Pallas 3 ,

3 : LOUKIANOS : GODENGESPREKKEN


1. GODDELIJK OVERSPEL (Qew`n Diavlogoi 17) : 1
1a. De valstrik van Hefaistos :
APOLLO 2Waarom lach je, Hermes 3?
HERMESOmdat ik zeer belachelijke dingen heb gezien, Apollo.
APOLLOVertel het dan, opdat ik zelf ook kan meelachen, nadat ik het gehoord heb.
HERMESAfrodite 4 is betrapt, terwijl zij samen met Ares 5 was en Hefaistos 6 bond hen vast, nadat hij hen betrapt had.
APOLLOHoe (zit dat)? Want het is duidelijk dat jij een iets leuks zult vertellen.
HERMESOmdat hij die dingen, denk ik, al lange tijd wist, wilde hij hen betrappen, en nadat hij een onzichtbaar net over het bed had geplaatst, werkte hij, nadat hij was weggegaan naar de oven; daarna ging Ares ongemerkt, naar hij meende, naar binnen, maar Helios 7 zag hem en zei het tegen Hefaistos. Toen zij het bed in waren gegaan en bezig waren en binnen het net waren gekomen 8, snoerde het net hen in, en verscheen Hefaistos. Zij dan - zij was immers toevallig naakt 9- wist uit schaamte niet hoe ze zich moest verbergen, maar Ares probeerde eerst weg te vluchten en hoopte het net te zullen doorscheuren, maar daarna, omdat hij had begrepen dat hij zelf gevangen zat, smeekte hij (hem) 10.


1b. Hermes benijdt Ares :
APOLLOWat dan? Maakte Hefaistos hen los?
HERMESNog niet, maar nadat hij de goden bij elkaar had geroepen, toonde hij hun het overspel; en zij, beiden naakt, bloosden met neergeslagen ogen, terwijl zij waren vastgebonden, en het schouwspel scheen mij zeer aangenaam, omdat de daad zelf bijna gebeurde.
APOLLOSchaamde die smid 11 zich ook zelf niet, omdat hij de belediging van zijn huwelijk toonde?
HERMESBij Zeus 12, hij lachte zelfs, terwijl hij bij hen stond. Ik echter, als het nodig is om de waarheid 13 te zeggen, was jaloers op Ares, niet alleen omdat hij een verhouding had met de mooiste godin, maar ook omdat hij met haar was vastgebonden.
APOLLODus ook vastgebonden zijn zou jij in die omstandigheden hebben verdragen?
HERMESZou jij het niet verdragen hebben, Apollo? Ga maar kijken: want ik zal je prijzen, als jij niet ook zelf gelijke dingen wenst, nadat jij (haar/ze) 14 gezien hebt.
Maarten van Heemskerck (1498-1574) -
«Mars en Venus in het net»
(Wenen, Kunsthistorisches Museum).


2. GODDELIJKE JALOEZIE (Qew`n Diavlogoi 14) :
2a. Apollo is bedroefd :
HERMESWaarom ben je bedroefd, Apollo?
APOLLOOmdat ik ongelukkig in de liefde ben, Hermes.
HERMESZoiets is verdriet waard, maar waarom ben jij ongelukkig? Kwelt de toestand met Dafne 15 jou nog?
APOLLOHelemaal niet: maar ik rouw om een geliefde, de Spartaan, zoon van Oibalos 16.
HERMESVertel mij, is de oorzaak dan dat Hyakinthos 17 dood is?
APOLLOInderdaad.
HERMESDoor wie, Apollo? Wie was zo hardvochtig dat hij die mooie jongen doodde?
APOLLODe daad is van mij zelf.
HERMESWas jij dan buiten jezelf, Apollo?
APOLLONee, maar er gebeurde een of ander ongeluk waar ik niets aan kon doen.
HERMESHoe? Want ik wil de manier horen.


