München, Theatinerstraße 3:
    Op deze plek stond ooit het „Schleibinger Bräuhaus”.
    Op 8 juli 1897 bezocht Karl May samen met een kleine kring bewonderaars de „Schleibinger Keller”. De vraag is alleen: welke van de twee?
    Het „Schleibinger Bräuhaus”, sinds 1873 in de volksmond ook wel „Schleibinger Keller” genoemd, in de Theatinerstraße bestond al sinds 1584. In de zomer moest men het bier dat in het voorjaar was gebrouwen koel opslaan; koelkasten bestonden natuurlijk nog niet, dus men moest de biervaten in de kelders bewaren, maar door de hoge stand van het grondwater kon men in de binnenstad geen diepe kelders graven. En zo bouwden bijna alle van de toentertijd 54 brouwerijen in München tegen het einde van de achttiende eeuw kelders op de rechter oever van de Isar, op en om de Rosenheimer Straße, waar een complete „kelderstad” ontstond. Al snel begon men hier in Biergärten bier te schenken, hetgeen pas op 4 januari 1812 officieel werd toegestaan; daarbij bepaalde de gemeente dat men alleen bier mocht schenken, zodat de gasten hun eigen eten meebrachten, een gebruik dat tot op de dag van vandaag geldt in de Münchner Biergärten. De nieuwe „Schleibinger Keller” werd pas in 1840 aangelegd en stond daarom een beetje apart van de rest (Rosenheimer Straße 34): o.a. de „Spatenbräukeller”, de „Franziskanerkeller” en de „Münchner-Kindl-Keller”, lagen aan dezelfde kant van de Rosenheimerstraße; aan de overzijde van de straat lagen de „Bürgerbräukeller”, de „Eberl-Faber-Keller” en de „Sternecker Keller”.
    © foto 2023


Google
www op deze website