Nieuwsbrief 53 |
Nieuwsbrief 54 als pdf |
Nieuwsbrief 55 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |
Nieuwsbrief nr. 54 ISSN 1386-6451 | januari 2020 - 27e jaargang nr. 1 |
INHOUD : |
Nieuws van de redactie | Roger Schenk & John Beringen |
Knarren | Peter de Zwaan |
Willem en de hyperbool | John Beringen |
Masters en zijn matties | Roger Schenk |
Bobs Bronnen (7a) : De dictatrice van Hollywood | Willy van der Heide |
Bobs Bronnen (7b) : De dictatrice van Hollywood | (anonymus) |
(Gast)column: Mijn kennismaking met de Bob Evers-serie | Jan Hulshof |
De prinses stuurde ons weg | John Beringen |
Gewezen grenzen | Roger Schenk |
Radio GIL-Club voor Donderdag 21-12-44 | (anonymus) |
Enkele fotos uit Kruiningen | Roger Schenk |
De Nieuwe GIL 4 | John Beringen & Roger Schenk |
Al vrij snel – om precies te zijn op 24 januari – zal bij uitgeverij Boekscout John Beringens vervolg op Willem Waterman en het Konkelberg-proces, getiteld De terugkeer van Willem Waterman verschijnen. Degenen die Het Konkelbergproces niet hebben (het boek met het prachtige beeldje op de voorzijde is indertijd immers slechts in een oplage van 100 stuks verschenen), kunnen een voorbeeld nemen aan de onsterfelijke woorden van Bram de Winter: Ik leest alleen tweede delen! (Welke schrijver en welk deel, connaisseurs?) en De terugkeer gewoon aanschaffen, want het boek is probleemloos als los deel te lezen, zoals … eh, laten we zeggen, een Bob Evers-deeltje.
Eenieder die mij, John Beringen, middels een mailtje heeft laten weten geïnteresseerd te zijn in een exemplaar, zal op of rond die datum een bericht van de uitgever krijgen dat het boek te bestellen is. Voor eventueel signeren verwijs ik naar een bijeenkomst – die ongetwijfeld vroeg of laat georganiseerd zal worden – alwaar ik dan ook aanwezig zal zijn teneinde de pen ter hand te nemen. Wie mij nog niet gemaild heeft, kan dat uiteraard alsnog doen.
Wie Jan Prins-achtige neigingen heeft, kan bij Boekscout overigens meteen een ander werk van John, Het einde van de droom, bestellen; het scheelt allicht portokosten.
John laat allen met gepaste trots groeten en geeft hier alvast de flaptekst, die in het kort de inhoud samenvat, prijs.
De enige die dat kan beantwoorden, ben ik, zou Willem verklaren nadat hij Konkelberg wederom had bezocht. Hij was er naar toe gegaan om samen met Johan, wiens leven intussen ingrijpend was gewijzigd, een artikel te schrijven over het nieuwe gemeentebestuur. Het leek aanvankelijk niet meer dan een eenvoudige routineklus. De twee journalisten zouden daarna echter een serie vreemde gebeurtenissen op hun weg vinden. Ze liepen wederom tegen malversaties aan, Willem zou een oude bekende ontmoeten waarvan hij nooit had gedacht dat hij die nog eens terug zou zien en door een bezoek aan de lokale kapper Figaro raakt hij betrokken bij een bizar project waartoe hij zelf, heel lang geleden, de aanzet bleek te hebben gegeven. Eenieder die wordt meegevoerd in deze avonturen zal in eerste instantie spreken van toeval om achteraf te constateren dat het feitelijk een logische aaneenschakeling van opeenvolgende incidenten was. Binnen deze context rijst natuurlijk de vraag of dat dit wel helemaal opgaat… Zouden wij deze vraag voorleggen aan één van de medespelers in dit boek, dan zou hij hoogstwaarschijnlijk hierop reageren met: Welzeker, lezer, welzeker. |
Al een aantal jaren was het zesde deel van de Jeff Meeks-reeks in de planning, maar door omstandigheden (waarvan die drie Bob Evers-titels per kalenderjaar er zeker eentje was) kwam het er tot afgelopen najaar niet van. Wie aan twee boeken van Peter per jaar niet genoeg heeft, wordt met klem aangeraden dit jaar nog deze zéér lezenswaardige misdaadroman aan te schaffen. In tegenstelling tot wat de titel ons doet vermoeden, is Lenny the Giant slechts 1,17 meter groot; haar man, Little Levy Beaurevoir, meet 1,90 meter en het echtpaar verdient de kost met dwergbowlen. Dwergbowlen is een plaatselijke variant van het bekendere – en omstreden – dwergwerpen. Welke plaats dat is, kan iemand die een beetje op de hoogte is van Amerikaanse toestanden, afleiden uit de achternaam van het ongelijke echtpaar. Inderdaad speelt het boek zich voornamelijk af op twee plaatsen die bij de Bob Evers-liefhebber nostalgische gevoelens oproepen: ik zeg alleen maar: deel 47 en deel 30.
Jeff Meeks fungeert in dit boek bij de wedstrijden als lijfwacht van Little Levy en Lenny the Giant en de handeling komt op gang als Meeks in zijn schouder wordt geschoten en later nog eens wordt bedreigd door kerels met honkbalknuppels zonder dat hij weet waarom: dat lijkt een vast stramien te worden in de boeken van Peter de Zwaan. Het is het begin van een adembenemend spannend avontuur en ook dat is al lang een vast stramien geworden in zijn boeken.
Peter de Zwaan, Lenny the Giant, Ellessy Crime, 2019. ISBN 9789086603916.
Bob Evers leeft nog steeds!
Jubilea volgend elkaar in rap tempo op: op 6 juni 2019 was het 75 jaar geleden dat Operatie Overlord (bij ons beter bekend als D-Day) startte, op 25 augustus was het evenzovele jaren geleden dat Parijs werd bevrijd, op 5 september werd de paniek herdacht die op die datum in 1944 in Nederland ontstond en die de geschiedenis ingegaan is onder de naam Dolle Dinsdag; op 17 september was het 75 jaar geleden dat de frustrerende Operatie Market Garden van start ging, de programmas Radio GIL-club en the Golden Pirate Club gingen driekwart eeuw geleden voor het eerst de lucht in; nog voor het verschijnen van de volgende Nieuwsbrief zullen de rodium jubilea van o.a. de Hongerwinter, de bevrijding van Auschwitz, het bombardement op Dresden, de moorden op Anne Frank en Benito Mussolini, de zelfmoord van Adolf Hitler, de bevrijding van Nederland, het einde van de oorlog in Europa en de arrestatie van Willem W. Waterman gevierd dan wel herdacht worden.
In te veel kranten en internetartikelen om hier op te sommen werd aandacht besteed aan het jubileum van de term Dolle Dinsdag. Vrijwel alle publicaties maakten gewag van het feit dat deze term werd gemunt door Willem W. Waterman in het satirische blad De GIL, steevast gevolgd door de mededeling dat deze zelfde figuur Waterman na de oorlog onder het pseudoniem (alsof Waterman niet al een pseudoniem was) Willy van der Heide de fameuze Bob Evers-serie schreef. Voor ons natuurlijk allemaal oud nieuws, maar wat wellicht wel nieuw voor de meesten van ons was, is de constatering dat de onafhankelijke journalistiek, laat staan onderzoeksjournalistiek, failliet, om niet te zeggen morsdood, is. Vroegâh schreef het journaille zn eigen verhalen, tegenwoordig putten ze uit een of andere database van een persagentschap en publiceren ze massaal en vooral klakkeloos dezelfde verhalen … en helaas dus ook dezelfde onwaarheden. In één adem met de namen Waterman, Van der Heide en Bob Evers werd in alle berichten vermeld dat onze goeie, ouwe Willem lid geweest was van de NSB. Niet één journalist bij wie ook maar het minste spoortje twijfel opkomt of dat allemaal wel klopt! Mocht er misschien een journalist zijn die de Bob Evers Nieuwsbrief leest: NEEN! Willem is nóóit lid geweest van de NSB!
In het kader van de herdenking van de Slag bij Arnhem (Operatie Market Garden) zij hier nog even – wellicht ten overvloede – vermeld dat Willem de Nederlandse vertaling verzorgde van het in 1954 op last van het Airborne Committee Oosterbeek verschenen boekje It was like this! / Zó was het! van C.B. MacKenzie, DSO, OBE, stafofficier van de Britse luchtlandingsdivisie; in de eerste 12 drukken van het boekje werd Willy van der Heide nog keurig vermeld als vertaler, vanaf de 13e druk is de naam van de vertaler weggelaten. In 1955 had hij onder het pseudoniem Victor Valstar bij Stenvert het lange, epische gedicht De Slag bij Arnhem uitgebracht.
Jan Hulshof heeft jullie en onze hulp nodig bij het samenstellen van een overzicht van de kleuroplopers van de Bob Evers-serie: wie wil daar nou niet aan meewerken? Peter de Zwaan is nog lang geen ouwe knar en bewijst daarmede in zijn column het gelijk van het kabinet om ons allemaal minimaal tien jaar langer te laten werken 😉 en van zijn voorganger, de Grote Alliterator met de zo mogelijk nóg Grotere Knevel, treffen wij hieronder maar liefst drie stukjes aan: een typoscript van een aflevering van de Radio GIL-Club van driekwart eeuw geleden plus, in het kader van Bobs Bronnen, tweemaal zijn eigen kijk op Hollywood die hem inspiratie verleende voor Vreemd krakeel in Californië. John haalt herinneringen op aan wijlen Marie-José van den Hout, bij leven Willems zus, en Roger spoedde zich naar Kruiningen om ter plekke met eigen oren te onderzoeken of hij de dadelpalmen kon horen ijlen; we kunnen alvast verklappen dat dat laatste niet is gelukt, maar de trip leverde wel een aantal mooie fotos op. Hetzelfde heerschap vertelt de geschiedenis van de FBI en de Nederlands-Duitse grens, alvorens de Nieuwsbrief afsluit met alweer een nieuwe aflevering van De Nieuwe GIL.
In theorie zou het zo kunnen zijn dat deze of misschien wel gene zelf ook eens een stukkie in dit Maandblad voor de Bloembollencultuur 😜 zou willen publiceren. Welnu, dat is geen enkel probleem: zorg er in dat geval voor dat uw kopij vóór 1 juni in de digitale brievenbus van
nieuwsbrief@apriana.nl belandt!
Het ging over de Onge-boeken. Over Otto Onge, de jongen met de flaporen en het fotografische geheugen. Vier boeken schreef Willy van der Heide over hem en onlangs herlas ik de drie die ik heb met plezier.
