Fortuna 3 ,

13 : Vergilius, lotgevallen van een held


1. Juno is gekwetst (Verg., Aeneis I.1-33) :
a. Inleiding (Verg., Aeneis I.1-13) :
1aTroiae qui ... t/m ... alto (vss. 1-3).
1bmulta quoque ... t/m ... Latio (vss. 5-6).
2•   Aeneas vlucht van Troje
•   Aeneas zwerft over landen en zee
•   Aeneas komt aan in Italië
•   Aeneas voert oorlogen
•   Aeneas sticht Lavinium
•   van hieruit wordt Alba Longa en vervolgens Rome gesticht.
3Door de herhaling multum-multa (vss. 3/5) en door multa op de eerste plaats van de zin te zetten.
4Nee, Vergilius roept de Muze alleen aan om de causae van de woede van Hera te vernemen.
5Door de herhaling van tot ... tot (vss. 9/10).
6inferret deos Latio (vs. 6).


b. De redenen van de woede van Juno (Verg., Aeneis I.14-33) :
1aCarthago Italiam: het naast elkaar plaatsen van twee soortgelijke termen (iuxtapositie).
1bZe staan/liggen tegenover elkaar.
2De Punische oorlogen (264-241; 218-201; 149-146).
3Naar het begin van de geschiedenis van Carthago.
4Juno wil dat Carthago heerst over alle volkeren, maar er is voorspeld dat uit Trojaans bloed een volk zal voortkomen dat Carthago zal vernietigen.
5fato (vs. 2).
6•   Aeneas’ nazaten zullen Rome stichten, welke stad de ondergang voor Carthago zal zijn.
•   Juno heeft om verschillende redenen een hekel aan de Trojanen (zie vraag 7).
7•   Vanwege het Parisoordeel (Paris, de zoon van de koning van Troje, had Venus verkozen boven haar).
•   De stichter van Troje was een zoon van Zeus, die hij bij een andere vrouw had verwekt.


2. Het houten paard (Verg., Aeneis II.13-56) :
a. De list van de Grieken (Verg., Aeneis II.13-24) :
1Tien jaren.
2Dat zij het houten paard als wijgeschenk voor een god hebben neergezet opdat deze god hun een veilige thuisreis zou bezorgen.
3votum pro reditu (vs. 17).
4Nunc verwijst naar de situatie na de verwoesting van Troje. Het is niet waarschijnlijk dat Aeneas hierover informatie heeft gekregen.


b. De Trojanen debatteren over het houten paard (Verg., Aeneis II.25-39) :
1Het onderwerp, pars, is enkelvoud, maar de persoonsvorm, mirantur, is meervoud.
2Als offer (voor Minerva).
3Thymoetes: Troje inslepen en op de burcht zetten;
Capys c.s.: in zee gooien of verbranden of de binnenkant van het paard onderzoeken.
4exitiale (vs. 31), sive ... t/m ... ferebant (vs. 34), quorum ... t/m ... menti (vs. 35).


c. Het optreden van Laocoön (Verg., Aeneis II.40-56) :
1Ulixes staat erom bekend dat hij nooit iets zou geven of doen zonder list.
2•   er zitten Grieken in het paard verstopt;
•   het is een werktuig om ons te begluren en de stad aan te vallen;
•   het is een nog onduidelijke list.
3aut ulla ... t/m ... Danaum (vss. 43-44).
4ardens (vs. 41).
5Er zitten mensen in de buik, net zoals dit bij een baarmoeder het geval kan zijn.
6seu iam Troiae sic fata ferebant (vs. 34).


3. De dood van Laocoön (Verg., Aeneis II.195-249) :
a. Er verschijnen twee afschrikwekkende slangen (Verg., Aeneis II.195-211) :
1De Grieken Liggen voor anker in Tenedos, hetgeen de Trojanen niet weten. Het kwaad komt dus van Tenedos.
2•   ze zwemmen naast elkaar;
•   ze steken boven de golven uit;
•   hun enorme gekromde staart;
•   luid bruisen van de zee;
•   dichtbij blijken hun ogen bloeddoorlopen te zijn.


