Winnetou en Old Shatterhand. Met die twee personages werd Karl May wereldberoemd. De Duitse schrijver publiceerde echter ook enkele tientallen boeken die zich afspelen
in het Midden-Oosten. De held van deze reisavonturen heet Kara Ben Nemsi: Karel, zoon van de Duitsers. De Kurden spelen in drie delen een belangrijke
rol. Kurdistan recenseert deze boeken voor zoon en vader in een korte serie omdat ze een beeld geven van hoe de Europeanen in de vorige
eeuw tegen de Kurden aankeken. Deze maand het eerste deel: Kara Ben Nemsi, de held van de woestijn.
Kara Ben Nemsi bij de duivelaanbidders
Gerard de Jong
De Turk is mijn vijand; hij is een vijand van alle vrije Koerden. Het is een rover die onze kudden steelt en onze dochters verkoopt. Het is een opvallend citaat
uit Kara Ben Nemsi, de held uit de woestijn. Nog markanter is de gedetailleerde wijze waarop Karl May het leven van de yezidis
beschrijft. De Duitse schrijver was onmiskenbaar onder de indruk van deze duivelaanbidders.
Om maar direct een misverstand uit de wereld te helpen: het is niet Karl May die zegt dat de yezidis duivelaanbidders zijn. Deze term was in
de vorige eeuw een veelgebruikte benaming voor de religie die vooral door Kurden wordt aangehangen. Karl May publiceerde Kara Ben Nemsi, de
held uit de woestijn in 1892 en gebruikte dus de toen in zwang zijnde benaming, maar hij maakt in het boek direct duidelijk dat de naam niet correct is.
Duivelaanbidders? Allah bescherme ons voor de negenmaal gestenigde duivel! Hoe kan een mens de duivel aanbidden, sidi?, vraagt Hadji Halef Omar aan zijn
meester Kara Ben Nemsi. Hij antwoordt: Zij aanbidden hem niet, al zou men dat uit de naam afleiden. Zij zijn brave, ijverige en eerlijke lieden, half christenen, half
mohammedanen. Later wordt duidelijk dat May een groot ontzag heeft voor de yezidis. Het hele boek beschrijft May het christendom
als een superieure religie. Kara Ben Nemsi houdt standvastig vast aan zijn geloof. Maar tijdens een gesprek met Pir Kamek, de geestelijk leider van de
yezidis, staat hij met zijn mond vol tanden. Pir Kamek heeft het niet zo op christelijke zendelingen: De leer van de christenen is
verdeeld. Als u ons ooit kunt aantonen het eens te zijn geworden, zult u welkom zijn. Maar als de christenen van het avondland ons leermeesters sturen die stuk voor stuk iets
anders prediken, doen zij zichzelf de meeste schade. (...) May schrijft dan: Op dat ogenblik kwam Ali Bey (het dorpshoofd van Badri, red.) binnen en eerlijk
gezegd was ik er blij om. Mijn nieuwsgierigheid naar de duivelaanbidders had me tegenover deze Koerd bijna in verlegenheid gebracht.
De laatste tachtig paginas van het boek worden grotendeels besteed aan de yezidis. May beschrijft hun religie gedetailleerd en wekt de
indruk dat hij de yezidis daadwerkelijk heeft bezocht. Dat is echter niet zo. Het boek verscheen oorspronkelijk in 1892 en May was tot die
tijd nog nooit buiten Duitsland geweest. Hij bezocht het Midden-Oosten pas in 1899, zonder overigens Kurdistan aan te doen. Dus na het verschijnen
van zijn reisavonturen.
May werd in 1842 geboren als zoon van een arme wever in Hohenstein-Ernstthal. Hij was onderwijzer, maar werd ontslagen omdat hij meerdere malen werd veroordeeld wegens zwendel
en oplichterij. In totaal zat hij zeven jaar in de gevangenis. Hij legde zich daarom toe op het schrijven. In de jaren zeventig van de vorige eeuw verschenen zijn eerste boeken:
dorpsgeschiedenissen met platvloerse humor en enkele pornoboeken 2 met titels als Das Waldröschen en Der Weg zum Glück.
Vanaf 1887 verschijnen zijn reisavonturen met Old Shatterhand in het Wilde Westen en Kara Ben Nemsi in het Midden-Oosten. Het zijn spannende jongensboeken die zijn
doordrenkt met een christelijke moraal en waarin helden en schurken zeer zwart-wit worden neergezet. Verder weet hij de volken en landschappen zo overtuigend neer te zetten dat
veel lezers vermoedden dat Karl May zelf de Verenigde Staten en het Midden-Oosten heeft bezocht. May versterkte dat idee door zichzelf geregeld te laten fotograferen als Kara
Ben Nemsi en Old Shatterhand. De realiteit was anders. May beschikte over een bibliotheek met ruim 2000 boeken op religieus, geografisch en antropologisch terrein. Deze boeken
leverden hem de stof voor zijn boeken. Soms nam hij er hele passages uit over.
