Deze herdenking is een zaak van ons, indianen. We hebben daar geen fotografen bij nodig. Een blik in mijn richting doet me wat ongemakkelijk over mijn stoel heen en weer schuiven. Even later zal een van de indianenleiders me op mijn gemak stellen. Jullie moeten ons verhaal naar buiten brengen. Zelf hebben we daar de middelen niet voor.
Het is de avond voor de laatste dag van de vijfde Big Foot Memorial Ride. Si Tanka Wokiksuye, zeggen zij die de Lakota-taal nog spreken. Morgen, 29 december, zullen we onze plaats van bestemming bereiken. Het is dan precies honderd jaar geleden dat op een kille wintermorgen de Zevende US Cavalerie onder kolonel James W. Forsyth 2 daar driehonderd ongewapende indiaanse mannen, vrouwen en kinderen over de kling joeg. Die plaats heet Wounded Knee 3.
Een indiaan uit Canada sluit zich aan bij de tocht. |
De dertiende dag: binnenrijden bij Wounded Knee. |
|
|
|
|
[1] | In: Trouw, 26 januari 1991. |
[2] | James W. Forsythe (voluit: James William Forsyth, * 8 augustus 1834 , 24 oktober 1906) was een officier van de U.S. Army gedurende de Amerikaanse Burgeroorlog en de genocide op de indianen. Zijn beruchtste wapenfeit bestaat uit het aanvoeren van de Zevende Cavalerie, die onder zijn leiding op 29 december 1890 meer dan 250 indiaanse mannen, vrouwen en kinderen van de Lakota bij Wounded Knee uitmoordde en er meer dan 50 verwondde. |
[3] | Bij het dorp Wounded Knee in het Pine Ridge indianenreservaat (Oglala Lakota County) in het zuidwesten van South Dakota vond op 29 december 1890 het laatste grote bloedbad van de genocide op de indianen plaats: meer dan 150 indianen, onder wie 44 vrouwen en 16 kinderen, kwamen daarbij om het leven. De bekendste leider die daarbij het leven liet, was Uŋpȟáŋ Glešká (=Spotted Elk, Gevlekte wapiti, later bijgenaamd Si Tȟáŋka, Big Foot, Grote Voet, * ± 1826 , 29 december 1890), een leider van de Miniconjou-groep van de Teton-Lakota. Hij was wijd en zijd bekend vanwege zijn vaardigheden in de oorlog en het onderhandelen. De foto van zijn bevroren lijk na het bloedbad bij Wounded Knee is iconisch geworden. Op 27 februari 1973 werd het dorp Wounded Knee bezet door honderden jonge leden van de American Indian Movement (AIM), die er een Oglala Sioux-vrijstaat uitriepen; zij werden daarbij gesteund door traditionele Sioux-leden die wilden dat het verdrag van 1868 werd nagekomen: volgens dit verdrag hadden de Sioux recht op de Black Hills, die voor hen heilige grond waren, maar de Amerikaanse overheid was in de vroeger jaren 70 bezig het land, dat rijk was aan delfstoffen, verder te onteigenen. Op de achtergrond van het conflict speelden meer actuele kwesties. De leiding in het reservaat was corrupt, en door dagmijnbouw met behulp van chemicaliën raakten de bodem en het water van het reservaat vervuild, waardoor misvormde kinderen werden geboren. Natuurlijk stuurden de Amerikaanse autoriteiten gewapende eenheden naar het dorp en sneden de elektriciteitsvoorziening af. Er werden af en toe er schoten gewisseld, maar tot grootschalig geweld kwam het niet: waarschijnlijk waren de autoriteiten bang voor negatieve publiciteit. Na 73 dagen werd de bezetting gebroken. Er werden 1200 arrestaties verricht. Tijdens de bezetting zou al een groep van zestien personen onder mysterieuze omstandigheden zijn verdwenen; ze zijn waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een knokploeg die het corrupte regime van het reservaat steunde. Na het einde van de bezetting werden nog eens 64 indianen onder onopgehelderde omstandigheden vermoord, en er werden nog enige honderden arrestaties verricht. De indiaanse popgroep Redbone schreef in datzelfde jaar een nummer over Wounded Knee onder de titel We Were All Wounded at Wounded Knee. Aan het eind van het nummer wordt in de titel at vervangen door by, om aan te geven dat alle indianen zijn getroffen door het bloedbad. De schuld aan de genocide op de indianen lag in de Verenigde Staten ook in de twintigste eeuw nog zo gevoelig dat platenlabel CBS Records weigerde We Were All Wounded at Wounded Knee in de Verenigde Staten uit te brengen vanwege de kritische tekst. Zanger Pat Vegas (* 17 maart 1941) reageerde hierop door in de fabriek van CBS op eigen kosten vijfhonderd singles te laten persen en deze in Europa bij verschillende radiostations uit te delen, waardoor het nummer in Nederland en Vlaanderen op de eerste plaats van de hitparades kwamen. |