b. De slangen hebben het gemunt op Laocoön en zijn zoons (Verg., Aeneis II.212-233) :
1•l   er is geen wapen zichtbaar.;
•   de slangen zitten niet om Laocoöns middel en nek;
•   de slangen steken niet boven Laocoön uit.
2aHet harde geluid dat de stervende Laocoön en de gewonde offerstier voortbrengen.
2bDat de dood van Laocoön ook een offer is.
2cIn vss. 201-202 was Laocoön juist bezig een stier te offeren.
2dDat Laocoön van priester tot slachtoffer is geworden.
3De stier lijkt te ontkomen aan de bijlslag, terwijl Laocoön wel wordt gedood.
4Zijn dood.
5In vs. 226, wanneer de slangen zich verstoppen bij het beeld van Athena/Minerva.
6Voor Laocoön en de Trojanen.
7aDoor de gruwelijke dood van Laocoön en zoons.
7bVoor nieuwe wraak van de kant van Minerva.
8Hij heeft een wijgeschenk voor Minerva beschadigd: qui ... t/m ... hastam (vss. 230-231).
9Een wijgeschenk: sacrum robur (vs. 230).


c. De Trojanen trekken het paard de stad in (Verg., Aeneis II.234-249) :
1•   dat het paard 4x in de stadspoort bleef steken;
•   dat de wapens van de Grieken hoorbaar waren.
2Omdat ze een voorteken als het 4x stokken van het paard niet opmerken en het gekletter van de wapens niet hebben gehoord.
3a•   sacrum robur (vs. 230); •   simulacrum (vs. 232); •   fatalis machina (vs. 237); •   monstrum infelix (vs. 245).
3bSteeds negatiever: van „heilig” tot „ongeluksbrengend.”
4•   pueri ... t/m ... canunt (vss. 238-239);
•   festa ... t/m ... urbem (vs 249).


4. Dido is verliefd (Verg., Aeneis IV.1-89) :
a. Dido wordt verteerd door een heimelijk vuur (Verg., Aeneis IV.1-8) :
1Metafoor („gewond” is niet letterlijk, maar figuurlijk bedoeld).
2Dat ze haar wond niet geneest. Ze koestert haar verliefdheid en dus ook de pijn die deze geeft.
3Dat Dido haar hartstocht voor Aeneas geheel voor zichzelf heeft gehouden en het nog aan niemand heeft verteld.
4virtus (vs. 3), gentis honos (vs. 4), vultus (vs. 4) en verba (vs. 5).
5Metonymie (Phoebea lampade = zon) en alliteratie (lustrabat/lampade).
6aHet bijvoeglijke naamwoord en zelfstandig naamwoord staan nadrukkelijk aan het begin en einde van de regel: umentem ... umbram (hyperbaton).
6bDeze woordschikking wordt onderstreept door de assonantie: umentem ... umbram.


8. De zelfmoord van Dido (Verg., Aeneis IV.630-666) :
a. Dido wil sterven (Verg., Aeneis IV.630-666) :
1Nee, want Dido doet het voorkomen dat ze alleen de spullen van Aeneas gaat verbranden als een zoenoffer aan de goden.
2Dat de voedster van Dido reeds gestorven is en haar lichaam reeds gecremeerd is.
3Ze had dit zwaard als aandenken (geschenk) van Aeneas gekregen. Het was niet bedoeld als een middel om zich van het leven te beroven.
4De kleding doet haar denken aan haar gelukkige momenten met Aeneas en aan haar liefde voor hem. Ze zal zich op deze kleren, die haar eens zo dierbaar waren, doden.
5aAeneas is vertrokken, dus niemand van haar volk zal haar dood kunnen wreken.
5bHaar vroegere echtgenoot, die zij gewroken had. Blijkbaar had Dido haar broer, die haar echtgenoot had gedood, hiervoor gestraft (ulta, vs. 656).
5cJa, Hannibal zal als Carthager als wreker optreden.
Of: Nee, want ook Hannibal zal Rome niet definitief op de knieën krijgen.
6aZe noemt hem niet bij naam, maar ze duidt hem aan met Dardanius (vss. 640, 647 en 662).
6bZe wil hem niet meer bij naam noemen, ze schept bittere afstand.



Naar de vertaling van de Vergilius-teksten uit dit hoofdstuk.
Naar de indexpagina van Fortuna 3.
Naar de Situs Latinus.
Naar de Situs Classicus.



Online =
Nu online =
Max online =