Blz. 83 : | [...] Het tweede opvallende boek 1 was afkomstig van Willem W. Waterman (pseudoniem van W.H.M. van den Hout), toen propagandaleider van Zwart Front 2. De kruistocht van generaal Taillehaeck handelde over de mobilisatieperiode, verscheen in 1941 bij De Residentiebode en beleefde daar minstens vijf drukken in een oplage van 13.000 exemplaren. Watermans boek stond boordevol onverhulde kritiek op de toestand van het Nederlandse leger. ‘Wát precies heeft deze catastrofe veroorzaakt?' vroeg Waterman zich in het naschrift van zijn boek af over het echec van de meidagen. ‘Twee dingen: de verdeeldheid van een staat, die niet krachtig werd geregeerd, maar een speelbal was van elkaar bestrijdende partijen, en ten tweede: de ondermijning van zijn geestkracht, die door een kortzichtige regeering werd getolereerd. [...] Er waren geen idealen, geen oude, door de eeuwen heen beproefde normen meer! De soldaten werden den oorlog in gezonden niet alleen met ontoereikend materiaal, doch ook met ontoereikende geoefendheid, met een innerlijke onzekerheid en het ergst van al: dikwijls met een besef: dat maar één ding belangrijk was: er levend uit te komen! 12 [...] |
12 | Willem W. Waterman, De kruistocht van generaal Taillehaeck. Deel I: Proloog. Den Haag 1941, p. 279-282. |
Blz. 86 : | W.H.M. van den Hout (1915-1985) |
Van den Hout verwierf veel meer bekendheid onder zijn naam Willem W. Waterman, of kortweg Willy Waterman en Willy van der Heide. Van 1936 tot en met april 1939 werkte hij bij Philips Persbureau in Eindhoven. Daarna trad hij in dienst bij het reclamebureau Netherlands Service N.V. Sellmore in Amsterdam. In 1939 werd Van den Hout gemobiliseerd. Zijn eerste roman was Een woestijn raakt zoek (1939), gevolgd door Amerika filmt (1940), boeken die zich vooral kenmerken door hun luchtige, humoristische stijl. In 1940 werd Van den Hout propagandaleider van Zwart Front 3. Een jaar later verscheen het eerste deel van De kruistocht van generaal Taillehaeck, dat de gebreken van het Nederlandse leger tijdens de mobilisatie aan de kaak stelde. In 1943 volgde deel twee, dit keer over de lotgevallen van Nationaal Front. Na het opheffen van Meijers beweging schreef hij hoorspelen voor de Nederlandsche Omroep, werkte mee aan Cinema en Theater en De Drie-Stuiversromans. Ook publiceerde hij enkele anti-Amerikaanse brochures voor de Duitse propaganda. In 1944 redigeerde hij het satirische propagandablad De Gil en begon hij voor de Nederlandsche Omroep het programma de Radio Gilclub, dat zo populair werd door de jazzplaten die erin gedraaid werden. Na de oorlog was Van den Hout drie jaar geïnterneerd en kreeg hij een publicatieverbod van tien jaar opgelegd 4. Als schrijver Willy van der Heide van de Bob Evers-serie brak hij nadien pas goed door. Daarnaast leverde hij verhalen als Joke Raviera en Silvia Sillevis voor het seksblad Candy 5. [...] |
Blz. 112 : | [...] De Residentiebode kwam in opdracht van het Reichskommissariat met de brochure Dus toch Amerika, anoniem, maar naar later bleek een door propagandist W.H.M. van den Hout gemaakte tekst, waarin hij, met behulp van foto's en tekeningen, probeerde aan te tonen, dat de Verenigde Staten en niet Japan de aanvaller was. Van den Hout schreef voor dezelfde opdrachtgever Balans der fronten en Geef mij maar Amerika. 67 [...] |
67 | Verslag ondervraging W.H.M. van den Hout door Bureau Nationale Veiligheid, 7 mei 1946. CABR-dossier W.H.M. van den Hout, MvJ. |