Mooi bedacht, een scholier met een bijzondere gave, een nogal wilde vader en een oom die inspecteur van politie is. Ik vond de boeken zo aardig dat ik de naam Onge ben gaan gebruiken in Bob Evers 65, Een opdracht van inspecteur Onge, dat over een paar maanden verschijnt. Door een raar soort toeval, dat natuurlijk niet bestaat, maar waar ik soms verdomd veel last van heb, zit in het deel ervoor, BE 64, Bliksemacties bij de Buurserbeek, de naam Otto. Die Otto heeft niets met de Onge van een deel later te maken, maar de twee boeken zijn wel delen van een trilogie.
Verwarrend? Nou, voor mij meer dan voor jullie, maar doe maar eens wat aan een geheugen dat je af en toe te grazen neemt.
Op Facebook, het medium dat een feest moet zijn voor mensen die van hun hart geen moordkuil maken, las ik een behartenswaardige ontboezeming over de Onge-boeken. Die waren toch eigenlijk vooral in trek bij oude knarren.
Ik las het stukje te snel, dacht aan de Onge en de Otto die ik had gebruikt, en kreeg het gevoel dat iemand bedoelde dat Bob Evers eigenlijk voor knarren is, liefst oude.
Nee, dacht ik, niks knarren, er zijn meer lezers dan je misschien zou denken die ver buiten de knarrenschaal zitten.
Het hangt er natuurlijk wel een beetje van af wanneer je geacht wordt knar te zijn. Ik heb mensen ontmoet die voor hun dertigste al aardig knarrig waren en onlangs zag ik op tv een mevrouw van 102 die er uitzag als 70 en formuleerde als 60.
Nu even de hand stevig in eigen boezem. Ik heb heel wat lezingen gegeven en ik vond het soms aardig om te doen of Bob Evers een serie was voor 70-plussers die iets te lang in de puberteit waren blijven hangen.
Het was kolder, humbug en waanzin tegelijk, maar het klonk leuk. Ik trok er altijd een paar leuke lachjes mee en wie zegt dat een schrijver niet mag liegen? Een schrijver leeft er van.
Mijn vrouw heeft deze vorm van liegen verboden. Er komen steeds meer jonge lezers, zegt ze dan. Ik weet het, want ik krijg als eerste de post onder ogen en het verschil tussen ons is dat ik onthoud wat je lezers schrijven.
Tieners zijn er niet bij, geloof ik, al beweert een vader soms trots dat hij zijn zoon aan de serie heeft gekregen. Het klinkt dan wel een beetje als: Wat wil je, jong, een taakstraf van 160 uur of een dozijn delen BE?
Veertigers, die komen in steeds grotere aantallen, soms dertigers. Ze vormen nog steeds een minderheid, maar ze zijn er wel en het worden er elk jaar meer.
Dat geeft voldoening. Dat veel leeftijdgenoten zich elk jaar een tijdje met plezier terug laten zakken naar hun jeugd, dat weet ik inmiddels, maar dat er zonen van die leeftijdgenoten zijn en zonen van zonen, plus hier en daar een dochter, dat maakt het schrijven tot een pretje.
Hoewel, pretje, pretje. Nou moet ik ook weer niet overdrijven, het blijft werk. Schrijven is een ambacht. Een pianist pianeert, een wielrenner rent wiel, een schrijver schrijft.
Ik schrijf Bob Evers-boeken en ik schrijf misdaadromans met als hoofdpersoon Jeff Meeks. Soms denk ik: als ik een beetje moeite doe, kan ik de Bob Evers-themas zonder veel moeite ombouwen tot thrillers; Willy deed zoiets met Amerika filmt, maar dan andersom: eerst de volwassenen en daarna BE, met als resultaat de voltreffer Vreemd krakeel ....
Toen ik daar een tijdje over nadacht, kreeg ik een ingeving zo mooi dat ik er bijna een neut of elf op wenste in te nemen (nou weten jullie meteen waarom Willy wel eens wat dronk: hij kreeg vaak invallen). Als ik Jan en Bob en Arie nu eens dertig, veertig jaar ouder laat zijn en ze eigenaar maak van het Detectivebureau JBA, dan kan ik de bestaande boeken ombouwen en dan ben ik voor de eerstvolgende 25 jaar klaar. Tegen die tijd ben ik een oude knar. (jan. 2020)
Wie het boek Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? op blz. 20 opslaat, kan aldaar lezen hoe Willem een groot huis gaat huren (van dat hele grote, weet u niet?). We treffen de volgende beschrijving aan:
Het was geen hall, wat ik betrad. Het was een middelmatig groote marmergroeve. Ik deinsde ietwat ontzet terug, een nietig figuurtje van een klein menschje in de gigantische ruimte. De deur viel achter mij in het slot, den terugweg afsnijdend. Ik stond, klein en verlaten, op een ijsvlak van marmeren platen en voor mij rees omhoog een cataract van blauw geaderd wit marmer; een ware Niagara van marmer. Wat ik vóór mij zag was méér dan een trap. Het was terras na terras van marmer, geflankeerd door zware marmeren balustrades en bastions, elk groot genoeg om een batterij luchtdoelgeschut op te plaatsen. Wie die hall ook ontworpen had, hij was lijdende geweest aan een marmer-complex. Hij had de groeven van Carrara uitgeput om hier een marmer-orgie uit te vieren. |
Er zaten kelders onder, groot genoeg om er met scooters wedstrijden in te houden; er waren terrassen aan vast gebouwd waarop je de vaste klanten van een drietal gewone cafés had kunnen onderbrengen en er zaten zoveel badkamers in, dat drie ervan in dezelfde kleur waren uitgevoerd; de architect had niet genoeg kleuren kunnen bedenken om ze allemaal verschillend te ontwerpen. |
In deel 8 maken wij kennis met Jack Masters, een agent van de FBI, en met Strauss. Nog vóór beide heren het Amersfoortse politiebureau binnenstappen om kennis te maken met de drie jeugdige helden, verklaart Willy van der Heide bij monde van Arie wat de FBI is:
De FBI, dat wist hij, was het Amerikaanse Scotland Yard, en meer dan dat. De FBI, de afkorting van Federal Bureau of Investigation, was de nationale en internationale Amerikaanse inlichtingendienst met geheime vertakkingen overal. |
Helaas voor Van der Heide is Arie – anders dan bijvoorbeeld Jan Prins of Otto Onge – níét iemand die de complete Encyclopaedia Britannica uit zijn hoofd kent, want, eerlijk gezegd, er klopt niet veel van de beschrijving, maar daarover later meer.
Twee delen verderop is Strauss compleet van het toneel verdwenen, maar gelukkig introduceert Van der Heide een nieuwe FBI-agent, in ieder geval de leukste en intelligentste, maar waarschijnlijk ook meest doortastende agent van het hele spul: Crick Darry. Dat de FBI ervoor kiest om zich te laten bijstaan door drie snotapen die nog niet eens een snor kunnen laten staan, is uiterst onwaarschijnlijk, maar het is de verdienste van de schrijver dat deze onwaarschijnlijke hulp toch aannemelijk overkomt, omdat Jan, Bob en Arie nou eenmaal de vinders van de treintjes en de ontdekkers van de valse, gesmokkelde dollars waren. Dat Masters zes delen later echter opnieuw de hulp inroept van Jan en Arie, is zo mogelijk nog onwaarschijnlijker, maar vooruit. In deel 17 komen nog kort twee radio-experts van de FBI, Gordon en Popkins, in beeld; er is een FBI-kantoor in Miami, zo komen wij te weten, Masters en Bob kunnen terecht op een militair oefenvliegveld en desgewenst beschikken over een eenmotorige jager, maar verder FBI-volk ontbreekt: je zou bijna gaan denken dat de federale recherche, waarvoor iedereen zo bang is (in tegenstelling tot de normale politie), met personeelstekorten te kampen heeft. In de dollarjacht-trilogie zal dat trouwens vermoedelijk inderdaad het geval zijn geweest in verband met de jacht op – al dan niet vermeende – communisten door de Wisconsinse senator Joseph McCarthy (1908 – 1957), maar ten tijde van de immigranten-trilogie was deze heksenjacht al weer lang en breed voorbij. In landen als Tripolitanië, Mexico en Panama is de FBI huiverig om met de lokale politie samen te werken, zo komen wij te weten, maar in Nederland, Italië en Trinidad was dat blijkbaar geen probleem; vandaar dat één FBI-contactman, Jenkins, in deeltijd aan FBI-zaken kan werken en zich de rest van de week bezig kan en mag houden met kunstmest. In de Panama-Kanaalzone werken de FBI-agenten King en Corbett, maar in de rest van het land hebben zij niets te vertellen. Jaren later komen wij Masters nogmaals tegen, maar dat is in Nederland, waar hij kan rekenen op de steun van Europol. Tot zover de geromantiseerde weergave van Van der Heide en De Zwaan, maar de werkelijkheid zat toch ietwat anders in elkaar.
De FBI is níét de Amerikaanse binnen- en buitenlandse veiligheidsdienst, zoals Arie meende, maar de Amerikaanse federale recherche. De eerste buitenlandse inlichtingendienst werd op 13 juni 1942 opgericht onder de naam OSS (Office of Strategic Services), maar kort na het einde van de oorlog, op 20 september 1945 alweer ontbonden; de Amerikanen werden echter al snel van hun naïviteit genezen, toen bleek dat de Tweede Wereldoorlog naadloos was overgegaan in de Koude Oorlog, zodat een nieuwe buitenlandse inlichtingendienst tóch noodzakelijk zou zijn en die kwam er dan ook al snel: op 22 januari 1946 werd de Central Intelligence Group opgericht, die op zijn beurt op 18 september 1947 werd vervangen door de Central Intelligence Agency (CIA).
Het doel van deze buitenlandse inlichtingendienst was primair het verzamelen van inlichtingen, zoals de naam al aangeeft, maar al snel werden er – vooral tijdens het directeurschap van Allen Dulles – spionagemissies in Oost-Europa op touw gezet en ging de dienst zich steeds meer richten op het ten koste van alles beschermen van Amerikaanse handelsbelangen, desnoods met onoorbare middelen, zoals het rekruteren van voormalige nazis, betrokkenheid bij staatsgrepen (Iran 1953, Guatemala 1954, Irak, 1963, Chili 1973), invasies (Varkensbaai 1961, Grenada 1983) en zelfs drugs- (Vietnam) en wapenhandel (Iran-Contra). Omdat de CIA nimmer is geholpen door hbs-bengels was de dienst niet bij machte om de Chinese tussenkomst in de Korea-Oorlog, de Russische interventie in Afghanistan en de aanslagen op het World Trade Center in 1993 en 2001 te voorzien. De dienst heeft naar schatting zon 22.000 medewerkers en haar hoofdkantoor in Langley/Va.; sinds 2018 heeft de dienst in de persoon van Gina C.W. Haspel voor het eerst een vrouwelijke directeur.