De Duitse onderzoeker Harald Eggebrecht 3 schrijft in zijn boek Karl May, der Sächsische Phantast dat May zijn informatie over
de yezidis grotendeels haalde uit het boek The devil drivers van de Britse ontdekkingsreiziger Richard Francis Burton
4 en het boek Burtons Reisen nach Medina und Mekka in das Somaliland und nach Härrär in Ost-Afrika van Karl Andree
5. Eggebrecht noemt niet het boek Reisen nach Arabien van C. Wiebuhr 6, maar waarschijnlijk
putte May ook uit dit in die tijd beroemde boek, waarin onder andere de leerstellingen van de yezidis uitgebreid worden beschreven.
May beschrijft in zijn boek ook de positie van de Kurden en de yezidis in het Osmaanse rijk. De Turken slaagden
er destijds niet goed in om hen te onderwerpen. Amadiye is de grensvestiging van mijn gebied, zegt de pasja van Mossul tegen Kara Ben Nemsi. Ik heb
daar kanonnen staan en een bezetting van 300 Albanezen. (...) Het is de sleutel tot het land van de vrije Koerden. Ook de onderworpen stammen zijn vaak weerspannig.
De pasja heeft weinig op met de Kurden: Die mensen hoeft u niet te leren kennen. Zij zijn Koerdische rovers en jesidis. Allah moge
hen vervloeken. (...) Heeft u er aan gedacht dat de Koerden u kunnen vermoorden? Van de yezidis moet hij ook niets hebben:
Het is een slecht en ongehoorzaam volk, dat onder bedwang moet worden gehouden. Zij aanbidden de duivel, doven het licht en drinken wijn.
Duidelijk is dat de sympathie van May bij de Kurden en de yezidis ligt. Hij beschrijft dat ze wreed worden
onderdrukt. Zo vertelt Ali Bey, het dorpshoofd van Badri, over een slachting die de Turken aan het einde van de vorige eeuw onder de yezidis
aanrichten: Wij woonden vreedzaam en in eendracht aan de dsjebel Sindsjar, maar we werden onderdrukt en verdreven. Het gebeurde in het
voorjaar, de rivier was buiten zijn oevers getreden en had de brug weggerukt. Onze grijsaards, vrouwen en kinderen lagen bij Mossoel aan de rivier.
Zij werden het kolkende water in gedreven of afgemaakt als wilde dieren en boven de stad stond de bevolking van Mossoel en jubelde de moordenaarsbende toe. De overlevenden
wisten niet waar ze heen moesten. Ze trokken naar de bergen dsjebel Makloeb, naar Boethan, Sjeikhan, Missoeri en naar Syrië, ja zelfs over de
Russische grens. Zij hebben zich een nieuw vaderland geschapen, waar ze werken en als u hun woningen, hun kleren, hun tuinen en velden kon zien, zou u opkijken want er heerst
vlijt, orde en zindelijkheid, terwijl u links en rechts om u heen alleen maar vuil en luiheid kunt vinden. Maar het trekt anderen aan en als ze geld nodig hebben, overvallen
ze ons om ons en ons geluk uit te moorden.
In het boek dreigt weer een aanval van de Turken omdat twee yezidis in Malthaje een Turkse man zouden hebben vermoord. Dat blijkt niet waar
te zijn. Ali Bey: In Malthaje zijn twee Jesidis door drie Turken doodgeslagen, dat is de waarheid! Ziet u nu effendi, hoe de Turken zijn? Zij vermoorden mijn
mensen om een voorwendsel te vinden ons gebied aan te vallen. De troepen van de pasja trekken zich samen rond Sjeik Adi, maar de slag wordt pas beschreven in het
volgende boek: Door het woeste Kurdistan. Ondertussen wijdt Karl May tientallen paginas aan de religie van de
yezidis. Zo beschrijft hij hun grote, jaarlijkse feest in de heilige plaats Sjeik Adi. Waarschijnlijk gaat het hier om het dodenfeest. De
rituelen die May beschrijft, zoals het geven van vruchten aan de doden en het offeren van dieren, vinden namelijk tijdens dit feest plaats. May beschrijft ook treffend de doop,
de symbolen, de engelen en de grafmonumenten van de yezidis. De details komen niet altijd overeen met de werkelijkheid, maar voor iemand die
de yezidis nooit heeft bezocht, weet hij hun zeden en gewoonten toch goed neer te zetten. Vergelijk ons met anderen en u zult hier
zuiverheid en zindelijkheid vinden, zegt de geestelijk leider Pir Kamek tegen Kara Ben Nemsi. En dat is ook hetgeen de lezer bijblijft na het lezen van dit boek.
De yezidis hebben een religie met hoogstaande zeden en gebruiken.
