Fortuna 3 ,
7 : Catullus, gedichten over hartstocht en frustratie
[1] | De Romeinse I staat voor: gedicht nr. 1 uit de officiële Catullus-edities. N.B.: de gedichten staan niet in chronologische volgorde, noch in de officiële Catullus-edities noch in Fortuna 3! Overigens zijn de titels van de gedichtjes verzonnen door de makers van Fortuna 3; in de officiële Catullus-edities hebben de gedichtjes alleen maar een (Romeins) nummer. |
[2] | Libellum ... expolitum : hyperbaton; het gladschuren met puimsteen van onder- en bovenkant van een boekrol gebeurde als laatste handeling, dus: de boekrol (het boekje) is pas uitgegeven. Hoewel de gedichtjes dus niet in chronologische volgorde staan, moet dit wel degelijk het allereerste gedichtje zijn. |
[3] | Bedoeld wordt Cornelius Nepos (± 100 – 24 v.C.), Romeins geschiedschrijver (Chronica en De viris illustribus en vriend van Catullus. |
[4] | Van deze Chronica is helaas niets overgebleven; van Nepos andere werk, De viris illustribus, zijn alleen de delen over niet-Romeinse bevelhebbers overgebleven (zie hoofdstuk 8, Fortuna 3). |
[5] | Erato, te herkennen aan de snaarinstrumenten, is de Muze van de lyrische poëzie. De negen Muzen zijn volgens de gangbare versie dochters van Zeus en Mnèmosynè (volgens anderen van Gaia en Ouranos), en begeleidsters van hun halfbroer Apollo; zij waren beschermvrouwen van de kunsten en wetenschappen; een tempel ter ere van (een van) de Muzen heette een Mouseion (Museum). |
[6] | Het word passer wordt meestal vertaald als musje, maar kan ook bot (=een sort vis), struisvogel of wellicht zelfs penis betekenen. |
[7] | Deze laatste zinnen bewijzen dat Catullus relatie niet over rozen ging, hetgeen wordt onderstreept door de alliteratie van de k-klanken in vss. 2 t/m 8. |
[8] | Veneres Cupidinesque : lett.: Venussen en Cupidos, oftewel: goden van de liefde. |
[9] | Ervan uitgaande dat de passer inderdaad penis betekent, staat de dood natuurlijk voor: impotentie. |
[10] | Orcus is een van de vele benamingen voor de Onderwereld. |
[11] | Turgiduli ... ocelli : prolepsis. |
[12] | De volledige uitdrukking luidt: Carpe diem quam minimum credula postero (Pluk de dag en vertrouw zo weinig mogelijk op de volgende) en komt uit Ode I.11 van Q. Horatius Flaccus (zie hoofdstuk 15, Fortuna 3). |
[13] | Lesbia, de minnares van Catullus, is waarschijnlijk een pseudoniem voor Clodia, de zus van volkstribuun Publius Clodius en echtgenote van praetor Q. Metellus Celer (zie Fortuna 3, p. 69). Het pseudoniem Lesbia is een eerbetoon aan de Griekse dichteres Sappho, die leefde op het eiland Lesbos. |
[14] | (Adversatief) asyndeton. |
[15] | Dein ... dein / deinde ... deinde : anafoor en parallellie. |
[16] | Wanneer iemand met het boze oog weet hoeveel kussen het exact waren, heeft die persoon een bepaalde macht over Catulllus en Lesbia. |
[17] | Zoals al vaker gezegd: de gedichtjes staan noch in Fortuna 3 noch in de officiële Catullus-edities in chronologische volgorde; carmen VIII behandelt Catullus gevoelens nadat zijn relatie met Lesbia spaak was gelopen. |
[18] | Nobis : dativus auctoris, die normaliter alleen voorkomt bij het gerundivum (om de handelende persoon aan te geven), maar in poëzie ook bij het passivum. |
[19] | Nec ... nolebat : litotes. |
[20] | Fulsere vere candidi tibi soles : vgl. vs. 3 : Fulsere quondam candidi tibi soles: de vrijwel letterlijke herhaling maakt van de vss. 3 t/m 8 een ringcompositie, waarin de periode van vroeger, toen het nog goed ging tussen Catullus en Lesbia, wordt beschreven. |