De grootste van alle Amerikaanse nationale inlichtingendiensten is sinds 1952 de National Security Agency (NSA), die onder het Amerikaanse Ministerie van Defensie valt. De geschiedenis hiervan gaat terug tot 28 april 1917, drie weken na de oorlogsverklaring van de Verenigde Staten aan de Centralen in de Eerste Wereldoorlog, toen de MI-8 werd opgericht, de militaire inlichtingdienst. Na de wapenstilstand werd deze al snel vervangen door The Black Chamber, ook wel The Cipher Bureau genoemd; in die tijd bestond er blijkbaar nog een soort fatsoenscode, want in 1929 werd deze dienst opgeheven door minister van Buitenlandse Zaken Henry L. Stimson met de historische woorden Gentlemen do not read each others mail.” In de Tweede Wereldoorlog was er een ware wildgroei aan inlichtingendiensten; uit die wirwar aan concurrerende en zelden samenwerkende diensten kwam op 4 november 1952 uiteindelijke de NSA voort. Deze dienst – tot op de dag van vandaag slechts een van de vele Amerikaanse inlichtingendiensten! – heeft naar schatting 38.000 werknemers en is daarmee de grootste van alle Amerikaanse inlichtingendiensten; het hoofdkwartier staat in Fort Meade/Md.; de huidige directeur is (sinds 2018) Paul M. Nakasone, al kan dat onder Trump elke dag veranderen.
Heel wat anders dus dan de FBI (Federal Bureau of Investigation), de Amerikaanse federale recherche. Zoals elke lezer wel zal weten, telt Amerika 50 staten, met in elke staat eigen wetten, eigen bestuurders, eigen gekkigheden en (in 49 gevallen) ook eigen politiekorpsen: 22 staten kennen een State Police, 15 een Highway Patrol, 7 een State Patrol en 3 die blijkbaar niet konden kiezen een State Highway Patrol; de termen worden steevast voorafgegaan door de naam van de staat, dat maakt het nog enigszins overzichtelijk. In Alaska hebben ze een Division of Alaska State Troopers en in Hawaii hebben ze helemaal geen politiekorps dat in de gehele staat opereert. Landen die naar Amerikaans voorbeeld zijn ingericht, zoals Duitsland, Indonesië en Mexico, kennen een soortgelijk regionaal politiesysteem. Voor mensen die zoals wij in een ordentelijk georganiseerd land wonen, lijkt een dergelijk federaal of regionaal politiesysteem redelijk onwerkelijk. En ja, zelfs in de Verenigde Staten vind je zo af en toe mensen die een studie op een universiteit nou eens níét hebben verdiend omdat ze zo leuk een balletje in een netje kunnen deponeren en die dus weten hoe het wel moet.
Een van hen was Charles Joseph Bonaparte (1851 – 1921), inderdaad: een achterneefje van het Corsicaanse etterbakje, maar van 1906 tot 1909 vooral ook Amerikaans Minister van Justitie. Op 26 juli 1908 – op de kop af één week nadat enkele heren in het Rotterdamse café De Vereeniging een voetb… ach laat ook maar – richtte deze Bonaparte naar een idee van president Theodore Roosevelt een eenheid van speciale agenten (voornamelijk oud-spionnen) op onder de naam Bureau of Investigation. Deze BOI viel rechtstreeks onder het Ministerie van Justitie, hetgeen een hele vooruitgang was wanneer de federale overheid een onderzoek naar bepaalde gebeurtenissen of personen wilde instellen. De afzonderlijke politiemachten van de toen nog 46 staten waren niet geschikt voor dergelijke onderzoeken; tot 1908 moest in voorkomende gevallen een beroep doen op medewerkers van de United States Secret Service, de oudste inlichtingdienst van het land, die onder het Ministerie van Financiën ressorteerde met als voornaamste taak het bestrijden van valsemunterij. Deze voorlopers van Masters waren verantwoording schuldig aan de Minister van Financiën, die vervolgens de Minister van Justitie moest inlichten, een nogal omslachtig gedoe, dat het insluipen van fouten bevorderde.
Nou gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat er in 1908 nog maar weinig federale misdaden waren. De BOI hield zich in de eerste jaren van zijn bestaan bezig met zaken als naturalisatie, landfraude, faillissementen, antitrustwetgeving en zaken die te maken hadden met het nationale bankwezen. Dat de handel in blanke slavinnen door het invoeren van de White Slave Traffic Act in 1910 ineens de status van federale misdaad kreeg, zorgde voor een enorme uitbreiding van het aantal medewerkers (speciale agenten en ondersteunende werknemers); de Mexicaanse revolutie – waarover jullie in het eerste hoofdstuk van Arie Roos als ruilmatroos alles hebben kunnen lezen – zorgde in de jaren die volgden voor een verdere uitbreiding van het takenpakket van de BOI: het aan banden leggen van smokkel en schendingen van de neutraliteit. Verdere stormachtige groei werd in de hand gewerkt omdat de Verenigde Staten in april 1917 deel gingen nemen aan de Eerste Wereldoorlog: de dienst ging nu ook spionage- en sabotage-werkzaamheden verrichten: vooral de hand- en spandiensten die de BOI verrichtte voor het Ministerie van Arbeid, namelijk onderzoek te doen naar de politieke gezindheid van de talloze vreemdelingen die in de VS woonden. Niet alleen het aantal speciale agenten groeide in deze periode, maar ook hun kwaliteit nam toe: gerekruteerd werden nu natuurlijk vooral agenten met een knobbel voor bepaalde talen. In 1921 werd de eigenaar van een privédetectivebureau, een zekere William J. Burns (1861 – 1932, bijgenaamd de Amerikaanse Sherlock Holmes), benoemd tot directeur van de BOI; op zich niet echt een wereldschokkende gebeurtenis, ware het niet dat hij een zekere J. Edgar Hoover (1895 – 1972), die al vier jaar meedraaide bij de BOI, tot assistent koos. Hoover zou een paar jaar later de langst zittende directeur van de BOI en zijn opvolger, de FBI worden: van 10 mei 1924 tot 22 maart 1935 van de BOI, van 23 maart 1935 tot zijn dood op 2 mei 1972 van de FBI. Als directeur van de inlichtingendienst zou hij uiteindelijk het ongelooflijke aantal van acht presidenten dienen, die overigens niet allemaal bijsterbaarlijk gecharmeerd waren van Edgar. Het is de grote verdienste van Hoover geweest dat hij de dienst, na diverse naamswijzigingen, uitbouwde tot een enorme, professionele organisatie.
Daar zag het aanvankelijk totaal niet naar uit: de Eerste Wereldoorlog was ten einde en de lawless years braken aan: het tijdperk van de gangsters. Wie nu denkt dat de federale recherche een vooraanstaande rol zou spelen en zou profiteren van de strijd tegen de mafia, slaat de plank volkomen mis: vrijwel alle misdaden werden niet gekwalificeerd als federale misdaden, maar vielen onder de jurisdictie van het Ministerie van Financiën, zodat de BOI en zn opvolgers hier geen rol in speelden. Berucht is natuurlijk de veroordeling van Al Capone (1899 – 1947), die uiteindelijk niet veroordeeld werd als mobster, maar vanwege belastingontduiking. Met de gangster wars op de achtergrond kon Hoover in feite in alle rust werken aan de professionalisering van de BOI. Op 1 juli 1932 werd de naam veranderd in United States Bureau of Investigation (USBOI), nu een onafhankelijke organisatie. Het Ministerie van Justitie startte daarop een eigen onderzoeksbureau, dat op 23 maart 1935 werd samengevoegd met de USBOI tot het Federal Bureau of Investigation (FBI), een naam die de dienst nu ook nog draagt.
In de crisisjaren 30 zochten veel Amerikanen hun heil bij extreem-rechtse en extreem-linkse groeperingen en in 1936 kreeg de FBI van president Roosevelt opdracht om onderzoek te doen naar al deze fascistische en communistische partijen; van de weeromstuit verleende het Congres deze recherchedienst steeds meer jurisdictie en dat zorgde voor de definitieve doorbraak van de nieuwe dienst. Vooral na de aanval van Japan op Pearl Harbor, toen de Verenigde Staten bij de oorlog werden betrokken, groeide de FBI als kool: aan het eind van de oorlog waren er een kleine 20.000 man in dienst. Omdat de oorlog ver weg, in Europa en Azië, werd gevoerd, zou je misschien denken dat de FBI hier niets mee van doen had, maar het was natuurlijk wel zo dat het bureau de opdracht kreeg om alle Amerikaanse burgers van Duitse, Italiaanse en Japanse afkomst die een gevaar zouden kunnen vormen voor de staatsveiligheid in de gaten moest blijven houden en waar nodig zelfs arresteren. Tegelijk waren er grote groepen saboteurs en deserteurs binnen de USA, hetgeen de FBI steeds verder in de richting van spionage-activiteiten dreef.
Na het uitbreken van de Koude Oorlog kreeg de FBI er nog een taak bij: het onderzoek naar personen en landen die die toegang hadden tot beveiligde nucleaire informatie, zonder veel succes overigens, want door spionage konden de Sovjets al vanaf 1949 eveneens over een atoombom beschikken. Meer succes had het bureau bij de bestrijding van de gewone misdaad: tijdens een gesprek met een journalist in 1950 kwam J. Edgar Hoover op het idee om een lijst te publiceren van de 10 meest gezochte voortvluchtige misdadigers (FBI Ten Most Wanted Fugitives) in de hoop dat burgers bruikbare informatie zouden leveren. Een constante in het werk van de FBI is het voortdurende gesteggel over de bevoegdheden van het bureau; een bekend voorbeeld is het onderzoek naar de moord op John F. Kennedy, door Lyndon B. Johnson opgedragen aan de FBI, daarbij de lokale en staatspolitiediensten – die dit onderzoek formeel hadden moeten verrichten – passerend. Een van de redenen dat meer dan een halve eeuw na de moord nog steeds niet alle ins en outs van deze moord zijn opgehelderd moet gezocht worden in de concurrentiestrijd tussen de diverse onderzoeksteams.
Opvallend weinig succes boekte de FBI in de strijd tegen de Amerikaanse mafia. De FBI had zelf middels het schaduwen van homoseksuele landgenoten een klimaat geschapen waarin homofilie nog meer in het clandestiene circuit werd gedwongen, omdat homos werden gezien als bedreigend voor de Amerikaanse democratie. Dat schaduwen gebeurde op instigatie van Hoover, die zelf latent homoseksueel zou zijn en stiekem deelgenomen zou hebben aan allerlei travestiefeesten. Dit bleef niet verborgen voor de Amerikaanse mafia, die daarmee een prachtig pressiemiddel in handen had gekregen tegen de FBI. Veel details kwamen uiteraard pas na Hoovers dood boven water, maar ook tijdens s mans leven werd hij al gezien als Amerikas machtigste man en dus ook als een gevaar voor de democratie en iemand die grotelijks misbruik maakte van zijn macht. Al te succesvolle ondergeschikten werden doodleuk weggepromoveerd en van de acht presidenten die hij diende, heeft de helft serieus geprobeerd om hem te ontslaan, Nixon zelfs tweemaal. Niemand kon tegen Hoover op, op ene Jan Prins na, die er tot tweemaal aan toe is geslaagd om de man te laten tekenen voor een onkostendeclaratie. Per slot van rekening was Hoover de baas van Masters en al die anderen en dus indirect ook de officieuze werkgever van Jan, Bob en Arie.
