buiten te kijken als een soort afscheid... jammer, want ze keek recht in het gezicht van de roodgepette haven¬ meester die met papieren in de hand toezag op de vergrendeling van de deur. Leiden was in last, de Rode Pet ontstak in woede, de trap werd weer voorgereden en Els werd van het platform weggevoerd. Haar hoofd trots achterover, de tranen stromend over haar wangen. Haar droomwens was aan flarden en nog wel door haar eigen schuld. De koffer op wieletjes stond in de cantine van het aangrenzende vrachtgebouw, ze had geen kans gezien deze ongezien mee aan boord te nemen. Per taxi arriveerde Els weer op mijn adres. Dit alles vond plaats tijdens mijn afwezigheid daar de vertrektijd van het vliegtuig waarin Els mee wilde parallel liep met mijn afreis naar Wenen voor tien dagen om een reportage te maken van de Europese Karate kampioenschappen aldaar. Els stortte haar hart uit bij Willem Waterman en zij liet zich door hem uitgebreid troosten. De lange blonde vriendin van Willem betrapte hen op de matras in de gehuurde hoek. Het drama was geboren en culmineerde langzaam naar ongekende hoogten. De blonde schilderes werkte voor halve dagen in de ochtenduren als ontwerpster in een confectiefabriek en dan kroop Els in de door koffers ommuurde vesting van Willem. ’s Avonds bezette de blonde het liefdesfort terwijl Els geen minuut uit de kamer week en de radio keihard aanzette, tweemaal 15 watt sterio denderde dan door de ruimte en met zo’n herrie kan zelfs een olifant niet liefhebben. Langzaam stapelden de haatlagen zich in de kamer op. Door de harde muziek in het holst van de nacht gingen ook de buren zich er mee bemoeien. ’s Middags en in de vroege avond ontvluchtte Willem het geweld en dook de kroeg in om laat in de avond te komen kijken wie er nu wel in zijn bed lag. Alle feminine trucs werden uitgevoerd: lippenstift op de hoofdkussens, haarspelden tussen de lakens. Als krolse door penis-

Blz. 42 : nijd bezeten poezen stelden ze zich aan. De arme zielige gescheiden koperslager kwam bijna om in het geweld dat zich rondom hem ontketende. Els’ uitdagend gedrag inspireerde hem om haar voor een avondje eten uit te nodigen. Nou, daar wist Els wel raad mee. Hij dronk vooraf twee sherry’s in het Portugese restaurant op de Hoogte Kadijk en nam er nog een paar na, ook de paelja’s gingen erin als koek. Zijn verliefdheid verdronk alle gierigheid en in een vreugdevol gezwijmel beloofde hij haar te zullen helpen en morgen zou hij 1500 gulden van zijn spaarbankboekje halen. zodat Els alsnog naar de Olympiese Spelen zou kunnen vliegen. De volgende dag wachtte Els op haar gulle vriend, maar ze had misgerekend. Met een lullige smoes dat er niks op zijn boekje stond poeierde hij haar af. Een man een man, een woord een woord, ging niet op bij deze verburgerlijkte figuur. Dit was de tweede dreun die Els binnen een paar dagen tijd te verduren kreeg. In stille arrogantie negeerde zij vanaf dat moment ’s mans aanwezigheid in huis. Willem had het ook niet zo op hem begrepen, want als Willem in zijn vesting lag te kroelen deed de koperslager zijn deur steeds half open om door de kieren van de koffers Willems activiteiten af te leggen. Wanneer hij er op een stoel zittend openlijk naar was gaan zitten kijken, had Willem dat goed gevonden, maar stiekum, nee, daar hield hij niet Van. Zonder dat ik het had gemerkt heb ik wel een een uur lang Els bewerkt onder het toeziend oog van Willem, die nog geen meter van me af zat en Els die hem had zien binnen komen had niets laten merken. „Els”, zei Willem. „trek je er niks van aan, we pakken een pils en kopen wat drank en gaan naar Flip v.d. Burght. Onderweg vertelde Willem haar het verhaal over het ingooien van de ruit bij de burgemeester. In haar gedachten stonden haar mislukte pogingen om naar de Olympiese Spelen te komen daar maar schamel tegenover, het verhaal maakte indruk op haar. Els hield van daden en het gekeutel van de koperslager was iets dat ze niet kon begrijpen. Ze praatte met Willem over New Vork en wat ze daar allemaal gedaan zou hebben wanneer ze met het vliegtuig daar zou zijn geweest. Twee beelden dwarrelden door haar zo mooi gevormde engelenhoofd: de skyline van New York en de steen van Willem door de ruit van de burgemeester. Onderweg naar Flip werd hier en daar even een pilsje gepakt; voor Els’ eteriese constitutie was de maat reeds vol. Met een kruik jenever in de hand wandelde zij vast vooruit naar het huis van Flip op de Leliegracht. Willem talmde nog wat in de kroeg, in diepgaand gesprek met een medies student en zou zo komen. Els stevende luchtig door de alcohol op het pand van Flip af. In de etalage prijkte een grote houtsnede, voorstellende skyline van New York. Els keek er naar en zonder zich te bezinnen knalde ze de volle kruik jenever krachtig door de dikke etalageruit van Flips atelier- en expositieruimte. De knal trok direkt een drom nieuwsgierigen aan, de buurman architekt belde de politie en ook Willem Waterman kwam aanrennen. Els stond temidden van de chaos verzaligd afwezig te glimlachen, al haar opgekropte teleursteling was van haar afgegle-