Blz. 121 : | [...] Naast de Duitse kopstukken trachtten ook de Nederlandse politieke leiders Mussert en Arnold Meijer met verschillende publicaties de aandacht op zich te vestigen. Aan het begin van de bezetting woedde echter een felle machtsstrijd onder de bestaande fascistische en nationaal-socialistische partijen. Arnold Meijer deed verwoede pogingen zich als de nieuwe leider te profileren, hoewel hij alle moeite had de principes van Nationaal Front te laten sporen met die van de nationaal-socialistische machthebbers. Wie na alle trammelant rond de affaire-Mannheimer 6 nog niet wist wie Meijer en zijn ‘zwarte troep' waren, kon terecht bij twee biografieën die bij zijn in Den Haag gevestigde uitgeverij De Veste achtereenvolgens waren verschenen. De eerste dateerde uit 1940 en was in adoratie geschreven door Louis Knuvelder: ‘Ook toen de oorlog over ons eigen land kwam, was dit voor het jonge Nationaal Front géén ondergang: voor duizenden en duizenden was het de schok die de oogen opende: dan had toch de democratie ongelijk, en Arnold Meijer gelijk gehad en de duizenden kwamen en komen nog steeds door.' 13 De tweede was van de hand van W.H.M. van den Hout, hoofd pro- |
13 | Louis Knuvelder, Arnold Meijer; leven en karakter. Een korte schets. ‘s-Gravenhage 1940, p. 60. |
Blz. 122 : | paganda van Nationaal Front 7. Ook hij schetste met paukenslagen van daadkrachtige propaganda de ‘Werdegang' van zijn leider. ‘Zwart Front begon met enkele honderden - bereikte duizenden, ging voort als Nationaal Front en telt nu tienduizenden der beste Nederlanders', meldde Van den Hout. De propagandaleider zou later in deel twee van zijn boek De kruistocht van generaal Taillehaeck op pijnlijke wijze de tekortkomingen van het hoofdkwartier van Nationaal Front en zijn leider schetsen: ‘Het is nu begin Januari. Sinds Mei is praktisch géén brief van het Hoofdkwartier beantwoord. Sinds Mei 8 is er geen propagandamateriaal gedrukt. Men werkt overdag, ‘s nachts en op alle uren door. De ledenregisters zijn in chaotischen toestand. De administraties op de courant en het weekblad bestaan niet. De uitgeverij heeft practisch geen uitgaven en zeven man personeel. Verder zijn de boekhoudingen van de uitgeverij, de contributies, de krant en het weekblad door elkaar geraakt, tot niemand er meer wijs uit kan.' 14 Meijer was, zoals te verwachten, na verschijning van dit boek ‘not amused'. In |
14 | Willem W. Waterman [ps. Van W.H.M. van den Hout], De kruistocht van generaal Taillehaeck. Deel II: Een strijd om Nederland. ‘s-Gravenhage 1942, p. 43. |
Blz. 123 : | 1946 schreef hij zijn memoires in Alles voor het vaderland, een boek dat wederom bij uitgeverij De Veste, maar nu weer vanuit zijn vertrouwde thuisbasis Oisterwijk werd uitgegeven. Meijer: ‘In een roman De kruistocht van generaal Taillehaeck, Deel II, waarin ik de eer geniet de hoofdrol te spelen, put de schrijver W. v.d. Hout, zich uit in het belachelijk maken van organisatie en beweging "Nationaal Front". De schrijver vervulde een functie op de propaganda-afdeeling van onze organisatie. Wegens plichtsverzaking en onbetamelijk gedrag werd hij ontslagen. Na de opheffing van Nationaal Front deed hij dit boek uitkomen, voorzeker in de eerste plaats omdat een dergelijk boek hem inkomsten gaf, in de tweede plaats omdat dit boek, dat welgevallig was aan de NSB en aan de bezettings-autoriteiten, hem een introductie gaf voor een nieuwe functie en nieuwe inkomsten en ten |