Vier jaar voor Hoovers dood nam het Congres een wet aan die bepaalde dat toekomstige directeuren van de FBI die functie nog maar maximaal tien jaar mochten bekleden, een wet die tot op de dag van vandaag van kracht is. Tegelijkertijd verleende het Congres toestemming voor de bouw van een nieuw hoofdkantoor; tot dan toe was het hoofdkantoor van deze machtige organisatie altijd verspreid geweest over diverse gebouwen. Het nieuwe gebouw, dat uiteraard de naam J. Edgar Hoover Building draagt en op 30 september 1975 in gebruik werd genomen, ligt op 935 Pennsylvania Avenue NW in Washington/DC en is tot op heden in gebruik, hoewel het, zoals zo veel van die foeilelijke betonnen brutalistische gebouwen uit de jaren 60 en 70, inmiddels totaal ongeschikt is geworden voor gebruik; maar zolang het geld om een nieuw hoofdkantoor te bouwen ontbreekt, zal de FBI het moeten doen met dit hoofdkwartier. In verband met het steeds verder oprukkende terrorisme verschoven de werkzaamheden van de FBI zich vanaf de jaren 90 ten tweede male van politiewerk naar spionage. De inmiddels zevende directeur van de FBI James B. Comey jr. werd in 2017 na nog geen 3½ jaar diensttijd zomaar ontslagen door de labiele Amerikaanse president, omdat de FBI het had gewaagd onderzoek te verrichten naar mogelijke banden tussen het Republikeinse campagneteam en Rusland. De huidige directeur heet Christopher Wray; hij kan beschikken over zon 40.000 beambten.
Bewust of onbewust is de gewijzigde karakterschets van FBI-agent Jack Masters in de loop van de tijd misschien wel tekenend voor de veranderde kijk van Nederlanders op Amerika na de Vietnamoorlog. In de dollarjacht- en de immigranten-trilogie, die beide in de jaren 50 spelen, is Masters nog de joviale man uit het land van onze bevrijders, voor wie niets onmogelijk is:
Als het nodig is, kunnen we dan een vliegtuigmoederschip mee krijgen?
Als het vliegtuigvaderschip er geen bezwaar tegen heeft, ja.
In de jaren 90 verscheen op de Bob Evers-mailinglijst als feuilleton een alternatief Bob Evers-avontuur, Lawaai in Luxemburg, waarin Masters ook weer optreedt; hij blijkt inmiddels getrouwd te zijn met ene Vivian, maar wat is hij een bullebak geworden, die zijn vrouw zelfs slaat! En in de jaren 10 van deze eeuw voert Willy van der Heides rechtmatige opvolger Peter de Zwaan Jack Masters wederom ten tonele, maar nu is zijn houding helemaal veranderd: hij is in De magistrale misverstanden van J. Masters ronduit onsympathiek en onvriendelijk en bovenal lijkt hij zijn eigen spelletje te spelen, waarvoor hij zelfs Jan, Bob en Arie opoffert en om de tuin probeert te leiden.
Op woensdag 6 januari 1943 zond Hilversum I het hoorspel De dictatrice van Hollywood van Willy van der Heide uit als onderdeel van een programma dat van 17.30 tot 18.30 duurde; het hoorspel duurde zon 20 minuten. Het script is een van de oudste documenten dat de naam Willy van der Heide draagt. De ondertitel van het hoorspel is In de serie: Amerika, land der onbegrensde waanzinnigheden. Mede omdat wij de term Land der onbegrensde waanzinnigheden – een variant op het aloude Land der onbegrensde mogelijkheden – zon treffende prachtvondst van onze Willem vinden, is het uiterste jammer dat er niet meer hoorspelen in de aangekondigde serie volgden. |
HOORSPEL BEGINT MET INFADEN VAN GRAMOFOONPLAAT MET MELODIEËN UIT HOLLYWOOD HOTEL, MOET IN DISCOTHEEK AANWEZIG ZIJN. |
U herinnert u deze melodie uit een ver verleden: Hollywood Hotel, in Amerika steeds de melodie die inleidde één der waanzinnigste programma’s die ooit geregeld door den aether werden verbreid. Het Hollywood Hotel-programma van Louella Parsons. Louella Parsons … de melodieus klinkende naam van een groote abnormaal dikke vrouw met een gezicht dat den indruk maakt of de ongelukkige eigenares ervan niet tot tien kan tellen. Maar: PAS OP! Deze Louella Parsons is de ongekroonde heerscheres over die stad der waanzin: Hollywood. Eerder zal een filmster er aan denken heelemaal niet te trouwen, dan in het huwelijk te treden zonder Louella Parsons ervan te verwittigen … vooraf. |
TWEE SCHELLEN VAN EEN TELEFOON. |
Hallo, met Metro Goldwyn Studio’s. |
MANNENSTEM: | Mag ik mijnheer Goldwyn1? |
TELEFONISTE: | Een oogenblik. |
SECRETARESSE: | Hallo, met de secretaresse van mijnheer Goldwyn. |
MANNENSTEM: | U spreekt met Richard Whitney2. Geeft U mij mijnheer Goldwyn alstublieft. |
SECRETARESSE: | Ik zal even kijken of mijnheer Goldwyn vrij is. |
MANNENSTEM (geërgerd): | U spreekt met Whitney, juffrouw. Richard Whitney uit New York, president van de New Yorkse beurs. |
SECRETARESSE: | Mijnheer Goldwyn heeft gezegd dat hij niet gestoord wenst te worden. |
MANNENSTEM (woedend): | Doet U niet zo belachelijk, juffrouw. Ik heb een dringend bericht over een leening van 5 millioen dollar. |
SECRETARESSE (aarzelend): | Nu, ik zal het probeeren. |
(Hier ratelt dringend tweede telefoon) |
SECRETARESSE: | Hallo, met de secretaresse van mijnheer … |
PARSONS (ongeduldige, haastige stem): | Met Louella Parsons. Is Goldwyn daar? |
SECRETARESSE (gehaast): | Een oogenblik, mevrouw Parsons. Ik zal u doorverbinden. |
(Geluid van kantoorzoemer) |
GOLDWYN (barse stem): | Wat is er? |
TELEFOONSTEM SECRETARESSE: | Louella voor u; en Richard Whitney uit New York. |
GOLDWYN (barse stem): | Geef maar door. |
SECRETARESSE: | Zeker, meneer. |
KLIK |
SECRETARESSE: | Eén oogenblik, mijnheer Whitney; mijnheer Goldwyn is in gesprek. |
Voice over: MANNENSTEM: | Zoo fantastisch is de positie van Louella Parsons in de jaren 37, 38 en 39. Bankdirecteuren die 5 millioen te leen hadden, konden wachten, maar Louella Parsons ging voor. |
VROUWENSTEM: |
Wie is die mythisch machtige figuur waarvoor zelfs de bulderende Joden als Goldwyn, Mayer3, Schenck4 en anderen een aandachtig oor over hadden op de drukste momenten? |
MANNENSTEM: | Een paar maanden daarna kwam één van Louellas vriendjes, Jim Keeley, op de redactie van de Record Herald en Louella wist hem te overtuigen van de cultureele noodzaak van een dergelijke kolom voor zijn blad. De verschieten zagen er zeer rozig uit: beide kolommen brachten Louella 45 dollar per week op…, maar zooiets was te goed om waar te zijn. De weg naar succes gaat niet over rozen… en na zonneschijn komt er regen. De duistere regenwolk in dit geval was de befaamde courantenmagnaat William Randolph Hearst9, die in die jaren bezig was aan de opbouw van zijn vorstendom en in de loop van zijn veroveringstocht eigenaar werd van de Record Herald. Een week nadat de krant van eigenaar verwisselde, stond Louella zonder kolom. Hearst wilde haar kolom wel houden, maar niet voor 45 dollar. Wel voor 25. Louella ging er niet mee accoord en daar Chicago haar begon te vervelen bovendien, verhuisde zij naar New York. |
VROUWENSTEM: | Hoe Louella precies aan de kost kwam in die jaren in New York, is tot op heden niemand duidelijk. De eerste maanden had zij totaal geen werk, maar desalniettemin leefde zij alleen in een luxueuze flat in de 116e straat die alleen al 100 dollar in de maand kostte. Haar dochter woonde niet bij haar; die werd, zoals het behoort, opgevoed in een chique pensionaat een eind uit de buurt. Over deze jaren van het leven van Louella Parsons hangt een sluier die in publiek niet wordt opgelicht. In die jaren kende zij echter haar ups en downs. Haar juwelen en sierraden, waarvan zij steeds meer verwierf – een grote prestatie van een vrouw zonder werk – schoten heen en weer over de toonbanken van banken van leening dat het een wonder is dat ze tot op heden alle nog in haar bezit zijn, met uitzondering van één kleine ring. Ten laatste voelde zij de noodzaak om weer officieel erkend werk te gaan verrichten en zij kreeg een baan als filmcritica bij de Morning Telegraph, een bitteren vijand van William Hearst. |
MANNENSTEM: | En toen kreeg Louella haar kans… haar kans om wraak te nemen op William Randolph Hearst, wien zij nooit had vergeven dat hij haar in Chicago zulk een financieele hak had gezet. De kans was zeer schoon. Hearst, die zich behalve voor kranten voor vele dingen interesseerde, had de aandeelen gekocht van een filmmaatschappij en bovendien heftige belangstelling opgevat voor een beginnend filmactrice waarvan de naam ook hier heel bekend is: Marion Davies10. Uit het samengaan der drie elementen: Hearst, filmmaatschappij en Marion Davies, ontstond een film11 die Marion Davies voor altijd een reputatie moest bezorgen van de eerste dramatische actrice van Amerika. Alle kranten, in Hearsts bezit, brachten met veel bombarie enthousiaste artikelen over de voortreffelijke Marion Davies en de geweldige bedragen, door Hearst aan die film ten koste gelegd. De critiek die Louella Parsons over die bewuste film schreef, is nog steeds één van de historische journalistieke prestaties die niet licht worden vergeten. De meest beroemde opmerking van Louella Parsons betreffende de dramatische capaciteiten van Marion Davies was: Marion Davies beschikt in totaal over twee dramatische gelaatsuitdrukkingen: kinderlijke vreugde en indigestie. |