[21] | (Adversatief) asyndeton om de antithese tussen vroeger (vss. 3-8) en nu (vss. 9-12) aan te duiden. |
[22] | Dat klinkt heel stoer, maar Catullus heeft het er maar knap moeilijk mee! Dat blijkt o.m. uit het diverse malen herhalen van de aansporing om te volharden en de verzekering dát hij al volhardt, en vooral ook uit de alliteratie van k-klanken in vss. 14-18. |
[23] | Sirmio is een plaatsje aan het Gardameer (Noord-Italië), waar Catullus een villa had. |
[24] | Uterque Neptunus : Neptunus als god van de zee én Neptunus als god van de meren en rivieren. |
[25] | Thynië is de kuststreek van Bithynië (zie volgende noot). |
[26] | Bithynië is een streek in het noordwesten van het huidige Turkije, ruwweg omvattend de tegenwoordige provincies Kocaeli, Yalova, Sakarya, Düzce, Zonguldak, Bolu, Karabük, Bartın, Kastamonu en Çankırı. |
[27] | Catullus is zeker blij dat hij weer veilig in Sirmio is! In 57/56 v.C. was Catullus een jaar lang in Bithynië geweest als kleine ambtenaar; bij die gelegenheid bezocht hij het graf van zijn broer in de buurt van Troje. |
[28] | Pluralis maiestatis of poëtisch meervoud. |
[29] | Het Gardameer ligt in het noorden van de invloedssfeer van de Etrusken; men geloofde dat de Etrusken oorspronkelijk vanuit Klein-Azië (Lydië) naar Noord-Italië waren gekomen. |
[30] | Gaius Licinius Calvus (82 - ± 47 v.C.), Romeins dichter en redenaar, was een vriend van Catullus. |
[31] | Ieder verschillend genre poëzie heeft een verschillend metrum; zo is het metrum van een epos altijd een dactylische hexameter, het bekendste metrum. |
[32] | Toto ... lecto : hyperbaton. |
[33] | Membra : pars pro toto. |
[34] | Nemesis : de godin van de wraak. |
[35] | Sappho was een Griekse lyrische dichteres op het eiland Lesbos rond 600 v.C.; zij was daar de leidster van een soort literaire kring van meisjes; de sfeer van intimiteit tussen Sappho en die meisjes in haar gedichten bezorgde haar de naam de vrouwenliefde aan te hangen, maar volgens andere bronnen was zij getrouwd. Ze zal dus waarschijnlijk biseksueel zijn geweest. In de oudheid en later werden haar gedichten alom geprezen, ook door Catullus, die – zoals we weten – zijn geliefde Clodia het pseudoniem Lesbia gaf. De eerste twaalf versregels van Catullus gedicht nr. 51 zijn een bewerking van fragment 31 van Sappho. |
[36] | Waarschijnlijk is dit gedicht chronologisch het eerste gedicht over Lesbia: hij ziet haar op een feestje, waar zij alleen maar aandacht heeft voor haar minnaar van dat moment, mogelijk de op blz. 69 van Fortuna 3 genoemde Marcus Caelius Rufus, tevens een vriend van Catullus. De in het gedicht bedoelde man is zeker niet Lesbia echtgenoot, voor wie Catullus alleen maar minachtende bewoordingen over heeft (vgl. Catullus LXXXIII). Dat het om een van zijn eerste gedichten gaat, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat Catullus hier nog Sappho covert: hij staat zelf nog aan het begin van zijn schrijverscarrière. |
[37] | Te ... ridentem : Accusativus cum participio (a.c.p.) en hyperbaton. |
[38] | Het antecedent van quod is de hele zin qui ... ridentem, of mogelijk zelfs ille mi ... ridentem. |
[39] | Est super : tmesis. |
[40] | Versregel 8 is niet overgeleverd in de diverse Catullus-handschriften; naar analogie van Sapphos fr. 31 kunnen we concluderen dat er iets heeft gestaan als het is niet meer mogelijk dat ik spreek. |
[41] | Asyndeton. |
[42] | Gemina ... nocte is een enallagè (ook wel genaamd hypallagè): grammaticaal gezien hoort het bijvoeglijk naamwoord bij nocte (de -a van gemina is lang, dus: ablativus), maar inhoudelijk gezien natuurlijk bij lumina. Gemina … nocte is een hyperbaton en lumina een metafoor voor ogen. |