Blz. 124 : | derde uit een zekere rancune. Des schrijvers moed-der-overtuiging blijkt wel uit dit dubbele feit: het eerste deel zijner roman (veroordeeling van het leger) verscheen na de capitulatie, toen er niemand meer hem ter verantwoording kon roepen; het tweede deel verscheen na de opheffing van Nationaal Front, toen wij niet in staat waren om ons te verdedigen. Het zou ons niet verwonderen als er een trilogie van gemaakt werd en nu de NSB door hem veroordeeld zou worden. Ook dáár is nu geen gevaar meer bij!' 15 Maar Van der Hout liet zich in de naoorlogse politiek niet meer zien en zou zijn schrijversinkomsten voortaan onder meer putten uit zijn Bob Evers-serie. [...] |
15 | Arnold Meijer, Alles voor het vaderland, Oisterwijk 1946, p. 35. |
Blz. 266 : | [...] In 1943 volgde een andere populaire jeugdserie, De Drie-Stuivers-Roman, die op uitdrukkelijke wens van het Reichskommissariat in het leven was geroepen met het doel bedekt propaganda te voeren. De redactie werd toevertrouwd aan Louis Thijssen. Voor publicatie tekende uitgeverij Opbouw. De oplage bedroeg in 1944 nog 70.000 exemplaren. 127 De Drie-Stuivers-Roman verscheen aanvankelijk om de veertien dagen, maar vanaf de tweede jaargang 9 elke week op klein formaat met slappe kaft en illustratie met een steunkleur. Hoofdpersoon was detective Philip Raack. Naast hem figureerde zijn vriendin Sonja en meestal ook politie-inspecteur Beverwijk. Voor illustraties zorgden Karel Thole 10, de gezichtsbepalende de tekenaar van Zwart Front, en F. Mettes.11 Thijssen was begunstigend lid van de Nederlandsche SS, voormalig hoofdredacteur van De Residentiebode en had inmiddels de redactionele leiding van het eveneens door Opbouw uitgegeven blad Cinema & Theater. Bovendien was hij in 1943 gevolmachtigde voor Nederlandse propaganda bij Erwin Haagn, hoofd Afdeling Propaganda van de Hauptabteilung für Volksaufklärung und Propaganda van het Reichskommissariat. Haagn en Thijssen werkten samen een idee uit om een veertiendaags propagandablad uit te geven met sensationele verhalen, waarin op bedekte wijze werd geageerd tegen onder meer joden, zwarthandelaren en het Nederlandse verzet. Uit Thijssens arbeidsovereenkomst met uitgeverij Opbouw kwam naar voren dat Thijssen voor zijn werk aan het jeugdblad f 100,- per aflevering ontving en nog eens f 150,- per maand voor het schrijven van twaalf nummers per jaar. 128 |
127 | Verklaring J.T. Hulsekamp, directeur uitgeverij Opbouw, 8 mei 1945. CABR-dossier J.T. Hulsekamp, MvJ. |
128 | Persdossier Louis Thijssen, Doc II-194, nr. 175, NIOD. |
Blz. 267 : | Begin 1943 vroeg Thijssen W.H.M. van den Hout, alias Waterman, aan het blad mee te werken. ‘De bedoeling was enkele on-politieke nummers te laten verschijnen in de trant van de oude Lord Lister, om zo de oplage op te bouwen en daarna de propaganda erdoor te draaien... Een typisch Thijssen-recept', verklaarde Van den Hout later. 129 Het eerste nummer verscheen op 8 januari 1943. In de volgende afleveringen kregen de lezers via rammelende en vaak ongeloofwaardige intriges de nationaal-socialistische propaganda verdund opgediend. Zo preludeerde aflevering 4, Dr. Kramer ontmaskerd, op een komende invasie van de Engelsen en de verschrikkingen die zij voor de burgerbevolking zou meebrengen: ‘De menschenmassa is wanhopig, er is geen leiding, ieder is aan zijn lot overgelaten. Kinderen schreeuwen om eten. Het is er niet. Wat niet verbrand is of vernield, hebben de Engelschen noodig voor eigen troepen.' (p. 22) In de aflevering De man in de motorboot (nummer 8) hoorde Philip Raack het relaas