VROUWENSTEM: | De reactie van Hearst op deze critiek was uiterst merkwaardig. Men zou verwachten dat hij, zijn methode getrouw, de Morning Telegraph zou hebben opgekocht teneinde Louella Parsons met een smak op de keien te kunnen gooien, doch niets van dat alles geschiedde. Wellicht kreeg door die critiek Hearst’s listige brein plotseling een inzicht in de mogelijkheden welke in die juffrouw Louella Parsons schuilden. In elk geval: hij bezorgde Louella een flauwte van verbazing door haar een aanbod te telegrafeeren in zijn dienst te komen voor 150 dollar per maand. Louella sloeg het af. Er volgde een hengelpartij die alles bij elkaar ongeveer een vol jaar duurde. Louella speelde schuilevinkje en had na afloop van dat jaar een eerste-klasse contract in haar handtasch, dat haar 250 dollar in de maand garandeerde. |
MANNENSTEM: |
Dat de befaamde William Randolph Hearst toch aan het langste eind had getrokken, bleek pas jaren later. Hij voorzag Louellas mogelijkheden en bood haar 250 dollar in de maand voor een kletskolom in zijn kranten. Louella staarde zich dood op de 250 dollar in de maand en teekende. Maar er zaten valstrikken in dat contract. Er zat een clausule in die Hearst het recht gaf haar kolom ook aan andere kranten te verkoopen zonder haar een deel van de winsten te geven. Welke bedragen hiermee gemoeid waren, wordt duidelijk als wij nagaan dat in 1934 Louella Parsons kolom Kletspraat over Hollywood in 407 – zegge en schrijve vier honderd en zeven – kranten verscheen! |
VROUWENSTEM: | Maar de filmindustrie zocht de zon op. De filmindustrie moest een klimaat hebben met elken dag zonneschijn; elken dag een helderen hemel. De filmindustrie kan niet wachten totdat het de zon belieft achter de wolken te voorschijn te komen. Louella had vele vriendjes in New York en zou misschien in New York gebleven zijn toen plotseling haar longen het begaven. Ze had in de verloopen jaren in New York niet zulk een bijster gezond en rustig leven geleid en werd door twee specialisten ten snelste op transport gesteld naar Palm Springs met de boodschap dat zij op zijn hoogst, wind en weder dienende, nog een half jaar te leven had. Zij ging zonder bezwaren. Ze had een contract met Hearst, maar zooals altijd met Louella: zij wist het beter dan de doktoren. Na twee maanden in Palm Springs begon ze beter te worden. Ze groeide en werd dikker tot zij er na verloop van de zes maanden uit zag als een advertentie voor patent voedsel. |
MANNENSTEM: |
Toen het alle betrokken personen voldoende duidelijk was dat de kansen op een spoedig overlijden van Louella miniem geworden waren, stuurde Hearst haar naar Hollywood met de opdracht van daaruit een dagelijkse kolom met nieuwe kletspraat voor zijn krant te verzorgen. Vanaf dat oogenblik dateert de victorie. Een victorie waarvan geen mens de oorzaak kan opsporen. |
VROUWENSTEM: |
De lieden die in Amerika de dagelijksche kletskolommen schrijven – en er zijn duizenden van die kolommen in Amerikas verschillende kranten – zijn geen van allen bijzonder literaire lichten, maar onder hen allen die slechte grammatica en foutieve citaten dag in dag uit gebruiken, is Louella Parsons verreweg de koningin. Er is geen enkele wet of regel in de journalistiek waar Louella Parsons zich aan houdt. Gezien de opmerkingen waarmee haar kolommen doorspekt zijn, heeft zij waarschijnlijk moeite om het gesprek van een intelligent kind van twaalf jaar te volgen. En wat haar cultureele aspiraties betreft: over het verfilmen van Shakespeares beroemde Midsummer Nights Dream, schrijft zij bijvoorbeeld: Shakespeare of geen Shakespeare… In een film van dit soort hoort wat amusement voor te komen: een paar mopjes of een band. |
MANNENSTEM: | In 1925 kwam Louella Parsons naar Californië . Wat voor methodes zij gebruikte, weet niemand, maar binnen drie jaar was zij de grootste nieuwsbron van Hollywood. 407 kranten in Amerika, Canada, India en Egypte drukten haar nonsens af over Bebe Daniels16 nieuwe schoentjes en het feit dat Bette Davis17 heelemaal niet bang is voor muizen. Dat gaf haar echter nog niet de almachtige positie die zij later innam. Die bereikte zij over de radio. Amerika heeft geen staatsomroep. Alle programmas worden gefinancierd doordat er reclame door wordt verwerkt. De adverteerder betaalt voor den zendtijd, betaalt voor de orkesten en draait er zijn reclameteksten tusschendoor. In 1928 huurde een fabrikant van sinaasappelen Louella af om voor 600 dollar per week sterren te interviewen voor den microfoon. Dit zouteloos heen-en-weer-geklets sleepte zich dertien weken lang voort. Elke week een kwartier totdat Louella beleefd werd bedankt. Eerste keer mis. |
VROUWENSTEM: |
Haar tweede kans kwam vijf jaar later, in 1933. Ditmaal was het een fabrikant van corsetten die het probeerde. Het werd wederom een mislukking. Niemand luisterde en de verkoop van corsetten steeg niet noemenswaard. |
VROUWENSTEM: |
En hoe hooger zij steeg, hoe grooter de waanzin werd die zij in haar kolom dagelijksch opnam. Zij kondigde aan dat Paramount zou verfilmen Peter Ibbetson 18 door een zekere Henrik Ibsen. Zij is verantwoordelijk voor een groot deel voor den krankzinnigen toestand dat extra edities van kranten werden uitgegeven over het plotselinge huwelijk van een filmster. |
MANNENSTEM: | Zoo groot was haar macht in die tijd dat geen filmster de moed had om iets van eenig belang te ondernemen zonder Louella Parsons ervan te verwittigen. Zij was en wilde zijn de absolute dictatrice in Hollywood en jarenlang was zij dat. Zij is het nog. Joan Crawford40 probeerde eens het nieuws van haar aanstaand huwelijk te geven aan een anderen schrijver van een kletskolom, maar ze moest er zwaar voor boeten! Jaren naderhand stond Louella Parsons kolom vol met schimpscheuten van de vinnigste soort, gericht tegen Joan Crawford. |
VROUWENSTEM: |
Hearst had behalve Louella nog ander kolommenschrijvers in Californië. Eén van dezen was een jonge kerel: Sidney Skolsky21. Toen Louella Parsons triomfantelijk aankwam met het nieuws dat hier in Hollywood in alle kranten stond dat Greta Garbo22 zou gaan trouwen met Leopold Stokowski23, had Skolsky de euvele moed te verklaren dat die twee niet zouden gaan trouwen. Louella zei in haar kolom: Ze gaan WEL trouwen. |
VROUWENSTEM: | Zoo worden in Amerika belangrijke figuren geschapen door het stelselmatig speculeeren op oppervlakkigheid, door het weghouden en annuleeren van alles wat dieper gaat dan de oppervlakte, door het opblazen van futiliteiten als het huwelijk van een filmster met de ander tot gebeurtenissen van de eerste grootte. |
MANNENSTEM: | Het resultaat van dit alles is dat ernstige menschen, de menschen die iets goeds en waardevols willen brengen, geen ruimte hebben en geen kans. De man die over kunst praat, wordt uitgelachen en hij die erover schrijft, moet zich vergenoegen met af en toe een stukje achteraf in een tijdschrift. En krankzinnigheden als het feit dat een idioot als Louella Parsons zonder eenige opvoeding of cultuur het volk dag in dag uit genoegdoening geeft met verhalen over Marlene Dietrichs25 nieuwe schoenen en Constance Bennetts26 rare hond, zijn erger dan waanzinnigheden; het zijn cultureele misdaden.27 |
1 | Samuel Goldwyn (of Goldfish) (1879-1974): Pools, later Amerikaans filmproducent van joodse afkomst, geboren onder de naam Szmuel Gelbfisz; in 1924 samen met Louis B. Mayer oprichter van MGM (Metro-Goldwyn-Mayer), lange tijd de grootste filmmaatschappij ter wereld. |
2 | Richard Whitney (1888-1974): Amerikaans bankier, van 1930 tot 1935 president van de New York Stock Exchange. |
3 | Louis Burt Mayer (1884-1952): Russisch, later Amerikaans filmproducent van joodse afkomst, geboren onder de naam Lazar of Eliezer Meir; in 1924 samen met Samuel Goldwyn oprichter van MGM (Metro-Goldwyn-Mayer), lange tijd de grootste filmmaatschappij ter wereld. |
4 | Joseph Michael Schenck (1878-1961): Amerikaans filmpionier van Russische afkomst, die samen met Darryl Zanuck Twentieth Century-Fox oprichtte. |
5 | In werkelijkheid 6 augustus 1881, onder de naam Louella Rose Oettinger. |
6 | In werkelijkheid 1905; zij was toen 24 jaar! |
7 | In werkelijkheid scheidden Louella en John Parsons in 1914; in 1915 trouwde Louella opnieuw, nu met John McCaffrey Jr.; ook dit huwelijk strandde en in 1930 trouwde zij voor de derde keer en wel met Dr. Harry Martin, die in 1951 stierf. |
8 | De Essanay Film Manufacturing Company, zoals de officiële naam luidde, bestond van 1907 tot 1918 en is het best bekend vanwege 14 films die Charlie Chaplin (1889-1977) in 1915 opnam voor deze firma. |
9 | William Randolph Hearst (1863-1951): Amerikaans zakenman en krantenmagnaat, op wiens leven de film Citizen Kane (1941) is gebaseerd. |
10 | Marion Davies (1897-1961): Amerikaans filmactrice, minnares van William Randolph Hearst. |
11 | Cecilia of the Pink Roses (1924). |
12 | Charles Hoy Fort (1874-1932) schreef vier boeken, The Book of the Damned (1919), New Lands (1923), Lo! (1931) en Wild Talents (1932) over onverklaarbare verschijnselen. |
13 | Darryl Francis Zanuck (1902-1979): filmproducer, o.a. van Alexanders Ragtime Band, The Grapes of Wrath, How Green was my Valley (Oscar), All About Eve (Oscar), The King and I en The Longest Day. Samen met Joseph Schenck richtte hij in 1935 Twentieth Century-Fox Movie Corporation op. |
14 | Shirley Temple (1928-2014): Amerikaanse filmster en diplomate. |
