FORTUNA 1

GRAMMATICA t/m LES 14



Blauw = nieuw in les 14.


WERKWOORD saluto [1] iaceo mitto [3] capio [3] audio -
PRAESENSSTAM saluta- iace- mitt- cap- audi- praesensstam =
infinitivus min -re
(a-, e-, i-stammen)
of
infinitivus min -ere
(groepen [3])
GROEP / CONJUGATIE a-stammen e-stammen cons. stammen capio-groep i-stammen -
INDICATIVUS
PRAESENTIS
"ik groet" (et c.)
o.t.t.
saluto
salutas
salutat
salutamus
salutatis
salutant
iaceo
iaces
iacet
iacemus
iacetis
iacent
mitto
mittis
mittit
mittimus
mittitis
mittunt
capio
capis
capit
capimus
capitis
capiunt
audio
audis
audit
audimus
auditis
audiunt
praesens =
praesensstam + uitgang
(o , s , t , mus , tis , nt).
Uitzonderingen :
1e pers. e.v. a-stammen &
3e pers. m.v. i-stammen &
alle vormen van groepen [3].
INFINITIVUS
PRAESENTIS
"(te) groeten" (et c.)
salutare iacēre mittĕre capĕre audire -
IMPERATIVUS
PRAESENTIS
"groet!" (et c.)
saluta
salutate
iace
iacete
mitte
mittite
cape
capite
audi
audite
imperativus e.v. =
praesensstam
(a-, e-, i-stammen en een paar consonant-stammen)
of
praesensstam + e
(de meeste consonant-stammen en de capio-groep).
INDICATIVUS
IMPERFECTI
"ik groette" (et c.)
o.v.t.
salutabam
salutabas
salutabat
salutabamus
salutabatis
salutabant
iacebam
iacebas
iacebat
iacebamus
iacebatis
iacebant
mittebam
mittebas
mittebat
mittebamus
mittebatis
mittebant
capiebam
capiebas
capiebat
capiebamus
capiebatis
capiebant

audiebam
audiebas
audiebat
audiebamus
audiebatis
audiebant
imperfectum =
praesensstam + ba + uitgang
(m, s , t , mus , tis , nt)
(a- en e-stammen)
of
praesensstam + eba + uitgang
(cons.- en i-stammen)
of
praesensstam + ieba + uitgang
(capio-groep).
INDICATIVUS
PERFECTI
"ik groette" (et c.)
of
"ik heb gegroet" (et c.)
o.v.t. of v.t.t.
salutavi
salutavisti
salutavit
salutavimus
salutavistis
salutaverunt
iacui
iacuisti
iacuit
iacuimus
iacuistis
iacuerunt
misi
misisti
misit
misimus
misistis
miserunt
cepi
cepisti
cepit
cepimus
cepistis
ceperunt
audivi
audivisti
audivit
audivimus
audivistis
audiverunt
perfectum =
praesensstam + v + uitgang
(i , isti , it , imus , istis , erunt)
(regelmatig)
of
perfectumstam + uitgang
(i , isti , it , imus , istis , erunt)
(onregelmatig).
Of een werkwoord in het perfectum regelmatig of onregelmatig is, hangt niet af van de groep waartoe het werkwoord in het praesens behoort!
INDICATIVUS
PLUSQUAMPERFECTI
"ik had gegroet" (et c.)
v.v.t.
salutaveram
salutaveras
salutaverat
salutaveramus
salutaveratis
salutaverant
iacueram
iacueras
iacuerat
iacueramus
iacueratis
iacuerant
miseram
miseras
miserat
miseramus
miseratis
miserant
ceperam
ceperas
ceperat
ceperamus
ceperatis
ceperant
audiveram
audiveras
audiverat
audiveramus
audiveratis
audiverant
plusquamperfectum
=
praesensstam + v + uitgang
(eram , eras , erat , eramus , eratis , erant)
(regelmatig)
of
perfectumstam + uitgang
(eram , eras , erat , eramus , eratis , erant)
(onregelmatig; zie bij perfectum).
Als een werkwoord in het perfectum onregelmatig is, is het dat in het plusquamperfectum uiteraard ook.