2b. Een hyacint als herinnering :
APOLLOHij leerde discuswerpen en ik 18 wierp discus met hem, maar de meest vervloekte wind, Zefyros 19, was ook zelf allang verliefd op Hyakinthos, en omdat hij geen aandacht kreeg en de afwijzing niet verdroeg, deed hij die dingen. Ik wierp de discus omhoog, zoals wij gewoon waren, maar hij liet de discus met een windvlaag vanaf het Taygetos-gebergte 20 neerkomen op het hoofd van de jongen, zodat er door de klap veel bloed stroomde en de jongen onmiddellijk stierf.
Maar ik wreekte me meteen op Zefyros door pijlen af te schieten, hem achtervolgend tot aan de berg, terwijl hij vluchtte, en voor de jongen legde ik ook het graf aan in Amyklai 21, waar de discus hem trof. En ik zorgde ervoor dat de aarde uit het bloed een zeer aangename bloem 22 deed groeien, Hermes, die én het rijkst bloeit van alle bloemen én nog bovendien letters heeft die het lijk bejammeren. Maak ik op jou de indruk zonder reden verdrietig te zijn?
HERMESJa, Apollo: want jij wist dat je een sterveling tot je geliefde had gemaakt: daarom moet jij niet rouwen om zijn dood 23.
Jean Broc (1771-1850) -
«De dood van Hyakinthos»
(Poitiers, Musée des Beaux-Arts).


3. EEN GODDELIJKE BEVALLING (Qew`n Diavlogoi 9) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.



3 : LOUKIANOS : LOUKIOS OF DE EZEL


1. DE METAMORFOSE (Louvkio~ h] o[no~ 12-15) :
1a. Een tovenares aan het werk :
En niet veel 24 dagen later kwam Palaistra 25 mij 26 vertellen 27 dat haar meesteres, nadat zij een vogel was geworden zou vliegen naar haar minnaar.
En ik 28 zei: „Nu is het juiste tijdstip, Palaistra, om mij een dienst te bewijzen, waarmee jij nu jouw smekeling kunt laten ophouden met zijn langdurig verlangen.”
„Wees gerust,” zei zij.
En toen het avond was, bracht zij mij, nadat zij mij meegenomen had, naar de deur van de slaapkamer, waar zij 29 sliepen, en zij verzocht mij om een of andere smalle kier van de deur te naderen en de dingen die binnen gebeurden te bekijken. Ik zag nu dat de vrouw zich uitkleedde. Toen zij daarna naakt de lamp was genaderd en twee wierookkorrels had genomen, legde zij de wierook in het vuur van de lamp en nadat zij was blijven staan, sprak zij een lange toverformule uit over de lamp; daarna, nadat zij een grote houten kist had geopend, die heel veel doosjes bevatte, nam zij er daar één uit en haalde er één te voorschijn 30: ik wist niet wat er in het doosje zat, maar ik dacht dat het zo te zien olijfolie was. Nadat zij daarvan had genomen, smeerde zij zich helemaal in, nadat zij beneden bij de nagels begonnen was, en plotseling groeiden er vleugels aan haar en werd haar neus van hoorn en krom, en zij had ook de andere bijzonderheden en kenmerken van vogels; zij was ook niets anders dan een nachtraaf. Toen zij zag dat zij zelf van vleugels was voorzien, vloog zij verschrikkelijk krassend, zoals ook die raven doen, nadat zij was gaan staan, weg door het venster.

1b. De vergissing :
Omdat ik meende dat als een droom te zien, raakte ik met mijn vingers mijn eigen oogleden aan, omdat ik niet vertrouwde op mijn eigen ogen, noch dat zij keken, noch dat zij wakker waren. Toen ik met moeite en langzaam ervan overtuigd werd, dat ik niet sliep, toen vroeg ik Palaistra om mij ook van vleugels te voorzien en dat zij 31, nadat zij mij met iets van dat tovermiddel had ingesmeerd, mij toestond te vliegen: want ik wilde proefondervindelijk leren, of ik, nadat ik van een mens van gedaante veranderd was, ook een vogel qua geest 32 zou zijn. Nadat zij de slaapkamer zachtjes geopend had, haalde zij het doosje. Nadat ik mij al haastig had uitgekleed, smeerde ik mijzelf geheel in en ik, de ongelukkige, werd geen vogel, maar aan de achterkant kwam er bij mij een staart uit en mijn vingers en tenen gingen allemaal weg, ik weet niet waarheen: ik had in totaal vier nagels en deze (waren) niets anders dan hoeven, en voor mij werden de handen en de voeten poten van een rijdier, en mijn oren werden lang en mijn gezicht groot. Toen ik in het rond keek, zag ik mijzelf als ezel, en ik had niet meer de stem van een mens om Palaistra uit te foeteren. Nadat ik mijn lip naar beneden had uitgerekt en terwijl ik haar door de houding zelf als een ezel verwijtend aankeek, beschuldigde ik haar zoveel mogelijk, dat ik een ezel in plaats van een vogel was geworden.