[4] | Uŋpȟáŋ Glešká (=Spotted Elk, Gevlekte wapiti, later bijgenaamd Si Tȟáŋka, Big Foot, Grote Voet, * ± 1826 , 29 december 1890) was een leider van de Miniconjou-groep van de Teton-Lakota. Hij was wijd en zijd bekend vanwege zijn vaardigheden in de oorlog en het onderhandelen. De foto van zijn bevroren lijk na het bloedbad bij Wounded Knee is iconisch geworden. |
[5] | Maȟpíya Lúta (Red Cloud, * 1822 , 10 december 1909) was van 1868 tot 1909 een van de leiders van de Oglala-Lakota. Hij versloeg de U.S. Army diverse malen in de naar hem genoemde Red Clouds War, o.a. in de Fetterman Fight op 21 december 1866. Van hem is de beroemde uitspraak They made us many promises, more than I can remember. But they kept but one – They promised to take our land ... and they took it. |
[6] | Alex White Plume (* 1952) is de voormalige vice-president van de Oglala Sioux in het Pine Ridge Reservation in South Dakota; van 30 juni tot novemer 2006 was hij president van deze stam. In 2000 kwam hij ongewild in het nieuws, toen de agenten van de DEA zijn complete oogst van industriële hennep kort voor de oogst vernietigden, hoewel de Oglala Sioux formeel soevereiniteit over hun eigen land hebben en het verbouwen van industriële hennep in de Verenigde Staten niet verboden is, maar blijkbaar geldt dat laatste alleen voor niet-indianen. |
[7] | Butch Eagle Hunter is of was een (mij) onbekend stamlid van de Oglala Lakota. |
[8] | George Speaker Mickelson (* 31 januari 1941 , 19 april 1993) was een Amerikaans politicus en Vietnamveteraan, die van 6 januari 1987 tot zijn dood op 19 april 1993 namens de Republikeinse Partij de 28e gouverneur van South Dakota was. |
[9] | Russell Means (* 10 november 1939 , 22 oktober 2012) was een indiaans activist en acteur; hij was de leider van de bezetters van Wounded Knee in 1973 en werd daarna acteur: hij speelde de rol van Chingachgook in The Last of the Mohicans (1991) en Arrowhead in Pathfinder sprak de stem van Powhatan in voor de Disneyanimatiefilm Pocahontas. Zijn autobiografie heet Where White Men Fear to Tread. Zijn voornaam heeft overigens niets te maken met het (vierde) Russell-tribunaal dat in november 1980 in Rotterdam werd gehouden over de rechten van de indianen in Noord- en Zuid-Amerika; die serie tribunalen was nl. ooit opgericht op initiatief van de Britse humanistische filosoof Bertrand Russell (voluit: Bertrand Arthur William Russell, * 18 mei 1872 , 2 februari 1970) en de Franse marxistische filosoof Jean-Paul Sartre (voluit: Jean-Paul Charles Aymard Sartre, * 21 juni 1905 , 15 april 1980), met als doel om de Amerikaanse buitenlandse politiek en militaire interventie in Vietnam te onderzoeken en evalueren; latere Russell-tribunalen gingen over andere onderwerpen. |
[10] | De Golfoorlog van 1990-1991, zoals de officiële benaming luidt, was een oorlog tussen een internationale coalitie van 34 landen onder leiding van de Verenigde Staten tegen Irak, dat op 2 augustus 1990 Koeweit had aangevallen en bezet. De oorlog bestond uit twee delen: Operation Desert Shield (van 8 augustus tot 16 januari 1991, waarin de Amerikanen op uitnodiging van Saoedi-Arabië hun troepen in het gebied stationeerden, om een eventuele volgende Iraakse inval in Saoedi-Arabië tegen te gaan, hoewel er geen daadwerkelijke aanwijzingen waren dat Irak een dergelijke inval gepland had) en Operation Desert Storm (van 17 januari 1991 tot 28 februari 1991, waarin de eigenlijke oorlog in de lucht en te land plaatsvond). Op 28 februari 1991 kwamen de oorlog en daarmee de bezetting van Koeweit tot een einde door middel van een staakt-het-vuren. |