Zo zien anderen ons en wij anderen

Land van molens, houten huisjes en bloemperken

anoniem 1


(Van een speciale medewerker)

De tentoonstelling „Zo zien zij ons”, die het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden deze zomer brengt, heeft een paedagogisch doel en is dus in hoofdzaak bestemd voor de jeugd. Deze tentoonstelling geeft niet enkel schoonheid, ook niet enkel lering, maar lering met een strekking.
Zo zien zij ons. Wie zijn die „zij”? Ja, hoe moeten wij het tegenwoordig zeggen als we niet kwetsend willen zijn? Wilden, primitieven, afgodendienaars, woeste heienen, het zijn alle benamingen die hebben afgedaan. Tenminste bij weldenkende mensen.


Hoewel .. .. stil ..., laat ons dit niet te hard zeggen. Volken van achtergebleven landen, of bewoners van onontwikkelde gebieden, kijk daar hebben wij de moderne formulering waaraan niemand aanstoot kan nemen. Doch pas op, en zet het bijvoeglijk naamwoord „achtergebleven” of „onontwikkeld” op de juiste plaats!
Hoe zien nu deze mensen ons, Europeanen, ziedaar het hoofdthema van deze tentoonstelling. Als inleiding krijgen wij echter eerst te zien hoe deze buitenwereld in het algemeen ons Nederlanders ziet. Natuurlijk als een volk van vissers en boeren.
En wij leven in een zonnig land van molens, bloeiende bloemperken tot aan de horizon en gezellige houten huisjes. Een sprookjesland, waar de tijd is blijven stilstaan.
En het kleine dappere jongetje Jan Brinkers uit Purmerend houdt zijn duim in het gat in de zeedijk en voorkomt een overstroming.
Zelfs de kleine „rare” Chineesjes leren uit hun schoolboeken dit verhaaltje over die Jan Brinkers. Wat een ontgoocheling als ze uit nieuwsgierigheid eens hier naar toe mocht komen en zij zouden bemerken dat Jan Brinkers nooit heeft bestaan, al is er in Purmerend dan werkelijk een standbeeld voor hem opgericht.
Dat niemand van dit volk van bromfietsers, wonend in een land, dat langzamerhand alleen goed genoeg schijnt om er steeds maar meer huizen en betonwegen te bouwen, hem ooit heeft gekend. Maar .... vreemdelingenverkeer zou zijn geld in het laadje hebben.
Na deze eerste inleiding volgt nog een overzicht, niet van de wijze waarop „zij” ons, maar van die waarop „wij” hen hebben gezien. Dit blijkt nogal te hebben gewisseld in de loop der eeuwen. In de Middeleeuwen gold de leuze: niets is te gek als het over vreemde volken gaat. Men geloofde grif, aan het bestaan van mensen die bijvoorbeeld hun hoofd in hun borstkas droegen en dergelijke fraaiigheden meer.
Omstreeks 1500, op de drempel van de nieuwe tijd, werden in een Pauselijke bul de Indianen plechtig tot mensen verklaard, die dus ook de Christelijke sacramenten konden ontvangen. In de 18e eeuw slaat de geringschatting een tijdlang om in het tegendeel en krijgen we, onder invloed van de Franse wijsgeer Rousseau 2, de verhalen over de „edele” wilden. Vooral de Zuidzee-eilanden zijn in de mode waar de bewoners, in Griekse gewaden gehuld, een verheven bestaan leidden. En nog leeft onder ons de Hawaiian-romantiek. In de 19e eeuw moesten, na Darwin 3, de natuurvolken zich weer met een plaats naast de apen vergenoegen.

Wisseling van waardering

Typisch is ook deze wisseling van appreciatie in onze denkbeelden over de Roodhuiden. Eerst zijn het wilden als alle anderen, die weinig de aandacht trekken, maar als de blanken met hen gaan vechten om hun land en hun wild, worden de Indianen wrede monsters met de uitsluitende liefhebberijen van martelen en scalperen. Lees eens wat Howard Fast 4 hierover schrijft in zijn somber verhaal: „De laatste tocht.”
Tenslotte, eenmaal overwonnen en onschadelijk gemaakt, vinden de blanken hen toch wel weer dappere, fijne kerels. En in de Amerikaanse padvinderij worden ze tegenwoordig aan de jeugd ten voorbeeld gesteld. Och, ja, hoe zijn onze gedachten over bepaalde naburige volken in tien jaar tijds ook niet veranderd? En hoe dachten wij vijftig jaar geleden, in de tijd van de Boerenoorlog over onze Engelse vrienden? En zo, voor wij aan de hoofdschotel toe zijn, is ons de strekking van deze tentoonstelling al duidelijk geworden. Ons oordeel over een ander volk wordt blijkbaar heel sterk beïnvloed door hetgeen op een bepaald moment in onze kraam te pas komt.

Verschil in begaafdheid?

En de jeugd? Och, zij ziet de tentoonstelling, hoort de wijze lessen en dromt dan samen voor de vitrine van de Indianen. Nee, Karl May is nog niet dood, al moet hij zich zo langzamerhand tevreden stellen met een prullig beeldverhaaltje.
De ouderdom kijkt eens verder en gaat nog eens peinzen over al deze problemen, als ze vervolgens ziet hoe kunstzinnig de „primitieven” vaak ons Europeanen hebben uitgebeeld. Is er eigenlijk verschil in begaafdheid? Op het gebied van de kunst? Op ander terrein?


[1]In: Friese Koerier : onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden, 30 juli 1955.
[2]Jean-Jacques Rousseau (* 28 juni 1712 , † 2 juli 1778) was een Franstalig Geneefs verlichte filosoof en schrijver, die met zijn liefde voor de natuur aan de wieg van de Romantiek stond. Wereldfaam verkreeg hij met zijn werken „Narcisse ou l’Amant de lui-même, comédie représentée par les comédiens ordinaires du roi, le 18 décembre 1752”, „Discours sur l’origine et les fondements de l’inégalité parmi les hommes”, „Julie, ou la nouvelle Héloïse”, „Émile, ou De l’éducation, dans lequel est inclus La profession de foi du vicaire savoyard au livre IV”, „Du contrat social ou, Principes du Droit Politique”, „Pygmalion”, „Les Confessions” en „Les Rêveries du promeneur solitaire”.
[3]Charles Darwin (voluit: Charles Robert Darwin, * 12 februari 1809 , † 19 april 1882) was een Engels autodidact op het gebied van natuurlijke historie, biologie en geologie. Darwin ontleent zijn roem aan zijn theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie. Het bestaan van evolutie werd omstreeks 1850 al door een groot deel van de wetenschappelijke gemeenschap geaccepteerd. De acceptatie van natuurlijke selectie als aandrijvend mechanisme liet langer op zich wachten, maar geldt tegenwoordig in de wetenschap als onomstreden. Zijn theorie publiceerde hij in 1859 ijn zijn boek „On the Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life”, gewoonlijk afgekort tot „On the Origin of Species”.
[4]Howard Fast (voluit: Howard Melvin Fast, * 11 november 1914 , † 12 maart 2003) was een Amerikaans schrijver, die ook onder de pseudoniemen E. V. Cunningham en Walter Ericson publiceerde. Bekende romans van hem zijn o.a. „Two Valleys”, „The Last Frontier” (in het Nederlands vertaald als „De laatste tocht”), „Goethals and the Panama Canal”, „Citizen Tom Paine”, „Freedom Road”, „The American: a Middle Western legend”, „My Glorious Brothers”, „The Proud and the Free”, „Spartacus” en „Fallen Angel”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website