In een boekenweek ga je aan je relatie met boeken denken, en ik meen dan dat ik altijd wel een boekenlap ben geweest, een boekenverslinder, die aan het boek verslaafd
was als de dronkelap aan de drank.
Zulke verslaafden trekken zich terug in een andere wereld om met afwezige blik in een soort waas te leven, net als de alcoholicus. Wie televisie kijkt, doet dat meestal
nog samen met anderen, en al doet hij het alleen dan kijken er nog honderdduizenden met hem mee, zodat hij er de volgende dag overal van hoort spreken of er in de krant
over leest. Daar zit toch nog iets in van communicatie. Maar lezen gebeurt alleen en is uniek, met uitsluiting van andere mensen. Niks met anderen te maken. Ik en mijn
boek, dat is de wereld.
TÒCH vond ik door het lezen ook een club, eigenlijk mijn eerste literaire vereniging, een voorloper van de Vereniging van Letterkundigen, waar ik nu lid van ben.
Het was een Indianenclub in mijn Veluwedorp: Wenum.
De leden daarvan moesten alle werken van Karl May kennen, en moesten ook op de authentieke Indianenmanier kunnen spreken, met
Howg en Pshaw, Blanke Broeder en vooral vaak: Oef! Ook blanke termen als Drommels en Yes en Papperlepap, de teksten van Old Shatterhand,
moesten ze onder de knie hebben.
Mijn vriendin Willy zei dan bijvoorbeeld: Ellendige worm, uw dreiging raakt mij niet, en dan riep ik
verachtelijk. Pshaw! Of iemand zei: Drommels, het regent, en dan zei onze Old
Shatterhand, de oudste van de club, Nico, kalm, Yes.
ALS we s avonds bijeenzaten groeven we graag stilletjes ons bloederig verdrag op, dat in een ijzeren kistje begraven lag.
Met ons eigen bloed hadden we daar eeuwige verbondenheid ondertekend met onze Indianennamen. Dan zaten we fluisterend bijeen. De gele hond
Bennie blafte luid en aanhoudend, de struiken wiegelden en wij zeiden: Oef, oef bij de gratie van de grote schrijver Karl
May.
IN dat paradijs kwam een nieuw lid van de club, Gerrit. Nico had hem overhoord, en hij kende zijn literatuur, alle Winnetouboeken. Maar toen hij in onze kring zat, en
ik fier aantrad met pijl en boog en verf op de wangen, barstte de verwerpelijke Gerrit in hoongelach uit: Huhu, een squaw opt
oorlogspad en tgen Nico zei hij: Zeg, ik wist niet dat er zoveel deerns meededen.
Het bloed vloog naar mijn wangen, maar ik wist mijn gezicht onbewogen te houden. Alleen s avonds voor de spiegel toen ik de schildering van mijn wangen waste keek
ik lang naar mijzelf. Een mager bruin gezicht, lange donkere vlechten, maar een meisje, geen Indiaan.
EN toen ik later het Goud van Winnetou 2 voor de 47ste keer opnam zag ik weer een van die meeslepende
zinnen staan, het geheim van de schrijver: Lezer, hebt ge wel eens een slag met den kolf van een geweer op uw hoofd gekregen?
Ik staarde op die tekst en begreep dat voor mij dat geluk niet weggelegd was.
Nooit, nooit zou ik een klap met den kolf van een geweer op mijn hoofd krijgen. Ik was een meisje, een squaw. En al zei ik: Oef nog eens
Oef, het hielp niet.
ZO raakte ik verdreven uit de Indianenwereld. Ik heb wel eens gedacht dat het misschien wel de reden is dat ik mij nu zo druk maak met
de emancipatie van de vrouw.
Bij boekenlappen komen immers de meeste motiviaties uit boeken, soms helemaal onbewust. En wat is een feministe anders dan een squaw op
het oorlogspad?
[1] | In: Algemeen Dagblad, 3 april 1977.
Harriët Freezer was het pseudoniem van de schrijfster, journaliste en feministe Wilhelmina Miep Eybergen (* 6 november 1911 , 25 december 1977). |
[2] | Het Goud van Winnetou is een Nederlandse bewerking/vertaling van Weihnacht! (Gesammelte Werke, deel 24), die in de Karl May-pocketreeks van Prisma de titel Winnetou en de goudzoekers heeft meegekregen. |