Blz. 43 : den, als een onschuldige Mona Lisa bekeek zij het gapende gat dat etalage was geweest. De houtsnede was licht beschadigd en lag treurig scheef gezakt tussen de dikke glasscherven. Willem wist niet zo goed wat hij er mee aan moest en bemoeide zich met Els, de omstanders die niet hadden gezien wie het geflikt had wezen hem mompelend aan als de dader. De politie arriveerde en nam de schade op, maakte een rapport en bij Flip binnen werd geaccordeerd dat Els de door haar aangerichte schade zou vergoeden. De agenten wilden eerst niet geloven dat zij het had gedaan en dachten dat zij de schuld op zich nam om Willem te dekken. De schade van ruit en houtsnede bedroeg ongeveer 600 gulden. Els betaalde de volgende dag en kreeg de houtsnede mee. Met een schamel bedrag als restand van de verkoop van de auto bleef ze met de brokken zitten, Flip was een kostbaar stuk werk kwijt voor een goed bedrag en had een nieuw krasvrij etalageraam. Zo trof ik bij mijn thuiskomst uit Wenen om elf uur ’s morgens een treurende Els aan. Dof voor zich uitkijkend staarde ze naar de muur in een sfeer die je kon snijden. Ze was blij me te zien en in korte trekken schetste ze de situatie. Naast haar aan tafel zittend viel mijn oog op een briefje dat op een schilderij was geplakt. Er stond in drie regels op getypt:
Ik woon hier
met drie
homofielen.
Ik vroeg haar of zij dat had gedaan en ze knikte van ja. Ik vroeg haar of zij meende wat zij had geschreven en een glimlach was het antwoord, waarna ik haar op het bed trok en zei dat ik wel eens eventjes zou bewijzen dat ze ongelijk had. Gewillig liet ze zich ontkleedden en in een mum van tijd lagen we in een stampende zevende hemel. Het luchtte ons allebei op. Daarna belde ik Flip om te melden dat ik weer op de basis was aangekomen en las het briefje voor. Luid gelach aan de andere kant van de lijn gevolgd door de raad dat er maar één manier is om te bewijzen dat het niet zo is. Van die taak had ik mij al gekweten.