15 | Maurice Maeterlinck (1862-1949): Belgisch toneelschrijver en dichter, Nobelprijswinnaar (1911); hij schreef o.a. Les Aveugles, Pelléas et Mélissande en Loiseau bleu. Laatstgenoemd toneelstuk, waarin de arme houthakkerskinderen Mytyl en Tyltyl de hoofdrollen vervullen (hiervan zijn in Nederland de namen Mytylschool en de Tyltylschool afgeleid), werd in 1940 verfilmd (als The Blue Bird) door Darryl F. Zanuck met Shirley Temple in de rol van Mytyl. De film moest het antwoord van Twentieth Century-Fox worden op MGMs The Wizard of Oz van een jaar eerder, maar slaagde daar niet in. |
16 | Bebe Daniels (1901-1971): Amerikaanse filmster en zangeres. |
17 | Bette Davis (1908-1989): Amerikaanse filmster. |
18 | Peter Ibbetson is een film uit 1935 van regisseur Henry Hathaway, inderdaad door Paramount, met Gary Cooper en Ann Harding in de hoofdrollen. De film, in Nederland uitgebracht onder de titel Liefde sterker dan de dood, is echter niet gebaseerd op een drama van de Noorse schrijver Henrik Ibsen (1828-1906), maar op de gelijknamige roman van George du Maurier (1834-1898), de opa van Daphne du Maurier. De achternaam van de regisseur zou de meeste Bob Evers-fans bekend in de oren moeten klinken. |
19 | Douglas Fairbanks Sr. (1883-1939): Amerikaans acteur en filmproducent; van 1920 tot 1936 getrouwd met de actrice en filmproducente Mary Pickford (1892-1979). Vanaf 1933 had hij een affaire met het Britse model Sylvia, Lady Ashley (1904-1977), met wie hij in 1936 trouwde. Samen met David Wark (D.W.) Griffith (1875-1948), Charlie Chaplin en Mary Pickford had hij in 1919 United Artists opgericht. |
20 | Joan Crawford (eigenlijk Lucille Fay LeSueur, 1905-1977): Amerikaans actrice. |
21 | Sidney Skolsky (1905-1983): Amerikaans roddeljournalist bij o.a. de New York Daily News, de New York Daily Mirror (van William Randolph Hearst) en de New York Post. |
22 | Greta Garbo (eigenlijk Greta Lovisa Gustafsson, 1905-1990): Zweeds actrice. |
23 | Leopold Stokowski (1882-1972): Brits dirigent van Poolse afkomst, met wie Greta Garbo in 1937/38 een relatie zou hebben gehad. |
24 | Onleesbare doorhalingen in het typoscript. |
25 | Marlene Dietrich (1901-1992): Duits, later Amerikaans actrice. |
26 | Constance Bennett (1904-1965): Amerikaans actrice, zus van de actrice Joan Bennett. |
27 | Louella Parsons overleed op 9 december 1972. |
Voor het eerst in de nog zo jonge geschiedenis van de rubriek Bobs Bronnen heeft de redactie gemeend een bron dubbel te moeten publiceren en wel hierom: Louis Thijssen en Willem van den Hout gaven tussen januari 1943 en 24 juni 1944 (anoniem) het blaadje De Drie-Stuivers-Roman, dat ook inderdaad drie vierkante stuivers per aflevering kostte, uit; de 55 afleveringen bevatten evenzovele avonturen van Philip Raack. Aflevering 24 van de tweede jaargang verhaalde van Philips dood en dat was meteen het laatste nummer van De Drie-Stuivers-Roman; twee weken later verscheen als opvolger het blad Flits, zonder Philip Raack natuurlijk, maar met losse hoofdverhalen; de opmaak en het concept waren hetzelfde als De Drie-Stuivers-Roman en het eerste nummer was aflevering 25: ook nu weer bevatte het blaadje één hoofdverhaal en wat kortere verhalen en artikelen. Een ervan was het feuilleton Koffie uit Brazilië, van ene A. v. Thayer; omdat het blaadje na 2 september 1944 ophield te bestaan, zullen we nooit weten hoe dat verhaal afliep. Hoofdredacteur was inmiddels A.R. Jonker, maar er zijn wel enkele bijdragen van Willem te vinden. |
|
28 | Zie noot 8 bij de hoorspel-versie; in die hoorspel-versie spelde Willem de naam Essanay Company overigens nog correct, maar incompleet: de volledige naam was Essanay Film Manufacturing Company. |
Van kinds af aan mag ik al graag lezen. Wat mij zo bijstaat, is Harm-Jan en Tineke, Keesje Knip, Pietje Bell, Dik Trom, De Kameleon en Beer en Marc en nog vele anderen. Alleen Pinkeltje was niet aan mij besteed. Ik was zon kind dat bij elke verjaardag of Sinterklaasfeest vroeg om boeken. Mijn vader ging vaak op zakenreis en nam als hij terug kwam ook altijd een boekje mee. Ik ging ook vaak naar de bibliotheek, maar helaas moest ik die boeken na het lezen ervan steeds terug brengen.
Op een zaterdag ging ik s middags naar de bibliotheek. Daar aangekomen bleek die gesloten te zijn. Wat nu? Weer thuis gekomen vertelde ik dat aan mijn ouders. Mijn vader zei toen: Wacht maar even. Even later kwam hij weer tevoorschijn met een groot beigekleurig boek met op de voorkant een plaatje van een badkuip met daaromheen allemaal schoenen en laarzen. Ga dit maar lezen, zei hij.
Het bleek het boek Tumult in een Toeristenhotel te zijn. Vanaf dat moment was ik niet meer aanspreekbaar. Later hoorde ik van mijn ouders dat er af en toe een lachsalvo van de bank opklonk. Blijkbaar las ik iets grappigs. Een paar uur later was het boek helaas uit. Dat was mijn eerste contact met de BE-serie.
In de loop van de tijd heb ik de rest van de serie ook gelezen. Mijn vader had een stuk of 10 delen in hardcover-formaat en voor de rest de nu bekende rood-gele pockets. Dit ging door tot en met nummer 32 toen waren ze op. Balen, want ik vond het leuke verhalen. Ondertussen had ik ook kennis gemaakt met Arendsoog en Witte Veder: ook leuke boeken die regelmatig in de winkel te koop lagen.
Daardoor kwam ik regelmatig in de boekenwinkel. Op een keer was ik daar weer en wat zag ik? Een Bob Evers-boekje dat ik niet herkende. Gelijk gekocht en mee naar huis genomen. Bleek dat een deeltje te zijn die mijn vader als hardcover had. Dat was voor mij de eerste aankoop van een BE-boekje. En het begin van mijn BE-verzameling.
Ondertussen staan hier alle hardcovers met stofomslag en alle vormen van pockets met die verschillende voorkanten. Ik heb er ook een hardcover bij met de handtekening van Willem. Het heeft mij veel moeite, tijd en geld gekost om dit allemaal te verzamelen. Internet was er toen nog niet, althans niet bij mij. Dus boekenwinkels aflopen, af en toe een markt of braderie en natuurlijk de Boekenmarkt van Deventer.
Tegenwoordig ga je even naar Marktplaats en daar kun je bij wijze van spreken in 5 minuten tijd alle vormen van uitgiften vinden. Wat mij wel opvalt, zijn de hardcovers. Een stofomslagloze uitvoering is gemiddeld 5 euro. Een uitvoering met stofomslag is vanaf 25 euro. En dan zijn er nog een stel van rond de 15 waarbij sommige eerlijk er bij hebben gezet dat het een kopie van de stofomslag is. Dus een kopie van zon stofomslag levert 10 euro op? Dat is à la Jan Prins goed geld verdienen.
Omslagen kopiëren kost hier 1,50 plus gemiddeld 5 euro voor een boek. Dus 6,50 uitgeven en er 15 vangen: dat is nog eens een lucratieve handel. Daar kun je aardig wat Coca-Cola en Drosteflikken voor kopen!
Ik verzamel ondertussen nog veel meer. Zoals Biggles, de Sneeuwbal-serie, De Vijf, alle pocketuitgaven van Kluitman, Bas Banning, Conny Coll, Pim Pandoer en nog veel meer.
Ik kan met trots zeggen dat ik nu mijn eigen bibliotheek heb. (Zie foto).
Ik zelf ben nu over de 50, dat was voor mijn zus de aanleiding om mij te vragen: Wat gebeurt er straks eigenlijk met al die boeken van jou? Stel, je rijdt hier vandaan en er staat plotseling een boom in de weg. Want ik heb er totaal geen verstand van.
Helaas hebben wij niet het oneindige leven, dat onze 3 jongens wel hebben.
Om alles en elk boek te documenteren is nogal een klus. Ze staan dan wel allemaal in een document op mijn pc, maar dan weet je nog niks van de waardes en zeldzaamheid, enz. Plus het feit dat iets vandaag 10 euro kan kosten en volgende week 50 of andersom.
Bij mij zijn er twee personen die geraadpleegd kunnen worden. Dat gaat mijn zus binnenkort van mij horen.
Dat brengt mij bij de vraag: hoe hebben jullie dit geregeld?
Ook wil ik graag een klein onderzoekje doen.
De 32 hardcovers hebben een stofomslag; die werd door de uitgeverij in een vierkleurendruk uitgebracht. Dat houdt in dat er 32 x 4 = 128 drukplaten of, zoals ze ook wel genoemd worden, kleuroplopers of clichés moeten zijn.
Dat die clichés van de stofomslagen bestaan, weet ik, omdat ik er zelf inmiddels een paar heb. In dezelfde periode dat de oorspronkelijke Bob Evers-pockets verschenen, werden ook de Biggles-pockets gedrukt; en ook daar waren kleuroplopers van, want die verschenen bij Prisma in vierkleurendruk. Je zou mogen verwachten dat ook de Van Giffen/Moriën-pockets op dezelfde manier zijn gedrukt: heeft iemand ooit een drukplaat van een van de pockets gezien?
Heel af en toe zie je wel eens iets op Facebook of op de boekenmarkt in Deventer.
Zouden jullie zo vriendelijk willen zijn om mij (of Roger) een overzicht geven welke jullie hebben? Ook als je iemand kent die zon ding heeft, mag je een berichtje sturen.
Het zou leuk zijn als we over een tijdje een overzichtje hebben van de diverse windrichtingen waarin de clichés uitgewaaierd zijn. Bij voldoende respons komen mijn bevindingen in een van de volgende Nieuwsbrieven. Bij voorbaat dank voor jullie medewerking.
Ieder mens heeft wel eens van die buien waarbij hij of zij aan vroeger terugdenkt. Mijmeren over good old times om het maar kernachtig te formuleren. En eenieder kan wel zon beetje aanvoelen wat er dan zoal over je komt op zon moment: weemoed, somberheid, maar (gelukkig) ook veel gegniffel. Dat laatste overkwam mij toen ik onlangs een doos met oude agendas doorspitte en ik zodoende in 1996 belandde. We schrijven zaterdag 28 september van dat jaar.