aan van een Spaanse familie die tijdens de Spaanse Burgeroorlog in Barcelona kennismaakte met het communistische ‘schrikbewind' voordat generaal Franco de overwinning behaalde: ‘De tweede dag kwamen de benden uit de sloppen te voorschijn ... tot het tienvoudige aangegroeid. Alles wat meende, dat er wat te halen viel, had zich daarbij aangesloten. Arbeiders liepen weg uit de haven, uit de fabrieken: communisten, joodsche nietsdoeners klommen op kisten en hitsten de menigte op; hysterische wijven met verwarde haren en lange messen in sjer- |
129 | Verklaring W.H.M. van den Hout in proces-verbaal, 17 september 1946. CABR-dossier W.H.M. van den Hout, MvJ. |
Blz. 268 : | pen om haar middel liepen gillend voorop.... Zoo ging het de stad door, me banieren vervaardigd uit lakens uit heerenhuizen gestolen, waarop leuzen stonden als: "Weg met het aristocratentuig!" ... "Roode revolutie". Vrij van antisemitische tendens was De Drie-Stuivers-Roman allerminst. Zo komt in het deeltje De amateur-moordenaars (nummer 13) het probleem van joodse onderduikers ter sprake. Een zekere Verstarre verklaart tegenover Philip Raack dat hij uit een gevoel van compassie een joodse onderduiker in huis gehaald had. Na zijn verhaal te hebben aangehoord, zegt de detective: ‘Mijn waarde mijnheer Verstarre, ik ken heel veel menschen en ik hoor veel verhalen. En het is altijd hetzelfde liedje. Ik ken zeker twaalf families, die ook uit medelijden Joden onder dak namen en van die twaalf waren er zeven - let wel: zeven - na een maand zóóver, dat ze de Duitsche politie met tranen van dankbaarheid zouden hebben verwelkomd als die hen weer van hun koekoekslogé's waren komen verlossen... En dat waren géén pro-Duitsche families. Dat waren gewone alledaagsche Nederlanders.' De andere families liepen op verschillende manieren tegen de lamp, terwijl de laatste zelf naar de Duitsers liep om de ondergedoken joden aan te geven. Verstarre en vijf andere beschermheren van Rosenboom, de ondergedoken jood, besloten om zich van hem te ontdoen door de onderduiker te vermoorden. ‘"Tja", zei Philip, "dat is een lastig geval ... een opdringerige jood is en blijft een lastig iets, maar een moord is een tweede..."' (p. 13) Vervolgens weet de speurder de moord te verijdelen. In De rekening wordt vereffend (tweede jaargang, nummer 15) voelt Philip Raack een keukenmeid aan de tand. ‘Er is iets aan de hand met jou... Jij bent niet het type, dat met Joden optrekt. Ik heb in mijn leven heel wat van |
Blz. 269 : | het soort kerels gezien, dat met Joden samenspeelt. Ze zijn ten eerste verschrikkelijk stom. Op een bepaalde manier stom. Ze zijn niet zoo uitgekookt als de gewone Hollander gewoonlijk is. Een beetje verstandige Hollander weet bliksems goed, dat hij door Joden wordt misbruikt... Aan de kerels, die ik ken en die met Joden optrekken, is een steekje los'. (p. 13) Een aanzienlijk aantal verhalen is gesitueerd in de Verenigde Staten, die meestal als een gangstercontinent worden afgeschilderd. In Johnstone wint toch! (nummer 17) vervloekt de politiecommissaris van New York tegenover Philip Raack ‘het politieke systeem, dat het heel gewoon vond, als de overwinnende partij onder één hoedje speelde met een politie, die haar aanhangers vrijwaarde voor straffen en boeten; die zorgde dat ieder, die er lid van was, rustig kon stelen en rooven, kroegen houden en clandestien drankvervoeren... zoolang hij aan de partij in kwestie maar zijn steun bleef verleenen.' (p. 1) Als de fantasie van Thijssen