Blz. 44 : Ondanks de genegenheid die Els voor mij had, bleef de strijd tussen de twee jaloerse poezen om de gunsten van Willem onverminderd doorgaan. De hebzucht om Willem te bezitten was louter gebasseerd op rivaliteit. Na mijn thuiskomst uit Wenen sudderde die strijd lekker door Willem en ik beleefden er min of meer een satanies genoegen aan het gedoe te observeren, tot op zekere dag Willem een groot broodmes en een schaar onder zijn hoofdkussen vond. Nu moest er worden ingegrepen en we beraadslaagden als wijze mannen hoe we hier moesten optreden. Willem zou voor Els een nieuw onderdak opscharrelen en twee nachten later, om een uur of half drie, was het zo ver. Els lag heerlijk te knorren in de liefdesvesting achter het schrijfbureau en ik lag op de bank. Willem stampte de kamer in, gevolgd door Jef Turnhout, een klein kabouterachtig mannetje, een huistuin- en keukenfilosoof en in het bezit van een grote woning plus een sportauto. Zijn geliefde had hem verlaten en was in de armen van een rijke textielfabrikant gevlucht voor zijn muggezifterige jaloersheid. Jefs exploitatie van haar ontwerpkunsten hadden hem tot bezitter van de dure rode sportauto gemaakt, een souvenir d’amour dat nu diende om een nieuw beminobject in zijn lege huis te lokken wat nog niet was gelukt. Els werd ruw wakker geschud door Willem: „Broek aan en koffers pakken” was het militante commando. Els begreep dat tegenspreken geen zin had. Zij stond zonder iets te zeggen op, strekte haar mooie lichaam uit, kleedde zich aan en keek eens steels naar Jef, die zij kende want hij was een streekgenoot uit Brabant. Ze maakte geen enkel bezwaar. Willem sleepte de koffer op wieltetjes naar beneden, want die kleine kabouter kon hem niet eens over de drempel krijgen. Els gaf mij een afscheidszoen. Willem, die interesse had voor de vrouw die bij Jef was weggelopen, maakte er een koehandel van: Jef moest haar tegenwoordig adres geven in ruil voor Els. Aan deze eis werd voldaan en Jef vertrok blij met de goedkope buit naar zijn woning. Binnen een week verhuisde ook de koperslager.
De verzamelwoede van Willem voor reeksen vrouwen was buiten alle proporties. In een dronken bui vertelde hij me eens in het bezit te zijn van een collectie vrouwelijk schaamhaar. Ik geloofde het niet en heb ook nooit iets gezien van deze collectie. Ze zou in een kleine vitrine zijn en ieder plukje zou zijn voorzien van een klein strikje. In mijn verbeelding zag ik hem al over die collectie heengebogen staan om wekelijks de kutschatten te beruiken en te bekijken, misschien maakte hij ze dan wel stofvrij met een klein zakharen penseeltje. Zijn obsessie voor kutharen demonstreerde zich een keer in Antwerpen. We logeerden samen met Fred Bergisch een nacht bij Henriette, en bolrond getiete Provochick die met haar Duitse vriendin een groot pand bewoonde. Aan het ontbijt wilde zij van Willem een Belgies pamflet hebben over de drankbestrijding. Willem stelde als eis dat hij daarvoor een plukje kuthaar moest hebben. De keiharde Provochick van nog geen 19 jaar oud antwoordde oké, maar dan moet je het zelf nu meteen afknippen. Willem, uit het veld geslagen door zoveel bereidheid, liet het afweten en de happening ging niet door. Later, in het

Blz. 45 : blad Snor dat hij samenstelde. plaatste hij advertenties voor het inleveren van schaamhaar, liefst van koninklijke schaamdelen - daar werden dan hoge prijzen voor betaald door Arabiese sjeiks. Bij Kerco, overdreef hij later, kwam een jutezak vol schaamhaar per post binnen. Een fijne kroegleugen.
Willem zat vol vreemde fratsen en ook het maken van sausen was hij een grootmeester. Addik lag eens ziek en werd in de huishouding geholpen door Helena, een dichteres. Willem kwam tegen het avondeten even langs, ontdekte de struise schone in de keuken, haalde zijn genotsknuppel voor de dag en bestormde haar al rukkend. Geschrokken van de enorme staander hield Helena hem op een afstand met een hete juspan gevuld met ballen gehakt. Willems potentie schokte echter juist met grote brokken uit zijn knuppel en kwam terecht over de gehaktballen in de juspan. De dichteres redde de situatie door direct te declameren. „De jus is gebonden, van de sperma is het zonde.”
Na het vertrek van Els en de koperslager verviel Willem in een uitgeblust negatief nietsdoen. Hij vrat steeds alle etenswaren uit de ijskast weg, zodat ik geeneens meer brood kon meegeven aan mijn zoon voor zijn twaalfuurtje. Na enige waarschuwingen liet ik hem schriftelijk weten dat op zijn aanwezigheid in mijn huis geen prijs meer werd gesteld. Dus ook Willem verdween en met hem een verhuiswagen vol rotzooi. Nog altijd verdenk ik hem er van dat hij de surrealistiese gramofoonplaat van Leherb heeft meegejat. Willem is in wezen een laf mens die zaken waarbij hij gevaar kan lopen op een slinkse manier door anderen laat uitvoeren. Een keer had hij me bijna te pakken. In de rumoerige Provotijd begin ’66 introduceerde hij me bij de reeds eerder genoemde Knol, hoofdredacteur van het Belgiese blad de Post. In de lobby van het gebouw van de Post aan de Luchthavenlei te Antwerpen tegenover het vliegveld, begon Willem, Knol schuin aankijkend: „Zullen we het hem vertellen?” Knol knikte bevestigend en stak van wal: „Ik weet niet of de naam Mauretania je iets zegt, maar het zit zo. Tijdens de oorlog heeft Weinreb inzage gekregen in stukken van de SD die in een dossier zijn samengevoegd en de codenaam Mauretania dragen. Die rapporten behelsden gegevens over Neder-