De dag daarvoor, 27 september dus, woonde ik in de Utrechtse bioscoop Rembrandt de vertoning bij van de film De erfenis van een zonderling van Freddy Veenstra. Deze amusante rolprent werd aldaar gedraaid in het kader van de Nederlandse Filmdagen en vormde tevens het eindexamenproject van Freddy. Marie-José was daar ook en we hadden afgesproken dat zij na de film met mij mee zou gaan naar Wijk bij Duurstede om het weekeinde bij ons te logeren. Carla was trouwens niet bij het festival aanwezig want die was al druk bezig in de keuken.
De volgende dag wilde Marie-José natuurlijk wel wat van de oude binnenstad zien zodat we met ons drieën te veld gingen. Nou is Wijk bij Duurstede in verscheidene opzichten als redelijk bijzonder aan te merken. Om maar wat te noemen: het vormde ooit de grens van het Romeinse Rijk en bij iedere aardrijkskundeles op de lagere school wordt deze stad genoemd als het gaat om de rivieren; en wie kent niet de naam Dorestad? Daarnaast mogen de grote sluizen ook niet onvermeld blijven. Marie-José wilde alles weten en genoot met volle teugen van de informatie die wij haar verschaften. Nou had zij ooit eens gehoord dat Wijk bij hoog water bepaalde maatregelen moest nemen teneinde te voorkomen dat een groot deel van de bevolking anders natte voeten zou krijgen. Klopte dat? Ik kon deze vraag bevestigend beantwoorden waarop we besloten om naar de stadsmuur te rijden zodat ik een en ander iets beter kon visualiseren. Naast de stadsmuur (aan de buitenkant dus) loopt een weg; daarnaast een stukje grasland en een grote parkeerplaats die eindigt bij een grote watervlakte. Eén keer in de zoveel tijd IS het hoog water en als je dan zo suf was om te vergeten je auto weg te rijden dan kon je hooguit nog net het dak hiervan onder de waterspiegel waarnemen. In de stadsmuur bevindt zich één doorgang die aan weerskanten van de binnenzijde is voorzien van verticale U-profielen. Bij hoog water worden hier dikke planken in geslagen en de tussenliggende ruimte (ca. 2 of 3 meter) wordt dan volgestort met zand.
|
|
En zo kunnen jullie dus de voeten droog houden, merkte Marie-José heerlijk nuchter op terwijl ze het geheel aandachtig bekeek. Toen viel haar oog op de molen iets verderop die aan het einde van de stadsmuur is opgetrokken. Daar kleeft ook weer een heel apart verhaal aan waar Marie-José alles over wilde weten. De mop is dat deze molen (officiële naam Rijn en Lek) de enige in zijn soort is in geheel Europa en hoogstwaarschijnlijk ook in de gehele wereld. Het onderstuk hiervan bestaat namelijk uit een stenen bouwwerk dat is opgetrokken rond 1300. En in dit bouwwerk bevond zich de stadspoort. In 1659 kwam men op het idee om bovenop dat bouwwerk een molen te plaatsen waardoor het thans de enige molen is waar je met de auto onderdoor kunt rijden.
Na dit bekeken te hebben, kwam Marie-José met een vraag: Prinses Irene woonde toch in Wijk bij Duurstede? Ik bevestigde dit. Of ik ook wist wáár. Ook dat kon ik bevestigend beantwoorden.
Ik zou dat huis wel eens willen zien, reageerde Marie-José.
Dat was geen probleem (dacht ik). We stapten in de auto en gingen op weg. Misschien zijn er mensen onder de lezers die een beetje bekend zijn in Wijk bij Duurstede en daarom even het volgende: als je vanaf de Provinciale Weg Wijk bij Duurstede binnenrijdt, gaat deze over in de Zandweg. Die loopt weer tot de stenen brug en daar kom je dan in de oude binnenstad terecht. Voor de stenen brug moet je echter rechtsaf, de Singel op. En dan, na ongeveer 400 meter, zag je aan de rechterkant een heel lange inrit die leidde naar het bewuste huis. Op dat moment bevindt men zich op een steenworp van Slot Wijk bij Duurstede. Dit laatste moet ik er bij vermelden voor het verdere verloop van het verhaal.
Ik draaide de inrit in. Nou zal er ongetwijfeld wel een bordje gestaan hebben met privéterrein o.i.d. (ik kan me dat niet meer herinneren) maar ik had de boeken van Willem heel goed gelezen en daaruit geleerd dat je in het leven nooit een steek opschiet als je niet af en toe een regeltje zou overtreden. We hadden nog geen vijftig meter gereden toen een wat oudere dame op een fiets tegemoet kwam. Ze gebaarde dat we moesten stoppen.
Meneer, waar wilt u naar toe? vroeg ze.
Naar het slot, antwoordde ik. Dat is hier toch? (excusez-moi, geachte lezers en lezeressen, maar ik moest toch ter plekke met een enigszins geloofwaardig antwoord voor de dag komen, niet?).
Dan zit u verkeerd, liet de vrouw weten. Want deze weg loopt dood. U moet die kant op. Terwijl ze dit zei, wees ze in de andere richting.
O, dank u. Ik ga terug.
Hierop keerde ik de auto, hetgeen een paar keer steken vereiste op de smalle oprit. De dame was intussen rustig in de richting van de binnenstad gepeddeld.
Weet je wie dat was? vroeg Marie-José.
Uh, nee.
Dat wás prinses Irene.
Huh? (ik had haar echt niet herkend).
Om te gillen, luidde het commentaar van Marie-José. Daarna begon ze op ietwat bestraffende toon te praten: Foei toch, Johnny. Liegen tegen de prinses. Dat had ik toch echt nooit achter jou gezocht.
Gniffelend reden we de Singel weer op.
Mijnheer Schmidt is fotograaf van beroep maar die werkt in de zomermaanden aan de grens in Elten.
(Stampij om een schuiftrompet, hardcover, p. 48).
Mijnheer Schmidt is fotograaf van beroep maar die werkt in de zomermaanden aan de grens in Elten.
(Stampij om een schuiftrompet, pocket, p. 46).
Ha! Eindelijk eens twee volkomen identieke zinnetjes, nietwaar? Bij het omzetten van hardcovers naar pockets (vanaf 1965, toen de eerste zes pockets verschenen) is er van alles en nog wat veranderd: reclame voor Coca-Cola verdween grotendeels, in de eerste twaalf delen plus het in 1965 geschreven deel 33 ten faveure van London Tonic en in de delen 13 t/m 32 ten faveure van naamloze vruchtensappen en limonades en in één geval zelfs van concurrent Pepsi-Cola; om de beroemde Encyclopaedia Britannica de eerste tien delen van de serie binnen te smokkelen werden hele passages herschreven, hetzelfde gebeurde vanaf deel elf met Droste. Maar waren ook andere wijzigingen, die soms ergens op sloegen, maar in andere gevallen allerlei anachronismen opleverden: zo weten wij allemaal dat Bob in de kelder van Coquillo zoet ligt te dromen over het voorgenomen huwelijk van Arie Roos met een dochter van Greta Garbo (hardcover) resp. Grace Kelly (pocket), maar dat hij in plaats van champagne met water nat wordt gespoten – welk laatste deel van de droom vanwege de prijs door Jan Prins zeker op prijs gesteld zou zijn! – en zich dan realiseert dat geen van beide dames, voor zover bekend, niet over een dochter beschikken. Een paar uur eerder heeft Masters nou net aan Jan en Arie uitgelegd dat het eiland Cuba sinds de tijden van Castro niet meer bruikbaar is voor illegale immigranten-escapades. Omdat Willem sinds eind 1966 niet meer meewerkte aan de omzetting van hardcovers naar pockets moeten wij de medewerkers van De Eekhoorn verantwoordelijk houden voor deze wijziging: had nou maar gewoon Greta Garbo laten staan, nijvere eekbeesten: dan was er niets aan de hand geweest, want die beschikte inderdaad niet over een dochter; maar op het moment dat Fidel Castro met geweld dictator van Cuba werd (1959), beschikte Grace Kelly wel degelijk al over een dochter: Caroline. Of waarom zou iemand freule van Laeieliers fraaie Packard twoseater willen vervangen door een Austin-Healey twoseater? Dachten ze bij De Eekhoorn nou serieus dat iemand als een Jan Prins niet zou weten dat zulk een twoseater bestond, terwijl Austin-Healey twee jaar vóór het verschijnen van de Kabaal-pocket nog de schitterende 3000 Mark III op de markt had gebracht? Kort samengevat: niet alle wijzigingen waren even zinvol dan wel geslaagd.
We mogen dus al blij zijn als we een zinnetje tegenkomen dat de overgang van hardcovers naar pockets ongeschonden heeft overleefd. Twee identieke zinnetjes, dus. Of … toch niet?
De vraag stellen is hem beantwoorden. Nee dus! Het verschil zit m in het woordje grens: deze grens was ten tijde van de hardcover een andere dan ten tijde van de pocket!
Als zeer bescheiden vorm van Wiedergutmachung voor oorlog en bezetting werd het dorpje Elten op 23 april 1949 toegewezen aan Nederland, net als de gemeente Selfkant. Daarnaast vonden her en vermoedelijk ook der enkele grenscorrecties plaats. Dit was al wat ons land restte van het ambitieuze Plan Bakker Schut, dat ter compensatie van onze verdronken polders, vernielde havens, spoorlijnen en steden een deel van Duitsland opeiste tot aan Hamburg en inclusief het Ruhrgebied. Maar helaas voor de aanhangers van dit annexatieplan – onder wie minister van buitenlandse zaken Eelco van Kleffens en koningin Wilhelmina – was de Tweede Wereldoorlog al vóór zijn einde opgevolgd door de Koude Oorlog en de drie westelijke Geallieerde winnaars zagen niets in dat plan, in de eerste plaats omdat Duitsland in het oosten al zeer veel gebied had moeten afstaan aan de Sovjets en hun vazalstaten, hetgeen een vrijwel onbeheersbare stroom van miljoenen vluchtelingen tot gevolg had gehad. Omdat de Nederlandse voorstanders van dit annexatieplan (zon beetje alle partijen in de Tweede Kamer behalve de Communistische Partij Nederland) doodleuk Duitsch grondgebied zonder Duitschers eiste, voorzagen de Amerikanen, de Britten en de Fransen nog eens tientallen miljoenen displaced persons (zoals vluchtelingen toen officieel heetten) in een steeds kleiner wordend Duitsland. Een tweede, achterliggende gedachte was natuurlijk dat de westerse machthebbers een sterk nieuw Duitsland wilden creëren tegen de steeds verder naar het westen oprukkende Oostbloklanden. En tot overmaat van ramp was op de Conferentie van Jalta al bepaald dat Duitse herstelbetalingen niet in liquide middelen, maar uitsluitend in natura gedaan mochten worden. Men had dus terdege geleerd van de fouten die na de Eerste Wereldoorlog gemaakt waren en die vastgelegd waren in het voor Duitsland zo vernederende Dictaat van Versailles, op de keper beschouwd de opmaat naar de Tweede Wereldoorlog.