ONREGELMATIGE
WERKWOORDEN
sum possum fero volo nolo malo
PRAESENSSTAM - - - - - -
INDICATIVUS
PRAESENTIS
"ik ben" (et c.)
o.t.t.
sum
es
est
sumus
estis
sunt
possum
potes
potest
possumus
potestis
possunt
fero
fers
fert
ferimus
fertis
ferunt
volo
vis
vult
volumus
vultis
volunt
nolo
non vis
non vult
nolumus
non vultis
nolunt
malo
mavis
mavult
malumus
mavultis
malunt
(possum wordt hetzelfde verbogen als sum met pot- of pos- ervoor).
INFINITIVUS
PRAESENTIS
"(te) zijn" (et c.)
esse posse ferre velle nolle malle
IMPERATIVUS
PRAESENTIS
"wees!" (et c.)
es
este
- fer
ferte
- noli
nolite
-
INDICATIVUS
IMPERFECTI
"ik was" (et c.)
o.v.t.
eram
eras
erat
eramus
eratis
erant
poteram
poteras
poterat
poteramus
poteratis
poterant
ferebam
ferebas
ferebat
ferebamus
ferebatis
ferebant
volebam
volebas
volebat
volebamus
volebatis
volebant
nolebam
nolebas
nolebat
nolebamus
nolebatis
nolebant
malebam
malebas
malebat
malebamus
malebatis
malebant
(Hoe onregelmatig een werkwoord ook is, de uitgangen van imperfectum, perfectum en plusquamperfectum zijn altijd regelmatig!)
INDICATIVUS
PERFECTI
"ik was" (et c.)
of
"ik ben geweest" (et c.)
o.v.t. of v.t.t.
fui
fuisti
fuit
fuimus
fuistis
fuerunt
potui
potuisti
potuit
potuimus
potuistis
potuerunt
tuli
tulisti
tulit
tulimus
tulistis
tulerunt
volui
voluisti
voluit
voluimus
voluistis
voluerunt
nolui
noluisti
noluit
noluimus
noluistis
noluerunt
malui
maluisti
maluit
maluimus
maluistis
maluerunt
INDICATIVUS
PLUSQUAMPERFECTI
"ik was geweest" (et c.)
v.v.t.
fueram
fueras
fuerat
fueramus
fueratis
fuerant
potueram
potueras
potuerat
potueramus
potueratis
potuerant
tuleram
tuleras
tulerat
tuleramus
tuleratis
tulerant
volueram
volueras
voluerat
volueramus
volueratis
voluerant
nolueram
nolueras
noluerat
nolueramus
nolueratis
noluerant
malueram
malueras
maluerat
malueramus
malueratis
maluerant



Opmerkingen :
Imperfectum en perfectum kun je allebei vertalen als een o.v.t.;
het perfectum kun je daarnaast ook nog vertalen met een v.t.t.;
welke van beide vertalingen je moet kiezen, hangt een beetje van je Nederlandse taalgevoel af: als je 's morgens wakker wordt, zegt je moeder niet: "Sliep je goed?", maar: "Heb je goed geslapen?"
Ook in het Latijn is er wel degelijk een verschil tussen het imperfectum en het perfectum :
Het imperfectum geeft een (langdurige) situatie of toestand aan;
Het perfectum geeft een (korte) gebeurtenis weer.
Soms gebruikt het Latijn een praesens, waar wij een verleden tijd zouden gebruiken. Dat deden de Romeinen om een verhaal op spannende momenten extra-levendig te maken. Dit gebruik van het praesens noemen we praesens historicum, praesens dramaticum of ooggetuige-praesens; je mag een praesensvorm die op deze manier gebruikt is, vertalen met een o.t.t. of een o.v.t.



ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN I II II II III III III
Groep
(volgens Fortuna)
filia-groep dominus-groep (dominus-groep) bellum-groep urbs-groep (urbs-groep) nomen-groep
Nominativus e.v. filia dominus vir bellum urbs pater nomen
Genitivus e.v. filiae domini viri belli urbis patris nominis
Dativus e.v. filiae domino viro bello urbi patri nomini
Accusativus e.v. filiam dominum virum bellum urbem patrem nomen
Ablativus e.v. filia domino viro bello urbe patre nomine
Vocativus e.v. - domine - - - - -
¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤
Nominativus m.v. filiae domini viri bella urbes patres nomina
Genitivus m.v. filiarum dominorum virorum bellorum urbium patrum nominum
Dativus m.v. filiis dominis viris bellis urbibus patribus nominibus
Accusativus m.v. filias dominos viros bella urbes patres nomina
Ablativus m.v. filiis dominis viris bellis urbibus patribus nominibus
Vocativus m.v. - - - - - - -

NAAMVAL = de vorm waarin een zelfstandig naamwoord staat
FUNCTIE = het antwoord op de vraag, waarom een zelfstandig naamwoord in een bepaalde naamval staat.
Nominativus =1. Onderwerp ;
2. Naamwoordelijk deel van het gezegde.
Genitivus =1. Genitivus possessivus ("van") - geeft een bezit aan (d.i. de meest voorkomende genitivus)
(Onderverdeeld in een genitivus subiectivus ("van") en een genitivus obiectivus ("voor"), zie Fortuna, p. 73) ;
2. Genitivus qualitatis - geeft een eigenschap aan ("met") ;
3. Genitivus partitivus - geeft een deel van iets aan ("van") ;
4. Genitivus als aanvulling bij bepaalde werkwoorden, voorzetsels of bijvoeglijke naamwoorden (cupidus, ignarus, plenus, sacer, satis en similis).
Dativus =1. Meewerkend voorwerp ("aan" / "voor") ;
2. Dativus possessivus (met een vorm van het werkwoord esse) - geeft een bezit aan (vertalen met "hebben") ;
3. Dativus als aanvulling bij bepaalde werkwoorden (concedo [3], ignosco [3], licet, noceo en persuadeo), voorzetsels of bijvoeglijke naamwoorden (similis).
Accusativus =1. Lijdend voorwerp ;
2. Accusativus als aanvulling bij bepaalde werkwoorden (caveo), voorzetsels (ad, ante, apud, circa, extra, in, inter, per, post, praeter, propter en super) of bijvoeglijke naamwoorden.
Ablativus =1. Ablativus als aanvulling bij bepaalde werkwoorden (gaudeo), voorzetsels (a(b), cum, de, e(x), in en sine) of bijvoeglijke naamwoorden ;
2. Ablativus instrumentalis - geeft aan met welk middel of werktuig (instrument) een handeling wordt verricht ("met") ;
3. Ablativus causae - geeft aan door welke oorzaak of welk motief een handeling wordt verricht ("door", "uit", enz.) ;
4. Ablativus loci - geeft een plaats aan (zonder voorzetsel als in de plaatsbepaling het woord locus of totus voorkomt) ;
5. Ablativus temporis - geeft het tijdstip aan, waarop iets gebeurt (zonder voorzetsel) ;
6. Ablativus qualitatis - geeft een eigenschap van een zaak of een persoon aan ("met" ; vgl. de genitivus qualitatis).
Vocativus =1. Aanspreekvorm.


Opmerkingen :
Alle zelfstandige naamwoorden op -a, waar in de woordenlijst géén genitivus bij staat, gaan als filia.
Stam = nominativus minus -a.
Alle zelfstandige naamwoorden op -us, waar in de woordenlijst géén genitivus bij staat, gaan als dominus.
Stam = nominativus minus -us.
Een handjevol zelfstandige naamwoorden op -er gaat net als vir; t/m les 14 komen daarvan alleen ager en puer voor;
de andere zelfstandige naamwoorden op -er gaan als pater (de genitivus wordt vermeld).
Alle zelfstandige naamwoorden op -um, waar in de woordenlijst géén genitivus bij staat, gaan als bellum.
Stam = nominativus minus -um.
Bij alle andere zelfstandige naamwoorden staat in de woordenlijst een genitivus vermeld; zij gaan alle als urbs, pater (mannelijke en/of vrouwelijke woorden) of als nomen (onzijdige woorden).
Stam = genitivus e.v. minus -is.
Een aparte vocativus komt alleen voor bij de woorden op -us (die als dominus gaan); bij alle andere woorden wordt de nominativus gebruikt als aanspreekvorm (dus ook de nominativus meervoud van de woorden op -us; dus ook tempus, (enz.) hebben géén vocativus!)
De vocativus enkelvoud van woorden op -ius eindigt op -i, bijv. filius - fili.
Bij onzijdige woorden geldt altijd:1. Nominativus = accusativus ;
2. Nominativus & accusativus meervoud eindigen op -a.
De genitivus meervoud van de woorden van groep 'III' (urbs-groep, pater-groep en nomen-groep) eindigt meestal op -um, soms op -ium.
De dativus meervoud en de ablativus meervoud van alle zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden zijn altijd gelijk aan elkaar.
Geslachtsregels: zie Fortuna, pp. 29 & 75.



BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
Groep
(volgens Fortuna)
bonus-groep bonus-groep bonus-groep pulcher-groep pulcher-groep pulcher-groep fortis-groep fortis-groep fortis-groep
Nominativus e.v. bonus bona bonum pulcher pulchra pulchrum fortis fortis forte
Genitivus e.v. boni bonae boni pulchri pulchrae pulchri fortis fortis fortis
Dativus e.v. bono bonae bono pulchro pulchrae pulchro forti forti forti
Accusativus e.v. bonum bonam bonum pulchrum pulchram pulchrum fortem fortem forte
Ablativus e.v. bono bona bono pulchro pulchra pulchro forti forti forti
Vocativus e.v. bone - - - - - - - -
¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤
Nominativus m.v. boni bonae bona pulchri pulchrae pulchra fortes fortes fortia
Genitivus m.v. bonorum bonarum bonorum pulchrorum pulchrarum pulchrorum fortium fortium fortium
Dativus m.v. bonis bonis bonis pulchris pulchris pulchris fortibus fortibus fortibus
Accusativus m.v. bonos bonas bona pulchros pulchras pulchra fortes fortes fortia
Ablativus m.v. bonis bonis bonis pulchris pulchris pulchris fortibus fortibus fortibus
Vocativus m.v. - - - - - - - - -


Opmerkingen :
De functies van de naamvallen van het bijvoeglijk naamwoord zijn uiteraard hetzelfde als die van het zelfstandig naamwoord.
De meeste andere opmerkingen, die voor de zelfstandige naamwoorden golden (zie hierboven), gelden ook voor het bijvoeglijk naamwoord, met dien verstande dat:
De fortis-groep heeft maar twee rijtjes uitgangen: één voor mannelijk en vrouwelijk en één voor onzijdig.
De ablativus enkelvoud van de fortis-groep eindigt altijd op -i.
De nominativus en dus ook accusativus meervoud onzijdig van de fortis-groep eindigt altijd op -ia.
De genitivus meervoud van de fortis-groep eindigt altijd op -ium.


Congruentieregel :
Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd in de dezelfde naamval, hetzelfde getal en hetzelfde geslacht als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.



PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN ik jij hij, zij, het hij zij het
Nominativus (e.v.) ego tu -
Genitivus (e.v.) eius eius eius
Dativus (e.v.) mihi tibi ei ei ei
Accusativus (e.v.) me te eum eam
Ablativus (e.v.)
- wij jullie zij (m/v/o) zij (m.) zij (v.) zij (o.)
Nominativus (m.v.) nos vos -
Genitivus (m.v.) nostrum eorum eorum
Dativus (m.v.)
Accusativus (m.v.) nos vos eos
Ablativus (m.v.)



BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN mijn jouw zijn haar zijn, ervan zijn, haar, ervan
- meus :
als bonus
tuus :
als bonus
suus :
als bonus
suus :
als bonus
suus :
als bonus
eius :
onverbuigbaar
- ons, onze jullie hun hun hun, ervan hun, ervan
- noster :
als pulcher
vester :
als pulcher
suus :
als bonus
suus :
als bonus
suus :
als bonus
-


Opmerking :
Het bezittelijk voornaamwoord eius (zijn, van hem / haar, van haar / ervan) wordt niet vervoegd en slaat nooit terug op het onderwerp van de zin; het bezittelijk voornaamwoord suus (zijn, van hem / haar, van haar / ervan / hun, van hen) wordt wel vervoegd en slaat altijd terug op het onderwerp van de zin.



Naar de overzichtspagina van Fortuna.

Naar de Situs Latinus.

Naar de Situs Classicus.