Blz. 46 : landers die tijdens de bezetting om de een of andere reden mensen hebben verraden of aangegeven of overgeleverd aan de Duitsers. In een van die rapporten is sprake van een bijzonder geval: de echtgenote van een in Michielsgestel door de Duitsers gegijzelde zeer bekende politieke persoonlijk¬heid had een paar ondergedoken Joden aangegeven aan de SD. In ruil daarvoor mocht haar echtgenoot een weekend thuis doorbrengen”. De stilte van Willem, die altijd zo breedsprakig kon interrumperen, de klemming en de typiese manier waarop Knol me het verhaal vertelde, deden mij vermoeden dat er een gevaarlijk spel werd gespeeld. Mijn vraag aan Knol was direct: „Wie was dat dan wel?” Hij antwoordde: „Schermerhorn” 9. Willem deed net alsof hij het niet hoorde en keek de andere kant uit en je zou kunnen zeggen dat het geheel hem niet interesseerde. Ik keek Willem aan en liet merken dat ik van het hele verhaal geen snars geloofde. Ik vroeg Knol: „Hoe weet je dat en wie heeft het aan je verteld, waar en wanneer?”
Waarop Knol vervolgde: „Het is een paar jaar geleden dat er een ontmoeting is geweest waarbij ik voor de Nieuwe Linie aanwezig was, met de heer Stokvis van de Telegraaf en iemand van de Haagse Post.


Weinreb wilde openheid van zaken geven in een serie artikelen. Hij kon zijn gegevens alleen maar uit zijn herinnering meedelen en had zich eerst aan een proef van bekwaamheid onderworpen door enige hoofdstukken uit een willekeurig boek te lezen, na een uur kon hij deze tekst woordelijk herhalen, zodoende bewijzend dat hij het vermogen bezat zich tot in de kleinste details alles te kunnen herinneren, een soort computervermogen”. Knol hield even op en bestelde koffie. Als in een flits doorzag ik de situatie en alles in me waarschuwde afblijven met je handen. Dit alles gebeurde in begin 1966 en ik doorzag hun bedoeling. Ze wilden dit bericht erdoor drijven via mijn relaties met Provo.

Blz. 47 :

Willem. als getrainde ex-propaganda leider van het Zwart Front en Knol als gewiekste hoofd¬redac-teur, zouden hun handen in onschuld wassen. Na de koffie vervolgde Knol dat de fotokopieën van deze zaken en ook de officiele stukken die Weinreb in zijn bezit had, via een vrouw in Antwerpen naar de Communistiese Partij in Parijs waren doorgestuurd. Meer vertelde hij niet. Terug in Amster¬dam, liet het geheel me niet met rust. Ik maakte Edo van Berkel, waarmee ik de nogal opzienbarende LSD-verhalen in de Telegraaf lanceerde, deelgenoot van het aan mij vertelde. Edo, die daardoor nogal furore maakte bij de Telegraaf grasduinde op zijn manier in zijn eentje verder en was volgens zijn zeggen de vrouw die het spul naar Parijs had gebracht op het spoor. Dit alles gebeurde in de tijd dat er nog geen sprake was van het verschijnen van een serie boeken van Weinreb. Edo van BerkeI, die veel tijd in België verbleef, maakte op zijn beurt melding van zijn bezigheden aan zijn hoofdredactie en kreeg consignatie zich niet met deze zaak te bemoeien, wat voor hem een aansporing te meer was ermee door te gaan. Dit heb ik kunnen controleren bij een gesprek dat ik later had met de sympathieke adjunct-hoofdredacteur Heitink. Ik liet merken af te weten van het bestaan van het befaamde Mauretaniarapport10, alsmede van andere mij door Knol vertelde zaken, en mij werd geant¬woord dat van BerkeJ inderdaad consigne kreeg zich niet met het geval Weinreb op te houden. Daardoor werd duidelijk dat Knol inderdaad dingen had verteld die bij de redactie van de Telegraaf bekend waren; het najagen van luchtkastelen hoef je namelijk niemand te verbieden. Het was Edo ook opgevallen dat Mauretaniarapport geen onbekende klank was bij zijn hoofdredactie. In 1969 verschenen de drie delen van Weinrebs boeken en ik vond op de onderste helft van pagina 1766 in deel drie de passage waardoor de mededelingen van Knol, vier jaar voor het verschijnen van het boek, werden bevestigd, alleen de naam werd in het boek niet vermeld.
Nog weet ik niet voor welk karretje Willem Waterman en Knol mij hebben willen spannen met het noemen van die naam, alleen Weinreb zelf kan mij die bevestigen, want de beide heren die elkaar in een kampperiode hebben leren kennen vertrouw ik niet.
Soms glip je in je leven door het oog van de naald als je in onvoorziene situaties terecht komt. Het rode lampje van een intuïtieve waarschuwing kan dan van grote betekenis zijn.