1c. Rozen gezocht :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

1d. Rivaliteit :
Ik was qua andere dingen een ezel, maar qua geest en qua verstand was ik die man Loukios 33, zonder stem. Dus nadat ik Palaistra bij mijzelf vanwege haar vergissing erg had uitgefoeterd en ik op mijn lip had gebeten, ging ik weg daarheen, waar ik wist dat mijn eigen paard stond en de andere echte ezel van Hipparchos. Toen die bemerkt hadden dat ik binnenkwam en bang waren geworden dat ik bij hen naar binnen kwam om hun hooi op te eten, waren zij, nadat zij hun oren hadden platgelegd, bereid hun maag met de poten te verdedigen; en toen ik het begrepen had en ik mij ergens vrij ver van de ruif verwijderd had, lachte ik, terwijl ik stond, maar mijn gelach was gebalk. Dan bedacht ik die dingen bij mijzelf: „O, die stomme nieuwsgierigheid! Wat gebeurt er als er een wolf of ’n ander beest zou binnenkomen? Ik loop het risico om te komen, terwijl ik niets slechts gedaan heb.”
Terwijl ik die dingen overdacht, kende ik, de ongelukkige, niet de toekomstige ellende 34.

2. SLECHTE EN GOEDE MEESTERS (Louvkio~ h] o[no~ 26-27) :
2a. Bevrijd :
Het was nog vroege morgen en plotseling verscheen er een massa soldaten, die bij die schurken 35 was aangekomen, en zij boeiden allen onmiddellijk en voerden hen weg naar de gouverneur van het land. En ook de verloofde van het meisje was toevallig met hen meegekomen: want hijzelf was het die ook de schuilplaats van de rovers had aangewezen 36. Dus nadat hij het meisje had meegenomen en haar op mij had neergezet, bracht hij haar zo naar huis. De dorpsbewoners begrepen, toen zij ons nog van verre zagen, dat wij het goed maakten, nadat ik hun van tevoren door gebalk goed bericht had aangekondigd, en nadat zij naar ons toe waren gerend, begroetten zij ons en brachten ons naar binnen.
Het meisje hield veel rekening met mij, terwijl zij recht deed, omdat ik als medegevangene samen met haar gevlucht was en samen met haar die gemeenschappelijke dood geriskeerd had. En voor mij stond er als maal van de meesteres een schepel gerst en hooi klaar, zoveel als zelfs voor een kameel voldoende was.
Ik vervloekte toen Palaistra het meest, omdat zij mij door haar kunst had veranderd in een ezel en niet in een hond; want ik zag de honden de keuken binnengaan en vele dingen opschrokken en zoveel als er op bruiloften van rijke bruidegoms is.

2b. Beloond :
Niet veel dagen later na het huwelijk, toen de meesteres ten overstaan van haar vader zei dat ze mij dank verschuldigd was, en omdat haar vader mij wilde belonen met een rechtvaardige beloning, beval hij mij vrij te laten in de vrije buitenlucht en te weiden met de merries 37 van de kudde. „Ja, want,” zei hij, „als een vrije zal hij leven in genot en hij zal de merries dekken.” En dat scheen toen een zeer rechtvaardige beloning, als een ezel had mogen beslissen. Toen hij dus iemand van de paardenfokkers had geroepen, gaf hij mij aan hem, en ik was blij dat ik geen lasten meer zou dragen.

3. VERDERE AVONTUREN (Louvkio~ h] o[no~ 45) :
3a. Wegens misdaad gezocht :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

3b. Opgepakt :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

4. HET GOEDE LEVEN (Louvkio~ h] o[no~ 47) :
4a. Lekkere hapjes :
Ik had een leven in vreugde en overdaad, en mijn lichaam was vanwege het gewone voedsel 38 weer mooi geworden en mijn huid glansde door de dikke vacht. Toen die prima kerels 39 zagen dat ik groot en dik werd en dat de gerst niet werd opgemaakt, maar in dezelfde hoeveelheid bleef, kwamen zij tot een vermoeden van mijn streken: en toen zij vooruit gegaan waren, alsof zij naar het badhuis 40 weggingen, en nadat zij daarna de deuren hadden gesloten, terwijl zij gluurden door een of andere kier van de deur, bekeken zij de dingen die binnen gebeurden. En omdat ik toen niets van de list afwist, at ik, nadat ik ernaar toe was gegaan. Zij lachten eerst, omdat zij een ongelofelijke maaltijd zagen: daarna riepen zij de medeslaven om naar mij te kijken, en er was veel gelach, zodat ook de meester 41 het gelach van hen hoorde, omdat er buiten lawaai was, en hij vroeg wat het was, waarover de mensen buiten zo hard lachten.