of Van den Hout stokte, schrokken de redacteurs er niet voor terug leentjebuur te spelen bij anderen. Dat viel ook een oplettende lezer op. E.M.R. ter Haar uit Leerdam schreef op 22 mei 1944 een brief aan het Letterengilde van de Nederlandsche Kultuurkamer. Hij wees erop dat aflevering nummer 2 van de tweede jaargang, Moord in de trein 21.45, van De Drie-Stuivers-Roman geplagieerd was van Death on the 8.45 van Frank King. Het was regelrechte diefstal, meende Ter Haar. ‘Welke nationaliteit de bestolene heeft, doet m.i. niets ter zake." 130 H.M. Klomp van het Letterengilde stuurde de brief door naar het Referat Schrifttum en de Afdeelding Perswezen van het DVK. Wat er verder mee gebeurd is, is niet bekend. In Aanklacht wegens woordbreuk (tweede jaargang, nummer 20), was er wederom sprake van plagiaat. Dit keer was afgekeken bij detectiveschrijver Damon Runyon. Van hem stal De Drie-Stuivers-Roman Delegates at large, waarin sprake was van Harry the Horse, Spanish John and Little Isidore, criminelen uit Brooklyn, van wie de namen werden omgedoopt in Harry Paardekop, Spaanse Jaap en Kleine Izak het Joodje. Al op 30 oktober 1943 waarschuwde het Nederlandse verzet tegen de verraderlijke reeks. Het Parool schreef toen: ‘Bij de kiosken en bij den boekhandel kan men tegenwoordig voor drie stuivers een nieuw detective-romannetje koopen, dat er smakelijk uitziet en de avonturen van den detective Philip Raack beschrijft. De opwindende scènes [...] worden in schrille kleuren afgebeeld op het omslag, dat om de boekjes zit, zoodat een argelooze reiziger, die graag wat lichte lectuur in zijn zak heeft als hij op den trein stapt, er gemakkelijk toe komt zich een deeltje aan te schaffen. Helaas heeft de schrijver vergeten, ergens op den omslag een hakenkruis te drukken, zoodat de argelooze kooper niet van tevoren zien kan, dat hij zich een nazi-propagandageschrift aanschaft. Philip Raack is namelijk een intiem medewerker van de bloedhonden van de Gestapo; hij maakt jacht op onderduikers, op illegale organisaties, op Joden en op alle vrijheidsstrijders, die in een strijd op leven en dood gewikkeld zijn met den Duitschen tyran. Philip Rack is een van die Nederlandsche ploerten die er zijn werk van maakt om land- |
130 | Brief E.M.R. ter Haar aan Letterengilde NKK, 22 mei 1944. Persdossier Louis Thijssen, Doc II, 194, nummer 174, NIOD. |
Blz. 270 : | genooten aan den Sicherheitsdienst uit te leveren. Dat de schrijver van de boekjes van een dergelijke figuur een held wil maken, is zijn zaak. Maar het is een bedriegelijke nazi-truc om te trachten dergelijke lectuur onder valsche vlag van onschuldige ontspanning onze huiskamers binnen te smokkelen.' Van den Hout gaf na de oorlog toe teksten uit Amerikaanse lectuur over te nemen: ‘Ik liet, zoo brutaal mogelijk, vele nummers stelen uit exemplaren van The Saturday Evening Post, Collier's Weekly of Collections of Short Stories. Deze vertalingen werden bovendien meestal gemaakt door onderduikers, die zoo wat extra verdienden.' 131 Uiteindelijk voldeed het pulpblaadje niet. Onder protest van het DVK, de Nederlandsche Kultuurkamer en zelfs NSB-leider Mussert werd de productie uiteindelijk op last van de Duitsers verboden, ‘aangezien deze in strijd was met de Duitsche belangen'. 