[1]In het voorwoord staat de beruchte toevoeging: „Elke gelijkenis of voorvallen in dit verhaal met werkelijke personen of gebeurtenissen berust op louter toeval.”...
[2]Het boek is geschreven in de ik-vorm, dus: Ab Pruis, fotograaf (* 31-08-1930 , † 29-03-2003)
[3]Henk J. Meier (* 28-03-1937, † 07-04-2011). Het blad heette Sextant.
[4]Erotisch spel. 169 standen. Technieken voor een gelukkig geslachtsleven; een fotoboek met inleiding van C.B. McInverness, M.D., Ph.D. (een pseudoniem van Willem). Wie de foto’s maakte, wordt niet vermeld. Uitgeverij Kerco N.V., Ridderkerk (z.j.).
[5]Friedrich (Freek) Weinreb (* 18-11-1910 , † 19-10-1988), joods-chassidische verteller, schrijver en econoom. Hij was het onderwerp van de zogenoemde Weinreb-affaire rond zijn activiteiten als Duits collaborateur en vermeend jodenhelper tijdens de Tweede Wereldoorlog: hij had een fictief emigratiebureau opgezet en een niet-bestaande Duitse generaal gecreëerd, met wie hij - naar eigen zeggen - correspondeerde. Joden die zich bij hem - tegen betaling - lieten registeren, spiegelde hij voor dat zij zo hun deportatie konden uitstellen. Merkwaardigerwijs verleenden de Duitse bezetters althans gedeeltelijke medewerking aan Weinrebs initiatief: de personen op zijn lijsten werden via de Joodse Raad voorlopig van deportatie vrijgesteld.
In 1948 werd Weinreb door de Bijzondere Raad van Cassatie veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. In december van dat jaar kreeg hij gratie, te danken aan het 50-jarige jubileum van koningin Wilhelmina. Nadat Jacques Presser in zijn boek Ondergang enkele lovende passages aan hem wijdde, schreef Weinreb, onder redactie van Aad Nuis en Renate Rubinstein, een autobiografie, waarin hij zijn doen en laten tijdens de oorlog uit de doeken deed; de publicatie van dit boek, Collaboratie en verzet, deed veel stof opwaaien en gaf aanleiding tot de Weinreb-affaire. Regina Grüter schreef een biografie over Weinreb.
[6]Militair Gezag?
[7]Sylvia Quiël: die werkte immers in een confectie-atelier (brief WWW aan Driek van Wissen d.d. 19-03-1977).
[8]Wat moeten die paarden in Rio de Janeiro als er Olympische Spelen in Mexico City zijn?
[9]Willem (Wim) Schermerhorn (* Akersloot, 17-12-1894 , † Haarlem, 10-03-1977) was van 1926 tot 1944 hoogleraar landmeten, waterpassen en geodesie te Delft en de eerste minister-president van Nederland na de Tweede Wereldoorlog, van het Kabinet Schermerhorn-Drees (van 24-06-1945 tot 03-07-1946). Van 1942 tot 1943 inderdaad geïnterneerd in Sint-Michielsgestel, als een van de „Heeren Zeventien”, een groep in Sint-Michielgestel geïnterneerde Nederlandse bestuurders.
[10]Mauretania-dossier : dossier met de namen van Nederlanders, die joden hadden verraden.



N.B.: © Ab Pruis / Underground International !