4b. Bij de meester aan tafel :
Toen hij het gehoord had, stond ook hij op van het feestmaal en terwijl hij door de kier naar binnen keek, zag hij mij een stuk van een wild zwijn verzwelgen, en nadat hij erg in gelach was uitgebarsten, rende hij naar binnen. En ik ergerde me erg, omdat ik in het bijzijn van mijn meester tegelijkertijd was betrapt als een dief en een snoeper. Hij lachte erg om mij, en hij beval eerst dat ik naar binnen werd gebracht naar zijn feestmaal, daarna liet hij voor mij een tafel plaatsen en (hij beval) dat er daarop veel etenswaren waren, die een andere ezel niet kon opeten - vlees, schaaldieren, soepen, vissen - enerzijds in vissaus 42 en olijfolie liggend, anderzijds met mosterd overgoten.
En omdat ik zag dat het lot mij eindelijk vriendelijk toelachte en ik begreep dat alleen die grap mij zou redden, at ik toch, hoewel ik reeds verzadigd was, nadat ik bij de tafel was gaan staan. Het feestmaal werd in opschudding gebracht door het gelach. En iemand zei: „Die ezel zal ook wijn drinken als iemand het hem geeft, nadat hij het voor zich gemengd heeft 43”; en de meester beval het en ik dronk de mij aangeboden hoeveelheid wijn.

5. DE WONDEREZEL (Louvkio~ h] o[no~ 49-50) :
5a. Beroemd :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

5b. Loukios als gigolo :
Mijn oppasser 44 vond verdiensten uit mij van zeer veel drachmen 45: want nadat hij mij binnen had opgesloten, liet hij mij daar staan, en voor degenen die mij en mijn ongelooflijke daden wilden zien, opende hij de deur tegen betaling. Zij namen iets van etenswaren mee, de één dit, de ander dat, vooral wat vijandig voor een maag van een ezel scheen te zijn 46: ik at. Zodat ik binnen enkele dagen, omdat ik samen met de meester en de mensen in de stad at, al groot en verschrikkelijk vet was geworden.
En nadat op een keer een vreemde vrouw, welgesteld 47, qua aanblik vrij knap, naar binnen was gekomen om mij te zien eten, viel zij in een warme liefde voor mij, omdat zij enerzijds de schoonheid van de ezel zag, anderzijds omdat zij door het ongelooflijke van mijn activiteiten was gekomen tot verlangen naar het seksueel samenzijn. En zij sprak met mijn oppasser en beloofde hem een fors loon, als hij haar toestond om met mij de nacht door te brengen; en hij nam het loon, nadat hij zich helemaal niet had bekommerd [om de vraag] of zij iets gedaan zou krijgen van mij, of ook niet.
Jean de Bosschère (1878-1953) -
«Loukios en de wellustige dame».


6. IN HET THEATER (Louvkio~ h] o[no~ 53-55) :
6a. De show :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

6b. Eindelijk rozen :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

6c. Eind goed, al goed :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.



