IN mijn herinnering beginnen boeken over Old Shatterhand ongeveer zo:
Zojuist uit Duitsland teruggekeerd, waar hij een bezoek aan zijn familie heeft gecombineerd met het schrijven van een boek, zit de Oude Schaterhand, volstrekt anoniem, in een
trein die hem van St. Louis verder naar het westen voert. Hij draagt een lakense jas en zijn schoenen zijn glimmend gepoetst, net als zijn wapens. Naast hem in de
coupée zit een in berenvellen gehulde oude trapper die grapjes begint te maken over deze greenhorn. Wat moet dit moederskindje in het
westen? Waarom is hij niet bij moeders pappot gebleven? En wat is hij met die geweren van plan? Old Shatterhand laat het zich allemaal aanleunen en wij ook, want we weten dat
de oude trapper zo dadelijk stevig op zijn nummer gezet gaat worden. En ja hoor, de trein komt om de een of andere reden tot stilstand en om de tijd te doden wordt er een
schietwedstrijd georganiseerd. Onder hoongelach van de omstanders zet Old Shatterhand een knijpbrilletje op de neus en werpt een blik op het doel, een bisonkoe die samen met
haar kalf op tweehonderd pas afstand vredig staat te grazen. Te gemakkelijk, verklaart hij, waarna hij de hemelen afzoekt en een roofvogel ontwaart. Als hij zegt
dat hij deze vogel de rechterpoot zal afschieten stijgt een ongelovig gemurmel op, maar toch, je voelt dat er twijfel in de lucht hangt, waarna hij die rechterpoot er dus
inderdaad afknalt en het verhaal een aanvang kan nemen.
Tijdens herlezing van de drie delen Winnetou van Karl May ben ik dit verhaal inderdaad tegengekomen, niet helemaal zoals ik het me herinnerde, ik had een aantal
geschiedenissen samengevoegd, maar de essentie is er: De ongehoorde zelfverzekerdheid en narcistische ijdelheid van Old Shatterhand, die ons
het genoegen verschaft zijn tegenstanders met open ogen in de val te zien tuimelen. Wat opvalt in het eerste deel van deze onsterfelijke trilogie, is niet alleen dat er door
de schrijver welhaast roekeloos met zijn materiaal wordt gesmeten, maar dat hij vertrouwt op precies één truc, gelieerd aan het greenhornthema, maar precies omgekeerd aan de
gang van zaken zoals ik die eerder uiteenzette. In het begin van Winnetou deel 1 worden wij geacht ons samen met de ervaren trapper Sam Hawkens ( ... als ik me
niet vergis, hihihi) te blijven verbazen over de vaardigheden die de greenhorn aan de dag legt. Werkelijk in no-time laat de nieuwkomer de oude rot zien hoe je een
bison-stier moet schieten, een paard moet vangen, en dat je een grizzly-beer met het mes
kunt doden, waarbij hij en passant zijn leermeester enige malen het leven redt, zijn bijnaam verwerft, een cursus modern-spoorzoeken opent en, dat is het belangrijkste,
Winnetou ontmoet.
Winnetou is het prototype van de blanke indiaan. Hij is een groot opperhoofd, een gevreesd krijger, een befaamd spoorzoeker etc., maar hij kan werkelijk helemaal niets. Opdat
Old Shatterhand hem kan onderwijzen. Hoewel, enige tijd lijkt het Old Shatterhand niet alleen daarom te doen. Lieve, lieve Winnetou, verzucht Old Shatterhand op
een gegeven moment en het is ons natuurlijk ook niet ontgaan dat Winnetou niet alleen van een welhaast bovenaardse schoonheid is, maar ook haar heeft waarop menige vrouw
jaloers zou zijn. Old Shatterhand en Winnetou zijn bloedbroeders, maar of dat nog niet genoeg is, verklaart Intshu Tshuna, Winnetous vader: Jullie zult niet alleen
broeders zijn, maar één man en krijger met twee lichamen. Howgh! Gelukkig verschijnt, voordat Old Shatterhand zijn kast verlaten kan, Winnetous zuster ten tonele
om de aandacht stevig af te leiden. Hoewel May haar weer snel uit de weg laat ruimen, is de relatie Old Shatterhand-Winnetou vanaf dat ogenblik van een alibi voorzien en dus,
seksueel althans, gevaarloos.
Terug naar het Howgh van Intshu Tshuna. Het is verbazingwekkend te ontdekken dat vrijwel alles wat ik over indianen denk te weten, zijn basis vindt in de boeken van
Karl May. Vredespijpen, bloedbroeders, de Grote Manitou, de Eeuwige Jachtvelden. Oef Oef, alles komt hier vandaan, zoals ook de notie dat indianen gemiddeld wel deugen. Er
zitten slechterikken tussen, maar die heb je overal en de meesten zijn gezeglijk en tot het christendom geneigd – en dat is een ander aspect van
deze boeken: Old Shatterhand blijkt als een ware Jehova-getuige overal zijn voet tussen de voorklep van de wigwam te steken om de Goede Boodschap te verkondigen, tot gekwordens
toe.
Als kind zal ik die passages hebben overgeslagen. Ik had meer belangstelling voor het knie- of heupschot, voor de martelpaal, de vuurkracht van Old Shatterhands Henry-geweer,
dat maar liefst vijfentwintig schoten telde (!) en Winnetous elegant beslagen zilverbuks, de Boom des Doods en de eindeloze listen van de schurkachtige Santer.
De verhalen over Winnetou en Old Shatterhand lezen als een droom, een droom over je kindertijd – toen je dagen ruzie kon maken over de vraag wat je nou moest zeggen, Appasjes
of Appagges, Siauks of Sioeks en we allemaal dat ene en alles bezwerende rijmpje kenden:
Te laat te laat zei Winnetou
Het zaad was al naar binnen toe!
[1] | In: Het Parool, 30 juli 1994. |