HIJ haalde het eerste voltooide Henry-geweer uit zijn kast. Hij legde mij constructie en gebruik van het wapen uit en nam mij mee naar zijn schietterrein,
waar ik t meesterstuk moest proberen en beoordelen. Ik was er verrukt over, maar wees er de oude man nog eens op, dat verkoop van dit snelvuurgeweer voor dier en mens
in het westen noodlottig kon worden. Weet ik, zei Henry. Heb je mij al verteld. Ik zal er maar enkele maken. Het eerste is voor jou .... ,
zo schrijft Karl May in zijn boek Winnetou, het grote opperhoofd. Hij schrijft daarin over het Henry-geweer, een geducht wapen in handen van woudloper
Old-Shatterhand. Het Henry-geweer, dat later op grote schaal vervaardigd zou worden door de Winchesterfabrieken, die Henry en zijn patent
kochten. Zon Henry-geweer hebben wij onlangs in onze handen gehad en vrijwel onmiddellijk gingen onze gedachten terug naar de tijd, toen de jongenskiel nog om onze
schouders hing en wij (uit de schoolbiblotheek) de avonturen van Winnetou, Old-Shatterhand, Sans-Ear en al die
andere helden uit de boeken van Karl May verslonden. In die avonturen speelden het Henry-geweer, samen met de door Henry vervaardigde beredoder
waarmee Old-Shatterhand grote successen oogstte op die verre prairies een belangrijke rol.
DAT Henry-geweer dan, werd onlangs in onze handen gelegd door de heer A. D. van Zuilekom, die in Nijverdal woont en een omvangrijke wapenverzameling heeft opgebouwd. Hij
deed dit in de jaren na de tweede wereldoorlog. Zijn wapenkamer is goed gevuld. Men vindt er wapens van historische
waarde, lange onhandige geweren, lange bajonetten, herinneringen oproepend aan kleurig geüniformeerde soldaten. In die wapenkamer is de geschiedenis van 150 jaar koninkrijk
in wapens vastgelegd. Naast de lange geweren staan daar ook de karabijnen die herinneringen oproepen aan de fraai uitgedoste gele rijders en andere excellente legeronderdelen
die nu al bijna legende zijn geworden, een trotse gedachtenis aan een soort fierheid, die in onze zakelijke wereld niet meer op prijs wordt gesteld, vooral ook omdat
Nederland nooit een erg soldatenminnend land is geweest. In die wapenkamer zijn ook enkele Henry-geweren, een olifantsgeweer, een stoere voorlader en andere wapens uit
verschillende landen. Er zijn eveneens vuistvuurwapens samengebracht, van een oud ruiterpistool met vuursteenslot tot de 08, de Luger, of, zo U wilt, de parabellum,
toe.
Als jongen
DE heer Van Zuilekom noemt zijn interesse voor wapens aangeboren. Reeds als kleine jongen oefenden de jachtgeweren van zijn oom een grote aantrekkingskracht op hem uit en
het was geen wonder dat hij zich als zeventienjarige jongen meldde bij een schietvereniging waar hij de gelegenheid kreeg zich het schieten met vuurbuks en militair geweer
eigen te maken.
Na de tweede wereldoorlog begon voor de heer Van Zuilekom een periode waarin hij een lang gekoesterde wens waar
kon maken. Aanvankelijk werkend bij de Canadese Field Security, kwam ook voor hem de tijd weer naar zijn woonplaats terug te keren en aan de slag te gaan.
Een der eerste werkjes was gezamenlijk met de leden het weer in leven roepen van de schietvereniging. Hij werd commandant van de reservepolitie in Almelo en gaf onder
meer wapeninstructie. Intussen had hij gedurende de tijd bij de Canadezen zijn wapenkennis verdiept en las over dat onderwerp wat hij maar in handen kon krijgen.
Een andere kans bood zich, namelijk het geven van advies aan de Justitie in die – gelukkig zeldzame – gevallen, waarbij tijdens misdrijf
vuurwapens waren gebruikt. Hij verzamelde aanvankelijk wapens ten behoeve van justitioneel onderzoek, werkte daarbij samen met Koninklijke Landmacht, legermuseum en
intendance en bouwde van lieverlee zijn verzameling op. Zoals in het verleden draagt ook nu die verzameling bij tot kennis en studie van anderen.
Veel tijd
ER gaat, zo vertelde de heer Van Zuilekom, veel tijd zitten in het opbouwen van een dergelijke verzameling. Zijn collectie oude Nederlandse legergeweren en karabijnen
bijvoorbeeld is de grootste die in een particuliere verzameling bekend is.
Gevaar? Neen, zegt de heer Van Zuilekom, want er is geen wapen geladen en patronen zijn in die wapenkamer taboe. Bovendien
leert men wel voorzichtig met wapens te zijn, ook al zijn zij nog zo oud.
Hij heeft, uit hoofde van zijn merkwaardige liefhebberij, veel buitenlandse contacten, want ook in de Verenigde Staten, Engeland, Zwitserland, België en andere landen
zijn er wapenverzamelaars. De onderlinge contacten worden gelegd via de internationale vakbladen. Elk wapen in de verzameling – hoe kan dat ook anders – is bij de overheid
geregistreerd. Er zijn regelmatige controles om te zien of alles nog bij het oude (geregistreerde) is gebleven. Daaruit volgt dat het
totstandbrengen van een ruil met een verzamelaar in binnen- of buitenland de nodige administratieve rompslomp
met zich brengt, om over het verwerven van een nieuw stuk voor de verzameling nog maar niet te spreken.
