De verantwoorde jeugdboeken die ik las droegen titels als De lemen wand2 en Ten dage als ik riep...3. Ze kwamen uit de kantoorboekhandel annex leenbibliotheek van mevrouw Scheers op het Ledig Erf 4.
Prachtboeken mevrouw, zei ze tegen mijn moeder terwijl haar onderkin heftig meetrilde, prachtboeken.
Het waren sombere boeken zonder een greintje levensvreugde waarin de straffende hand van God op iedere pagina voelbaar was. Ik besloot dan ook, naarmate mijn weerzin
groeide, mijn moeder die als Duitse een onschuldig lam was in de Nederlandse cultuur, een beetje te helpen. Driftig meesnuffelend prees ik haar de prachtige boeken
over de boerenoorlog aan. Dat was lezen! Hoe die zoeloes met hun assegaaien de Engelsen afmaakten.... Zo
ontdekte ik ook een verborgen schat. Mevrouw Scheers had een ongelooflijke voorraad Karl Mays, niet alleen die over Winnetou en Old Shatterhand, ook die over Kara ben
Nemsi en de Mays die in Duitsland spelen. In een van die laatste boeken kreeg ik voor het eerst van mijn leven te maken met een lynx (&3132;kwastjes aan de oren),
en voor mij moest als we voetbalden op straat de keeper niet langer zwarte panter 5 heten, maar lynx wat pas
echt gevaarlijk klonk. Maar de keeper wou niet.
Intussen waren we Winnetou en Old Shatterhand als we speelden bij de gevangenis en het kerkhof, die onze buurt de benaming het luie end hadden bezorgd
(aan de ene kant liggen ze, aan de andere kant zitten ze). De dreigende gevangenis waren we ons voortdurend bewust. Soms ontsnapte er iemand met aan elkaar
geknoopt beddegoed. Dat zorgde voor opwinding en de moeders riepen hun kinderen binnen. Wij wisten dat we niets hoefden te vrezen want de boeven schoten steevast aan de
overkant van de straat het kerkhof op, waar ze onder de iepen, eiken, kastanjes en platanen, en achter een weelde van heesters en grafzerken schuilgingen.
Wij waren als de dood voor het kerkhof. Zelfs het water van de sloot die erlangs liep vertrouwden we niet, omdat we geloofden dat het vol lijkenvocht zat. Als er een
voetbal inrolde durfden we hem er niet uit te halen. Behalve Epie, maar die zat op worstelen. Hij was ook de enige die niet bang was voor de jongens in de schuitjes –
totaal verkommerde ingezetenen van de stad die op wrakken van woonboten huisden in De Kromme Rijn. Als we voorbij wilden gooiden ze met stenen of scholden ons uit.
In het gezicht van onze zusjes met pijpekrullen lieten ze hun broek zakken.
Uitzinnige vreugde als je scoorde, net in de bovenhoek, of Winnetou was, maar nog meer angst, angst voor Gerrit de Stotteraar, angst voor
het kerkhof, angst voor de schoffies in de schuiten. Alleen als je las was je veilig. Temeer omdat mijn moeder genadiglijk toestond dat dit gebeurde in de
voorkamer die gestoffeerd was met fauteuils, waarin je behaaglijk neer kon zinken.
Toen ik eenmaal mevrouw Scheers haar bibliotheek had leeggelezen, ontdekte ik dat je ook boeken kon kopen. In een boekwinkel op de Oude Gracht zag ik plotseling dikke,
gebonden Karl Mays met een gekleurde indiaan voorop. Ongekend was mijn geluk toen ik me voor het eerst zon boek mocht aanschaffen.
Hier heb je vijf gulden. In de loop van de jaren kocht ik ze allemaal, op één na: Winnetous dood. Ik durfde niet, maar toen ik alles van Karl
May had gelezen, was er geen uitweg meer. Op een zaterdag kreeg ik weer vijf gulden en ik ging erop af. Enige uren later had ik het boek uit. Ik moet uren in de voorkamer
hebben gezeten. Ik was niet bij machte me te verroeren. Een week lang, heb ik het gevoel, is er helemaal niets tot me doorgedrongen. Ik heb niet gevoetbald. Ik ging
automatisch naar school. Winnetou was dood! Die zwijgende, nobele... die, ja wat eigenlijk, man, kameraad, dat stuk van jezelf was dood. Ik zag de wereld door een mist
van tranen.
En toen het over was wist ik dat er voor altijd iets veranderd was. We speelden geen indiaantje meer. De sloot langs het kerkhof werd gedempt. De schuiten werden tot
buiten de stad versleept. De gevangenis werd een psychiatrische kliniek.
Ten dage als ik riep ... is een boek uit 1926 of 1927 van
Louwrens Penning (* 2 december 1854 , 12 januari 1927), een Nederlands schrijver, die vooral bekendheid vergaarde met zijn boeken over de Tweede
Boerenoorlog in Zuid-Afrika, zoals De leeuw van Modderspruit, De held van Spionkop, De verkenner van Christiaan de
Wet en De overwinnaar van Nooitgedacht.
De Zwarte Panter was de bijnaam van keepr Frans de Munck
(* 20 augustus 1922 , 24 december 2010), die tussen 1949 en 1960 eenendertig keer het Nederlands Elftal haalde en van 1957 tot 1961 bij het Utrechts DOS speelde:
geen wonder dat Utrechtse voetballende jongetjes hun keeper Zwarte Panter noemen. Frans de Munck baarde opzien door voorafgaand aan de wedstrijd Sparta - DOS
in op 13 oktober 1957 een kus te geven aan filmster Jayne Mansfield (artiestennaam van Vera Jayne Palmer, * 19 april 1933 , 29 juni 1967).
Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.
Terug naar de Karl May-startpagina.
Terug naar de Apriana-startpagina.