Karl May. Kara Ben Nemsi, de held uit de woestijn. 361 paginas. Amsterdam, Het Spectrum, 1962. Vertaald door: L. Montagne-Andres.
Oorspronkelijke uitgave: Karl May. Dürch die Wüste. Dresden, Fehsenfeld, 18927.
Dr. Harald Eggebrecht (* 1946) is een Duits publicist. Van 1981 tot 1987 was hij redacteur kunst en cultuur bij de NDR; tegenwoordig werkt hij als zelfstandig auteur vooral voor de Süddeutsche Zeitung. In 1987 gaf hij het boek Karl May, der sächsische Phantast. Studien zu Leben und Werk uit.
Richard Burton (voluit: Richard Francis Burton, * 19 maart 1821 , 19 oktober 1890) was een Brits consul, ontdekkingsreiziger, vertaler en oriëntalist, niet te verwarren met de gelijknamige acteur. In 1853 begon hij aan een goed voorbereide reis naar Mekka en Medina (inclusief besnijdenis). Hoewel Burton zeker niet de eerste Europese niet-moslim was om de Hadj te maken – Ludovico di Varthema (* ± 1486 , 1517) deed dit al in 1503 –, was zijn pelgrimstocht de meest bekende en best gedocumenteerde van de tijd. Burtons tocht naar Mekka was gevaarlijk en zijn karavaan werd aangevallen door bandieten. Uiteindelijk lukte het Burton om Mekka en Medina te bezoeken. In 1857 trok hij samen met de Engelse ontdekkingsreiziger John Hanning Speke (e (* 4 mei 1827 , 15 september 1864) vanuit Zanzibar de Oost-Afrikaanse binnenlanden in om de bronnen van de Nijl te vinden, waarbij zij het Tanganyikameer ontdekten; Speke ontdekte bovendien het Victoriameer; daarna bekoelde de vriendschap tussen de twee mannen o.a. door hun verschil van inzicht over wat nu de bron van de Nijl was.
Het boek The devil drivers is niet aanwezig in Karl Mays bibliotheek, maar dat zegt natuurlijk niets.
Karl Andree (voluit: Karl Theodor Andree, * 20 oktober 1808 , 10 augustus 1875) was een Duits aardrijkskundige en publicist. Van 1858 tot 1870 was hij consul van Chili in Leipzig. Zijn bekendste werken zijn Nordamerika in geographischen und geschichtlichen Umrissen, Buenos Ayres und die Argentinische Republik, Geographischen Wanderungen en Forschungsreisen in Arabien und Ost-Afrika nach den Entdeckungen von Burton, Speke, Krapf, Rebmann, Erhardt und anderen: Band 1: Burtons Reisen nach Medina und Mekka und in das Somaliland nach Härrär in Ostafrika, Band 2: Die Expeditionen Burtos und Spekes von Zanzibar bis zum Tanganyika- und Nyanza-See, Rebmanns Wanderung nach Dschagga und Krapfs Reise im äquatorialen Ostafrika und Abessinien. Deze laatste twee boeken bevonden zich al vanaf 1887/1888 (stempel: »Karl May Dr. phil. Dresden, Schnorrstrasse 31«) in Karl Mays bibliotheek, voorzien van talrijke onderstrepingen en aantekeningen van May ((Karl Mays Bibliothek, 1. Band, Bamberg/Radebeul: Karl-May-Verlag, 2021, Nrs. KM0494-KM0495, pp. 211-212), net als de ingebonden jaargangen 1872, 1876, 1877, 1881 en 1882 van het door Karl Andree uitgegeven tijdschrift Globus. Illustrierte Zeitschrift für Länder- und Völkerkunde mit besonderer Berücksichtigung der Anthropologie und Ethnologie (Karl Mays Bibliothek, Bamberg/Radebeul: Karl-May-Verlag, 2021, Nrs. KM0125-KM0130, pp. 95/96). Ook dit boek is niet aanwezig in Karl Mays bibliotheek.
Carsten Niebuhr (* 17 maart 1733 , 26 april 1815) was een Duits wiskundige, cartograaf en ontdekkingsreiziger in Deense dienst. Zijn boek Reise nach Arabien, dat ook bekend is onder de titel Die Arabische Reise is het verslag van de eerste wetenschappelijk uitgevoerde expeditie naar Arabië en het Midden-Oosten van Niebuhr met vijf metgezellen, die echter alle omkwamen, van 1761 tot 1767.
Friedrich Ernst Fehsenfeld (* 16 december 1853 , 16 september 1933) was een uitgever te Freiburg im Breisgau (en dus niet in Dresden!); hij gaf vanaf 1892 Karl Mays Gesammelte Reise-Erzählungen uit en was mede-oprichter van het Karl May Verlag.
Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.
Terug naar de Karl May-startpagina.
Terug naar de Apriana-startpagina.