[43] | Otium ... otio ... otium : anafoor. |
[44] | De vierde strofe heeft Catullus níet gekopieerd van Sappho; volgens sommigen is dit een overschrijffout (iemand heeft deze laatste strofe van een ander gedicht erbij geschreven), volgens anderen zou het mogelijk zijn dat Catullus gebruik heeft gemaakt van een kopie waarop alleen de eerste drie strofen van het Sappho-gedicht stonden (de gedichten van Sappho waren, vermoedelijk ook al in de oudheid, alleen fragmentarisch bewaard gebleven), maar het is natuurlijk ook heel goed mogelijk dat Catullus in de laatste strofe een soort van eigen inbreng wilde hebben; per slot van rekening spreekt hij zichzelf wel vaker vermanend toe, bijvoorbeeld in Catullus VIII: door de anafoor van otium in vss. 13 t/m 15 wordt het belang dat Catullus aan deze vermaning hecht, natuurlijk nog eens extra onderstreept. |
[45] | Waarschijnlijk Marcus Caelius Rufus, een vriend van Catullus en vroegere minnaar van Lesbia. |
[46] | Lesbia illa ... illa Lesbia : chiasme, net als de nadrukkelijke, drievoudige herhaling van de naam Lesbia bedoeld om zijn hartstocht voor haar te benadrukken. |
[47] | Magnanimi Remi nepotes : spottend bedoeld: voordat Remus nakomelingen kon verwekken, werd hij al vermoord door zijn broer Romulus. De Romeinen waren zo trots op hun stamboom, waarin Romulus (en dus diens vader, de god Mars) en Aeneas (en dus diens moeder, de godin Venus) voorkwamen, dat Catullus het niet kan nalaten om deze trots te knakken. Ook hier is sprake van een enallagè / hypallagè : magnanimi hoort grammaticaal gezien bij Remi (gen. e.v.), maar inhoudelijk gezien eerder bij nepotes (acc. m.v.); ook dit gegeven draagt bij tot het spottende karakter van deze laatste zin: de handeling die Lesbia met hen verricht, is zeker niet iets om trots op te zijn! |
[48] | Mulier mea : uit de vergelijkbare vss. 1 en 2 van Catullus LXXII blijkt dat het om Lesbia gaat. Maar mulier betekent: getrouwde vrouw, terwijl Catullus en Lesbia natuurlijk nooit met elkaar getrouwd zijn. Het gebruik van dit woord tekent de dweperige manier waarop Catullus van Lesbia houdt; bovendien maakt dit zinspelen op vrouw, trouw en trouwen het contrast met vss. 3 en 4 des te groter. |
[49] | Dicit : dit woord leidt het aprosdokèton in, een onverwachte wending, die vaak toe te schrijven is aan een andere uitleg van een bepaald woord of bepaalde woorden. |
[50] | Cupido … amanti : hyperbaton; op deze manier komt cupido zo dicht mogelijk bij die mulier te staan, zodat het in één oogwenk duidelijk wordt waarnaar de amans zo begerig is. |
[51] | (Adversatief) asyndeton, dat de antithese tussen vss. 1-4 en vss. 5-8 inluidt. (Hier geen aprosdokèton, zoals in het vorige gedicht, omdat de wending hier niet toe te schrijven is aan het anders uitleggen van een of meer woorden). |
[52] | Quintus Metellus Celer. |
[53] | Nostri : pluralis maiestatis. |
[54] | Oftewel: waar het hart van vol is, loopt de mond van over! |
[55] | Id : enkelvoud, omdat het liefhebben en haten als één gevoelsbeweging wordt gezien. |
[56] | Fieri : voor dit passivum is gekozen, om aan te geven dat Catullus er geen enkele invloed op heeft. |
[57] | (Adversatief) asyndeton. |
[58] | Candida, longa, recta : asyndeton en trikolon. |
Naar de vragen bij de Catullus-teksten uit dit hoofdstuk. |
Naar de indexpagina van Fortuna 3. |
Naar de Situs Latinus. |
Naar de Situs Classicus. |
Online =
Nu online =
Max online =