132 In Speurtocht in het Turksche bad (tweede jaargang, nummer 24) viel de held, na royaal cognacgebruik, in een Amsterdamse gracht en kwam hij niet meer boven. Maar natuurlijk nadat door zijn toedoen de laatste speurzaak tot klaarheid was gebracht. De Stormvlag, ‘strijdblad voor de jonge generatie', treurde om de weggevallen held in een zwartomrande tweekolommer : ‘Geniaal als Gerbrandy, moedig als een G-man, een schrik van de onderwereld, een gildroom van de zwarthandelaren, een ...Nederlander! Een landsman, grooter dan de grootsten bij de Secret Service en de C.C.D. wat smulden wij van zijn verhalen, wat leefden wij mee met zijn duizend-en-een-avonturen. En altijd wist hij het goede over het kwade te doen zegevieren. [...] Philip zal niet meer met zijn slee langs de wegen suizen, hij zal zich niet meer kwaad maken op de gasgenerator, de zwarthandelaars en onderduikers, zullen verlicht ademhalen.' 133 De uitgave werd in een andere vorm voortgezet en omgedoopt in Flits. Het blad bestond uit een compilatie van korte verhalen, meestal overgenomen uit Amerikaanse novellen, zonder verder spoor van aperte propaganda, tekeningen en kleine puzzels. Op de achterkant plaatste de redactie een advertentie waarin de jeugd werd opgeroepen het volk te dienen ‘bij den Nederlandschen Arbeidsdienst' of ‘de taak van moeders in kinderrijke gezinnen te verlichten'. Een ander nummer bevatte reclame voor de Duitse Kriegsmarine. Van Flits verschenen slechts vijf nummers, voordat papiergebrek ook dit blad definitief liet ondergaan. In juli 1946 stelde een opsporingsambtenaar van de Perszuivering een onderzoek in naar De Drie-Stuivers-Roman, omdat de beheerder van uitgeverij Opbouw, het restant van de boekjes ter waarde van ƒ 75.000,- te gelde wilde maken. Oud-illegalen uit de omgeving van Utrecht verzetten zich hiertegen. Met succes, want de nationaal-socialistische propaganda was ook opsporingsambtenaar J. Haak niet ontgaan. ‘In moreel opzicht zijn deze romannetjes een gevaar voor de klasse die hen bij voorkeur las: de man van de straat.' Het DVK broedde op meer plannen om de jeugd met boekjes te bereiken. De afdeling actieve propaganda van Goedewaagens departement besloot tot het uitgeven van rijmboekjes voor de jeugd. ‘De inhoud van de rijmboekjes is van dien aard, |
131 | Verklaring W.H.M. van den Hout. CABR-dossier W.H.M. van den Hout, MvJ. |
132 | Idem. In dezelfde verklaring beweerde Van den Hout dat door zijn toedoen de uitgave gesaboteerd werd. Dat valt te betwijfelen, waarschijnlijker is dat hij ‘om den brode' heeft meegewerkt. Hij staakte zijn productie in mei 1944 en leverde volgens eigen zeggen in totaal voor twintig nummers kopij. Zie ook proces-verbaal W.H.M. van den Hout, 17 september 1946. CABR-dossier W.H.M. van den Hout, MvJ. |
133 | De Stormvlag 3 (1944) 24, 30 juni 1944, p. 8. |
Blz. 271 : | dat hij de jeugd zal boeien, doch dat ook de ouderen ervan kunnen leeren. Het eerste rijmboekje ligt voor verzending, het tweede voor druk gereed', rapporteerde de afdeling over het tweede halfjaar van 1941. 134 Maar het eerste boekje werd in juni 1943 verstuurd. Flits, de herder en Bull, de dog met tekeningen van Matho (waarschijnlijk boekillustrator M.J.G. Thomassen) was in een oplage van 105.650 exemplaren gedrukt door N.V. Kühn en Zoon in Rotterdam. Er was gekozen voor een fabel, waarin de dieren actuele politieke rollen speelden: Herder Flits was Duitsland, Bull, de dog, stond voor Engeland, de haan voor Frankrijk, de beer voor Rusland en de ratten voor de joden. De strijd tussen de herder en de andere dieren symboliseerde de situatie in de Eerste Wereldoorlog. De vader van kleine Flits stierf bij thuiskomst van de honger en er brak voor het kleine herdershondje een