Lepelblijde
EN mevrouw Van Zuilekom? Zij is eraan gewend en ziet in de aanwezigheid van die verzameling niets verontrustends. Ook Van Zuilekom jr. 1e klasse HBS en 13 jaar, heeft er
matige belangstelling voor. Wel is hij een luchtbuksschutter die op gezette tijden oefent, maar zijn belangstelling gaat voorlopig nog meer uit naar het werkend model van
een lepelblijde, dan naar de lange, onhandig aandoende schietwapens uit het eind van de vorige eeuw of de revolvers en pistolen uit voorbije tijden.
En van wapens gesproken, die Henrybuks uit 1866, een zogenaamde Yellow Boy, is een der pronkstukken van de verzameling. Het is het 1e model Winchester,
bekend uit de Westerns en staat bij verzamelaars als zeer zeldzaam te boek. Dan is daar die rij ouderwetse Nederlandse wapens, geschiedenis in staal en hout. Het
infanteriegeweer uit 1815 staat er naast de jagerbuks die met getrokken loop tussen 1832 en 1841 bij het regiment Jagers werd gebruikt. Daar is het voorlaadgeweer uit
1851 en – omwenteling bij het schieten – de Beaumont uit 1871, het eerste grendelgeweer, in 1884 omgebouwd tot het herlaadgeweer met magazijn. In 1895 – en ook daarvan
getuigt de verzameling – wordt afgestapt van grootkaliber (11,5 mm) en overgegaan op kleinkaliber (6,5 mm). Dat is zo gebleven tot 1940.
Ook de karabijn, het kleine geweer voor bereden legereenheden, maakte dezelfde ontwikkeling door en kreeg in 1854 de getrokken loop. Daar zijn de karabijnen van de
militaire politie met de korte, opklapbare bajonet, de nu nog bekende en zo zuiver schietende Hembrugkarabijn die tussen 1895 en 1940 het Nederlandse leger goede diensten
bewees; het zijn Nederlandse wapens uit een afgesloten periode. Verstarde geschiedenis, opgeborgen in rekken.
Maar ook oude wapens uit andere landen zijn er vertegenwoordigd. Ze alle te noemen zou in dit korte bestek te ver gaan, maar een enkele mag dan wel worden aangeduid,
zoals de Franse Chassepot van 1866, De Dreyse uit Duitsland van dezelfde tijd, de Duitse Mauser uit 1871, in 1888 omgebouwd tot repeteergeweer en in 1898 stamgeweer
voor vele wapens waarmee de mens gedurende de tweede wereldoorlog de mens te lijf ging. Maar er zijn ook
kleinere wapens, zoals de Colt revolver uit 1873, die onmiddellijk gedachten oproept aan Tom Mix, het Manlicher pistool uit 1905, de
Roth-Steyr eveneens uit 1905, er zijn er, uit vele landen, van verschillende systemen zoals vuursteenslot, percussieslot, enz.
MAAR, zoals reeds is opgemerkt, daar zijn ook de Lugers, de parabellums, nog gebruikt gedurende de tweede
wereldoorlog, maar thans een wapen dat – hoewel het vele jaren in vele landen tot de standaarduitrusting van verschillende legereenheden
behoorde – is uitgediend.
Op het bureautje in de wapenkamer ligt een kleiner type parabellum, maar als men het oppakt blijkt het erg licht te zijn. Nadere beschouwing leert dat het een namaak
pistool van plastic is, vermoedelijk bedoeld als speelgoed, maar het zag er te echt uit, zodat de politie het in beslag nam. Men zou iets dergelijks licht als dreigpistool
kunnen gebruiken en dat is niet de bedoeling. Vandaar dat het namaakwapen nu als curiositeit toch in de verzameling is ondergebracht.
De waarde van de verzameling? De heer Van Zuilekom doet de vraag met een lachje af. Daarover wordt veel onzin verteld. De waarde hangt net als bij andere
verzamelingen af van het aantal dat nog van een bepaald type wapen uit een bepaalde periode bekend is. Sommige wapens kunnen, wat de waarde aangaat, in de papieren lopen,
maar over het algemeen valt het wel mee. Wat niet meevalt is het onderhoud, want wapens vragen nu eenmaal een goede verzorging wil men
ze in stand kunnen houden.
Tenslotte komt zijn geheime wapen voor de dag. Dat is een ouderwetse revolver-karabijn, waarmee hij – wat de herkomst en datum van fabricage aangaat – geen
raad weet. Tot nu toe heeft niemand het geheim van de herkomst kunnen ontsluieren en dat zit hem, zeer begrijpelijk, ergens dwars. Toch wanhoopt hij niet en het moet wel
gek gaan, zo zegt hij, als de nu nog open vragen in de komende jaren niet worden beantwoord.
[1] | In: Leeuwarder Courant : hoofdblad voor Friesland, 18 april 1964. Sneon en Snein (Zaterdag en zondag) is al sinds jaar en dag de naam van de zaterdagbijlage van deze krant. Met enkele tekstuele wijzigingen en een foto meer zou ditzelfde artikel ook op 6 mei 1964 in de Provinciale Zeeuwse Courant verschijnen. |