[1]Deze tekst is afkomstig uit de Qe`wn Diavlogoi (=Godengesprekken), een van de 5 werken van Loukianos. 17 is het officiële nummer van het onderhavige Godengesprek, zoals we die in wetenschappelijke uitgaven tegenkomen.
[2](Phoibos) Apollo (Lat. (Phoebus) Apollo) is een zoon van Zeus en Leto en werd geboren op het eiland Delos.
Hij is de god van het licht, de god van kunsten en wetenschappen en van een plotselinge dood bij mannen.
Men kan hem herkennen aan: een lier, de negen Muzen, een lauwerkrans en/of een esculaap; hij wordt vanaf de zesde eeuw v.C. vaak afgebeeld als ideaalbeeld van de mannelijke schoonheid als naakte jongeman.
[3]Hermes (Lat. Mercurius) is een zoon van Zeus en de nimf Maia.
Hij is de bode van de goden, en als zodanig ook god van de reizigers, handelaren en dieven; ook begeleidt hij de doden naar de Onderwereld (en voert dan de naam Hermes Psychopompos).
Men kan hem herkennen aan: vleugeltjes aan zijn hoofd of helm, vleugeltjes aan zijn voeten of sandalen en een kerykeion (=hermes- of mercuriusstaf).
[4]Afrodite (Lat. Venus) is een dochter van Zeus en Dione en de vrouw van haar halfbroer Hefaistos; zij werd geboren uit het schuim van de zee, volgens de legende in de buurt van Cyprus: vandaar haar bijnaam Cypris en de wijdverbreide Afrodite-cultus op dat eiland.
Zij is de godin van liefde en schoonheid.
Men kan haar herkennen aan: haar zoontje Eros (of Cupido), een duif of een zwaan en aan het feit dat zij als een van de weinig vrouwen/godinnen naakt wordt afgebeeld.
[5]Ares (Lat. Mars) is een van de twee zonen uit het huwelijk van Zeus en Hera.
Hij is de god van de (wilde, onbesuisde) oorlog; Grieken moesten in hun bestaan veel oorlogen voeren, maar ze hielden er niet van, in tegenstelling tot de Romeinen, die dol waren op het voeren van oorlog; vandaar dat de Romeinse Mars vele malen populairder was dan de Griekse Ares.
Men kan hem herkennen aan zijn wapenrusting en/of een haan. (In een uitgebreidere versie van het Ares-/Afrodite-verhaal is Alektryoon de vriend van Ares, die hem zou waarschuwen op het moment dat Hefaistos er aan kwam; dat gebeurde niet, waarop Ares Alektryoon voor straf in een haan (Gr. ajlektruwvn veranderde, die nu iedere morgen moet kraaien).
[6]Hefaistos (Lat. Vulcanus) is de andere zoon uit het huwelijk van Zeus en Hera en getrouwd met zijn halfzus Afrodite.
Hij is de lelijkste van alle goden (en „dus” getrouwd met de mooiste van alle godinnen, die hem echter veelvuldig bedroog, o.a. met Hefaistos’ eigen broer Ares), maar als smid van de goden maakt hij in zijn ondergrondse werkplaats de mooiste wapens (die dan weer overeenkomen met de schoonheid van zijn vrouw), en hij is de god van het vuur.
Men kan hem herkennen aan de smidswerktuigen en soms ook aan zijn gezelschap van Cyclopen, die hem helpen met smeden.
[7]Helios (Lat. Sol) is de zonnegod, zoon van Hyperion en Theia. Helios behoort niet tot de Olympische goden.
[8]Polysyndeton en trikolon.
[9]Gezien haar bezigheid zal Afroditie heus niet zó „toevallig” naakt zijn!
[10]Vul aan het lijdend voorwerp aujtovn.
[11]Apollo heeft zoveel minachting voor het gedrag van Hefaistos, die zijn overspelige vrouw aan alle goden toont, dat hij hem hier niet bij zijn eigen naam noemt, maar de minachtende woorden die smid gebruikt.
[12]Zeus (Lat. Iuppiter) is de zoon van Kronos en Rheia.
Hij is de oppergod en tevens god van de donder (en bliksem).
Men kan hem herkennen aan een of meer bliksemschichten en/of een adelaar.
[13]tajlhqe;~ (=to; ajlhqe;~) : krasis.
[14]Vul aan het lijdend voorwerp aujth;n (slaat op Afrodite) of aujta; (slaat op die dingen).
[15]Dafne was de dochter van de riviergod Peneus en de nimf Kreousa in Thessalië, of - volgens anderen - van de riviergod Ladon in Arkadië (en een onbekende moeder). Apollo werd zo verliefd op haar, dat hij haar achternazat; om aan haar stalker te ontkomen, veranderden de goden haar in een laurierboom (Gr. davfnh). Sindsdien draagt Apollo een lauwerkrans, zodat hij Dafne altijd bij zich heeft.
[16]Oibalos (en niet Oibales, zoals het Hulpboek ons wil doen geloven) was een mythische koning van Sparta, en getrouwd met Gorgophone (die weer een dochter van Perseus en Andromeda was). Sommige bronnen, w.o. deze Godengesprekken, noemen deze Oibaolos inderdaad als vader van Hyakinthos.