moeilijke tijd aan. Nadat hij was opgegroeid verdreef hij eerst de ratten, rukte daarna zijn ketting los en het boekje eindigde wanneer Flits grommend tegenover de andere dieren stond. Aan het verhaal was een prijsvraag verbonden, met als hoofdprijs een kano. Voor het overige waren er boeken te winnen. Het enige wat de kinderen dienden te doen was een plaatje inkleuren, een fout in de tekening ontdekken en die opsturen naar het DVK. De jeugd moest nieuwsgierig worden gemaakt naar de afloop en een vervolg werd in het vooruitzicht gesteld. Maar dat bleef uit. 12 De bedoeling was het rijmboekje op scholen te verspreiden waarvoor landelijke reclamebureaus werden ingeschakeld.' 135 [...] |
134 | Overzicht der werkzaamheden door het DVK in het tweede halfjaar 1941 verricht, p. 10. DVK, 1d, NIOD. |
135 | Zie Kas-Giroboek De Schouw 1/6/42-30/11/42, Archief De Schouw, nr. 2.09.16, 965, ARA. |
[1] | Bedoeld wordt: naast Z66, een verhaal uit een commandopost ergens in de Grebbelinie van Henri van Hoof (Amsterdam : Scheltens & Giltay, 1940). |
[2] | W.H.M. van den Hout is nooit lid geweest van Zwart Front! Toen Willem lid werd van Arnold Meijers beweging, heette die al lang Nationaal Front. |
[3] | W.H.M. van den Hout werd pas op 10 mei 1941 medewerker van de Afdeling Propaganda van Nationaal Front! |
[4] | Aanvankelijk 20 jaar, door de Raad van Beroep teruggebracht tot 10 jaar. |
[5] | In Candy heeft W.H.M. van den Hout nooit gepubliceerd onder de naam Sylvia Sillevis! |
[6] | Fritz Mannheimer (* 19/09/1890 , 09/08/1939) : Duits/Nederlands bankier, fraudeur. |
[7] | W.H.M. van den Hout : Arnold Meijer strijdt om Nederland, ‘s-Gravenhage (Uitgeverij De Veste), 1941. |
[8] | Zou het toeval zijn, dat Willem hier de maand mei noemt? Zelf was hij medewerker van de Afdeling Propaganda vanaf 10 mei 1941 en op 31 juli van hetzelfde jaar werd hij uit die functie ontheven wegens plichtsverzaking! (Vgl. de brief van J.M. van de Wetering aan W.H.M. van den Hout d.d. 31/07/1941). |
[9] | De eerste jaargang, nrs. 1 t/m 21 waren tweewekelijks, maar de nrs. 22 t/m 31 van de eerste jaargang verschenen wekelijks, net als de nrs. 1 t/m 22 van de tweede jaargang. De laatste twee nummers, 23 en 24 van de tweede jaargang, verschenen wederom tweewekelijks: |
1e jaargang, nr. 1 (08/01/1943) : | Misdaad in het Parkhotel (K. 1795). |
1e jaargang, nr. 2 (22/01/1943) : | De mislukte aanslag. |
1e jaargang, nr. 3 (05/02/1943) : | Sonja ontvoerd. |
1e jaargang, nr. 4 (19/02/1943) : | Dr. Kramer ontmaskerd. |
1e jaargang, nr. 5 (05/03/1943) : | Yvette uit de nachtclub. |
1e jaargang, nr. 6 (19/03/1943) : | De verdachte notaris. |
1e jaargang, nr. 7 (02/04/1943) : | De diamant van Valencius Rechtenaar. |
1e jaargang, nr. 8 (16/04/1943) : | De man in de motorboot. |
1e jaargang, nr. 9 (30/04/1943) : | Een liefde in Spanje. |
1e jaargang, nr. 10 (14/05/1943) : | Een oplichter opgelicht. |
1e jaargang, nr. 11 (28/05/1943) : | De gouden speer. |
1e jaargang, nr. 12 (11/06/1943) : | Kamer 13. |
1e jaargang, nr. 13 (25/06/1943) : | De amateur-moordenaars. |
1e jaargang, nr. 14 (09/07/1943) : | Duizends francs voor Funisia. |
1e jaargang, nr. 15 (23/07/1943) : | Sonja vindt het spoor. |
1e jaargang, nr. 16 (06/08/1943) : | Kidnappers. |
1e jaargang, nr. 17 (20/08/1943) : | Johnstone wint toch! |
1e jaargang, nr. 18 (03/09/1943) : | De weduwe Garcia. |
1e jaargang, nr. 19 (17/09/1943) : | De onderwereld van San Francisco. |
1e jaargang, nr. 20 (01/10/1943) : | Huwelijk met spoed. |
