BERLIJN
* * *
Hartmut Felber, Mohawk uit het Oost-Duitse Hohen Neuendorf, puft na van een wilde regendans. Een enorme verentooi siert zijn hoofd, een lendendoek beschermt zijn edele
delen. Felbers haar is lang en zwart; hij ziet eruit als een echte Indiaan.
Felber, in 1980 oprichter van de indianenclub Mohawk, was destijds een van duizenden indianenliefhebbers in de DDR. De eerste clubs werden al kort na WOII opgericht. De Stasi
vond ze verdacht. De interesse voor wapens, de VS en de drang naar vrijheid, dat kon niet goed zijn. En dat terwijl Karl May, de godfather van de indianen, uit Oost-Duitsland
kwam. Deze schrijver schonk de wereld Winnetou en Old Shatterhand.
Het mocht niet baten; al in de jaren 50 werd May door cultuurfunctionarissen gevloerd. Volgens de Berliner Zeitung was hij een voorbereider van een
fascistische houding, wiens superduitse mannen de jeugd een inhumane houding bijbrachten.
Ondanks de argwaan van de autoriteiten groeide de populariteit van de Indianistik gestaag. Vanaf 1973 was er elk jaar een Indian Week, waar duizenden mensen
op afkwamen. Trabanten reden volgepakt met wigwams, verentooien en kralenkettingen naar uithoeken van de DDR om een week vrijheid te kunnen proeven. Felber: Die week
bestaat nog steeds, al is ze wat kleiner geworden. We leven dan tien dagen onze droom, zonder elektriciteit of gas. Stromend water hebben we moeten accepteren; dat heeft het
ministerie ons verplicht. De locatie is nu geheim. Kort na de val van de Muur kregen we steeds tabloids op bezoek, die voor de blote borsten van de vrouwen
kwamen.
Waarom juist de DDR een indianenland werd, kan niemand echt verklaren. Jens-Uwe Fischer, een Ossi uit Thüringen die met de Wessi Friedrich von Borries een boek over de
socialistische indianen schreef, zegt hierover: Volgens sommige indianisten had het te maken met het feit dat de DDR-burgers net de als indianen in de VS in een soort
reservaat leefden.
Ondanks haar argwaan kreeg de DDR-leiding in de gaten dat ze de indianencult ook kon gebruiken. Fischer: Zo ontstond in de jaren 60 en 70 de
solidariteitsindiaan. Deze streed voor de rechten van de onderdrukte oerbewoners van de VS.
Vele solidariteitsindianen zouden uiteindelijk teleurgesteld worden. Na de val van de Muur konden vele indianisten op bezoek bij hun favoriete stam in de VS. Ze kwamen
vaak zwaar ontgoocheld terug, toen ze ontdekten dat de hulppaketten die ze jarenlang hadden gestuurd, niet waren aangekomen. Anderen zagen het drankmisbruik in de reservaten.
Sommige mensen waren zo geshockeerd, dat ze nooit meer een tooi op hun hoofd hebben gezet.
Na de Wende probeerden sommige indianen van hun hobby hun werk te maken. Er werden zelfs Karl-May-themaparken en indianendorpen gepland. Daarvan wist er maar ééntje te
overleven, in het stadje Templin.
[1] | In: Dagblad De Pers, 20 juni 2008. |