[17]De verschillende bronnen melden verschillende ouderparen van Hyakinthos: koning Pieros van Macedonië en de Muze Kleio, koning Amyklas van Sparta en koningin Diomede óf koning Oibalos van Sparta en koningin Gorgophone. Over de manier waarop Hyakinthos omkwam, zijn de diverse bronnen het gelukkig wél eens.
In Sparta werden iedere zomer spelen ter ere van Hyakinthos gehouden, de Hyakinthia: deze duurden drie dagen (een dag om te rouwen over zijn dood, twee dagen om zijn wedergeboorte - in de vorm van een bloem - te vieren.
[18]kajgw; (=kai; ejgw;) : krasis.
[19]In Griekenland en Rome hebben de acht windstreken allemaal aparte namen; zij worden ook alle acht als goden voorgesteld, zonen van de Titanen Astraios en Eos, de dageraad. Zefyros (Lat. Favonius) is de westenwind.
De overige windstreken en bijbehorende goden heten in het Grieks resp. Latijn: Skeiron/Corus, de noordwestenwind; Boreas/Aquilo of Septentrio, de noordenwind; Kaikias/Caecius, de noordoostenwind; Euros/Vulturnus, de oostenwind; Apeliotes/Apeliotus, de zuidoostenwind; Notos/Auster, de zuidenwind (sirocco); Livas/Africus, de zuidwestenwind.
[20]De Taygetos is een maximaal 2400 m hoge bergketen in het zuiden van de Peloponnesos, die Lakonië (Sparta e.o.) van Messenië (Pylos e.o.) scheidt.
[21]Amyklai is een dorpje ten zuidwesten van Sparta.
[22]In ieder geval gaat het hier níet om onze hyacint, maar waarschijnlijk om een of andere lelie- of irissoort; de bladeren van de bloem vormen (met enige fantasie) de letters „AIAI”, de letters van de traditionele Griekse jammerklacht.
[23]Moraal van Hermes’ verhaal: „Eigen schuld, dikke bult.”
[24]ouj pollai`~: litotes.
[25]Palaistra is de dienares van Hipparchos, gastheer van Loukios; Loukios begon een relatie met deze Palaistra om haar zover te krijgen dat zij hem hielp om zijn nieuwsgierigheid naar een metamorfose te bevredigen.
[26]Loukios is een jongeman uit Patras, die zo dolgraag eens een metamorfose wil zien; daarom bevindt hij zich nu in Thessalië, bij Hipparchos en diens vrouw; laatstgenoemde staat bekend als tovenares.
[27]ajggevllei: praesens dramaticum, praesens historicum oftewel „ooggetuige-praesens”.
[28]kajgw; (=kai; ejgw;) : krasis.
[29]Hipparchos en zijn vrouw.
[30]ajnairei`tai kai; profevrei: tautologie.
[31]Vul aan het lijdend voorwerp aujthvn.
[32]th;n yuch;n: accusativus respectus, accusativus limitationis oftewel: accusativus van betrekking.
[33]In één opzicht is Loukios’ doel dus wel bereikt: hij weet nu dat hij, ondanks zijn metamorfose, nog steeds een menselijke geest heeft; vgl. tekst 1b, rr. 4-5.
[34]Die noemen we prospectie of een prospectief element.
[35]Een groep rovers, die Loukios, de andere ezel en het paard hadden buitgemaakt; zie inleiding op blz. 38.
[36]Zó toevallig is het dus niet dat die verloofde is meegekomen!
[37]N.B.: tai`~ i{ppoi~: vrouwelijk, dus: „merries”!
[38]Menseneten, door Loukios gejat.
[39]De twee koks van Menekles, die Loukios hadden gekocht.
[40]balanei`on: hoewel het verhaal in Griekenland (Thessalië) speelt en men daar uiteraard nog steeds Grieks spreekt, is Griekenland in de tijd van Loukianos (± 120 - ± 180 n.C.) een Romeinse provincie; de Romeinse invloed blijkt hier door de aanwezigheid van thermae.
[41]Die meester van de twee koks heet Menekles, een rijke man uit Thessalië; hij zal in tekst 5a e.v. ook Loukios’ eigenaar worden.
[42]Ook hier blijkt dat het verhaal in de Romeinse tijd speelt (vgl. noot 40): garum, de beruchte Romeinse vissaus.
[43]ejgkerasavmeno~: medium: iedereen mengde de wijn voor zichzelf, aan tafel; logisch, omdat iedereen een andere smaak heeft.
[44]De oppasser, die Menekles, Loukios’ nieuwe baas, heeft aangesteld om Loukios te bewaken en te verzorgen.
[45]De drachme was van de zevende eeuw v.C. t/m 31 december 2001 n.C. het betaalmiddel in Griekenland; oorspronkelijk stond een drachme gelijk aan het dagloon van een arbeider.
[46]Menseneten dus.
[47]ouj mevtria kekthmevnh („niet weinig dingen bezittend”): litotes.



Naar de vragen bij de Loukianos-teksten uit dit hoofdstuk.
Naar de indexpagina van Pallas 3.
Naar de Situs Graecus.
Naar de Situs Classicus.



Online =
Nu online =
Max online =