1e jaargang, nr. 21 (15/10/1943) : | Er ontbreekt een misdadiger. |
1e jaargang, nr. 22 (22/10/1943) : | Moord om 4 uur 13. |
1e jaargang, nr. 23 (29/10/1943) : | De slang van de Maharadja. |
1e jaargang, nr. 24 (05/11/1943) : | Philip maakt een blunder. |
1e jaargang, nr. 25 (12/11/1943) : | Chantage. |
1e jaargang, nr. 26 (19/11/1943) : | Doller dan Dolle Dries. |
1e jaargang, nr. 27 (26/11/1943) : | Philip Raack handelt zwart. |
1e jaargang, nr. 28 (03/12/1943) : | Filmsterren voor morfine. |
1e jaargang, nr. 29 (10/12/1943) : | De geheimzinnige hand. |
1e jaargang, nr. 30 (17/12/1943) : | De dubbelganger. |
1e jaargang, nr. 31 (24/12/1943) : | Vergiftigde pijlen. |
2e jaargang, nr. 1 (01/01/1944) : | Een baron raakt zoek. |
2e jaargang, nr. 2 (08/01/1944) : | Moord in de trein 21:45. |
2e jaargang, nr. 3 (15/01/1944) : | Zeven doode zwarte katten. |
2e jaargang, nr. 4 (22/01/1944) : | Iedere dag een glaasje. |
2e jaargang, nr. 5 (29/01/1944) : | De berouwvolle drinkebroers. |
2e jaargang, nr. 6 (05/02/1944) : | Moord in een telefooncel. |
2e jaargang, nr. 7 (12/02/1944) : | De gemaskerden ontmaskerd. |
2e jaargang, nr. 8 (19/02/1944) : | Sonja op het pad der liefde. |
2e jaargang, nr. 9 (26/02/1944) : | Philip plukt een gangsterbloem. |
2e jaargang, nr. 10 (04/03/1944) : | Verstoorde bruidsdagen. |
2e jaargang, nr. 11 (11/03/1944) : | Een echo steelt damestasschen. |
2e jaargang, nr. 12 (18/03/1944) : | Avontuur in Mexico. |
2e jaargang, nr. 13 (25/03/1944) : | Philip en de zwarte kunst. |
2e jaargang, nr. 14 (01/04/1944) : | Philip bijna vermoord. |
2e jaargang, nr. 15 (08/04/1944) : | De rekening wordt vereffend. |
2e jaargang, nr. 16 (15/04/1944) : | Anneke kocht een ring. |
2e jaargang, nr. 17 (22/04/1944) : | Doodewaart is het leven moe. |
2e jaargang, nr. 18 (29/04/1944) : | De verdwenen pantoffelheld. |
2e jaargang, nr. 19 (06/05/1944) : | Schimmen op het matglas. |
2e jaargang, nr. 20 (13/05/1944) : | Aanklacht wegens woordbreuk. |
2e jaargang, nr. 21 (20/05/1944) : | De anonieme brieven. |
2e jaargang, nr. 22 (27/05/1944) : | Het schilderij van den baron. |
2e jaargang, nr. 23 (10/06/1944) : | De geheimzinnige schedel. |
2e jaargang, nr. 24 (24/06/1944) : | Speurtocht in het Turksche bad. |
(Met dank aan Jan Stel, Assen, voor de bibliografische gegevens). |
[10] | Karel Thole (* 20/04/1914 , 26/03/2000) : illustrator, o.a. ook van beide delen van De kruistocht van Generaal Taillehaeck; na de oorlog in dienst van Heyne-Verlag (D) en Mondadori (I), m.n. als illustrator van science fiction-boeken. |
[11] | Frans Mettes (* 1909 , 1984) : illustrator, o.a. ook van Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? en natuurlijk van de Bob Evers-serie. |
[12] | De stijl van tekenen en rijmelarij van dit boekje lijkt sterk op die van het pamflet Zeg, weet je ‘t al?, waarvan W.H.M. van den Hout de auteur is. Ook het uitschrijven van een prijsvraag met als hoofdprijs een kano (Zie inlegvel bij de eerste druk van Drie jongens als circusdetective) en het uitblijven van een vervolg (vgl. de (bij leven) nooit verschenen, maar wel aangekondigde vervolgdelen van eenmaal begonnen series als De reuzen-robot wint, De strijd om de atoomfabriek, Dick Boei als super-sloper, Dikkie en de dingen die breken, Drie meisjes in een Duits hotel, Een kapitaal om een krantenknipsel, Een zeegevecht met watervrees en Kloppartijen in een koelhuis) zouden kunnen wijzen op W.H.M. van den Hout als auteur van Flits, de herder en Bull, de dog. |