Het is heden ten dage nauwelijks nog voor te stellen hoe de Nederlanders van links tot rechts zich voelden na de oorlog: het land lag in puin, van Duitsland was dus – vooral op last van de Geallieerden – nauwelijks iets te verwachten als compensatie voor geleden schade, in Ons Indië dwongen de Pemoeda’s en andere door de Jappen opgerichte en gesteunde paramilitaire organisaties Soekarno en Hatta om, twee dagen na de Japanse capitulatie, de Republik Indonesia uit te roepen. Wat volgde, was de uiterst bloedige bersiap-periode waarin tienduizenden Nederlanders, Indische Nederlanders en Molukkers het leven lieten – volgens de Amerikaanse onderzoeker William Frederick naar schatting 35.000; onder de republikeinse Pemoeda’s en de Indische burgerbevolking was het dodental nog eens driemaal zo groot – en waaraan pas op 27 december 1949 met de officiële soevereiniteitsoverdracht een eind kwam. Die overdracht kwam vooral doordat de Verenigde Staten de kant van de opstandelingen kozen en dreigden de Marshallhulp aan Nederland stop te zetten. In het conflict speelde Raymond Turk Westerling een twijfelachtige rol en ook een zekere kolonel Prins van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger schijnt zich niet onbetuigd te hebben gelaten, gezien de passage Jan was zo onvoorzichtig om te zeggen, dat hij van Indische dingen goed op de hoogte was, omdat zijn vader kolonel Prins was ... en het scheelde een haar of kolonel Prins had een aankomende zoon verloren door doorrijging met een kris. Kolonel Prins scheen niet bijster geliefd te zijn bij sommige Indonesiërs uit De jacht op het koperen kanon. Maar dit geheel terzijde.
Met dat al vroegen steeds meer Nederlanders zich af of ons land de oorlog nou eigenlijk had gewonnen of verloren. Op 23 april 1949 wees de Zesmogendhedenconferentie – Frankrijk, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de drie Beneluxstaten – in Londen alle annexatieplannen af, niet alleen die van de Nederlanders, maar ook die van de Amerikaanse minister van financiën Henry Morgenthau jr.. Wel werden enkele grenscorrecties voorgesteld (van Nieuweschans in het noorden tot de Kerkraadse Nieuwstraat in het zuiden). Het ging in totaal om een gebied van maar liefst 69 km² met toen 9553 inwoners, met Elten (20 km², 3255 inwoners) en Selfkant (42 km², 5665 inwoners) als belangrijkste plaatsen. Precies op het middaguur van diezelfde dag werden deze plaatsen door de Nederlandse strijdkrachten bezet. Het zittende bestuur werd stante pede op non-actief gesteld met als motivatie dat het in strijd was met de Nederlandse grondwet. Vervolgens werd een nieuw bestuur naar Nederlands model ingericht: geen gekozen burgemeester en gemeenteraden meer, maar een landdrost. De namen werden veranderd in Drostambt Elten en Drostambt Tudderen. De plaatselijke bevolking bleef Duits, maar kon op verzoek een Nederlands paspoort krijgen waarin de speciale vermelding wordt behandeld als Nederlander te lezen was: dit gold overigens niet voor ex-nazis. De dorpen en dorpjes in beide gemeenten – sorry: drostambten – die in de oorlog beschadigd waren, zouden op kosten van de Nederlandse regering hersteld worden. Dat klinkt nou ook niet echt alsof deze annexatietjes een welkome aanwinst waren voor de Nederlandse belastingbetaler. Het Nederlandse Ministerie van Binnenlandse Zaken voelde ook wel aan waar m de schoen wrong en liet in januari 1950 in een vertrouwelijk schrijven weten dat, gezien het voorlopige karakter der grenscorrecties in de aangesloten gebiedsdelen slechts de hoogstnoodzakelijke werkzaamheden uitgevoerd mochten worden. In de jaren die volgden, zouden zich zo’n 1000 Nederlanders in beide gebiedjes vestigen.
|
|
Zon drie jaar na de annexatie begon de jonge Bondsrepubliek druk op Nederland uit te oefenen om de grenscorrecties ongedaan te maken. Omdat de verhoudingen tussen beide landen sinds het einde van de oorlog om begrijpelijke redenen nogal gevoelig lagen, was de Nederlandse regering aanvankelijk weinig meegaand. Officiële besprekingen begonnen daarom pas in 1957 en een akkoord werd pas in maart 1960 bereikt. We kunnen ons voorstellen dat er in deze elf jaar weinig werd geïnvesteerd in de aanleg van wegen en de bouw van woningen; de uitzondering was de N274 tussen Brunssum en Koningsbosch, zonder op- of afritten in Selfkant, ten behoeve van het Nederlandse verkeer tussen de Oostelijke Mijnstreek en de rest van Nederland.
Afgesproken werd dat Elten en Selfkant op 1 augustus 1963 weer teruggegeven zouden worden aan Duitsland. Erg vindingrijk was het initiatief van smokkelaars, dat sindsdien bekend staat als de Eltener Butternacht: in de nacht van 31 juli op 1 augustus werden talloze vrachtwagens vol koffie en vooral boter op het grondgebied van het Nederlandse Drostambt Elten geparkeerd. De volgende dag stonden deze vrachtwagens zonder van hun plaats te komen ineens in Duitsland. Omdat de onderhandelaars hierin niet hadden voorzien, liep de Duitse schatkist in één klap naar schatting zon 50 à 60 miljoen gulden aan invoerrechten mis. Dát is nog eens wat anders dan de slimme truc met de tomatentruck van Dougall, om over het marginale geploeter van koffiesmokkelaars Hans en Karl maar helemaal te zwijgen! Behalve met de kater over de misgelopen miljoenen zou Duitsland ook nog eens met de kosten zitten, want de deelstaatregering Noordrijn-Westfalen moest ook nog eens de kosten ad DM 250.000 betalen omdat de talloze vrachtwagens in die ene bewuste nacht het complete Eltener wegdek kapot hadden gereden! De N274 in Selfkant zou overigens tot 2002 Nederlands grondgebied blijven; in dat jaar werd de weg plechtig overgedragen aan Duitsland, waarna er eindelijk op- en afritten aan toegevoegd konden worden.
We kunnen dus stellen dat Ernst Schmidt, de persfotograaf die officieel op 2e Helmersstraat nummer 9 woonde en zijn flat had verhuurd aan Bulk & Belg, in de hardcover-editie ten tijde van het Stampij-avontuur in het Nederlandse Elten werkte, maar in de pocket-editie in het Duitse Elten.
Ik noemde al de namen van Karl en Hans (Holle). De oplettende lezer zal zich nu afvragen of deze grenscorrectie nieuw licht werpt op de plek waar Hennie Schol en de Doberlieden de grens over staken. Maar nee, daarvoor ligt de plaats te noordelijk en bovendien aan gene zijde van de Rijn. Hennie en de zijnen zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bij Groesbeek of Milsbeek de grens over geglipt om vervolgens in het Reichswald terecht te komen. Daar is in de oorlog flink gevochten (Operation Veritable), hetgeen de aanwezigheid van de bunker en de bomtrechter verklaart. En die bomtrechter waarin Hennie terechtkomt, geeft mij dan weer de gelegenheid om twee van de mooiste zinnen uit het gehele Waterman-oeuvre te citeren: Deze metersdikke laag vette, verende blubber, waarop paddestoelen geestdriftig tierden, nam de witharige man gastvrij op en liet hem ongaarne los. Met een zuigend, soppend geluid trok hij na elkaar beide armen uit de zachte blubber ... en begon daarna eveneens te tieren, alhoewel op een andere manier dan de paddestoelen om hem heen.
Ook elders in de serie is sprake van verdwenen of verschoven grenzen. Het bekendste voorbeeld van zon grens die aan het begin van de serie wel bestond en later niet meer is natuurlijk het IJzeren Gordijn, een term die voor het eerst werd gebruikt door de Duitse Minister van Volksvoorlichting en Propaganda, Dr. Joseph Goebbels (op 18 februari 1945 in zijn krant Das Reich en een week later in een van zijn oeverloze redevoeringen), tevens de hoogste baas van Willem van den Hout in diens De GIL-periode. Later is de term geannexeerd – om in sfeer te blijven – door Winston Churchill; en ook voornoemde Willem van den Hout gebruikte de term driemaal in de serie:
Natuurlijk, kameradski! riep iedereen. We hebben nog een aardig,
ijzeren gordijntje voor je cel. Staat gezellig. (uit Sensatie op een Engelse vrachtboot);
Is je taxi nog beschikbaar?
Desnoods tot aan het IJzeren Gordijn. Zolang je maar betaalt. en
Heil Moskou! zei Arie en klapte met zijn hakken. Er zit mot in het IJzeren Gordijn. – Geen enkele reactie. (beide uit Drie jongens en een caravan).
Later noemt ook Peter de Zwaan het IJzeren Gordijn nog eenmaal:
Spijker op de kop, zei Ratzel. Clandestiene sigaretten die van Nederland naar het buitenland gaan. Duitsland, België, landen die vroeger achter het IJzeren Gordijn lagen, Spanje, zelfs Marokko. Massas sigaretten. Je moest eens weten. (uit Smokkelspoor van meneer Maik).
Je zou dan ook mogen verwachten dat er nogal wat aandacht besteed zou worden aan het plechtige moment waarop Jan, Bob en Arie voor het eerst de zogeheten Innerdeutsche Grenze, onderdeel van dat beruchte IJzeren Gordijn, passeerden: in Schermutselingen bij een zandafgraving, zeker na Jans beschrijving Via Osnabrück, Hannover en Braunschweig komen we bij Helmstedt. Daar was vroeger de grens en daar barstte het van de douane, compleet met honden, machinegeweren en vele kilometers prikkeldraad. Vroeger stonden er zelfs tanks. Niets is echter minder waar: Bob nam na het tanken het stuur over en ontdekte ook al spoedig de geneugten van langsrazende, te grote autos. Dat werd niet beter na Helmstedt waar het vroegere Oostduitse gebied begon: in een klein zinnetje heeft De Zwaan het passeren van deze vroeger zo onpasseerbare barrière afgedaan.
Daar staat dan wel weer tegenvoer dat Jan, Bob en Arie in de daaropvolgende twee delen, Bakkeleien in een Berlijnse bios en De Stripman van Słubice meermaals een grens oversteken die in hun vroegste jeugd nog niet bestond: die tussen Duitsland en Polen, oftewel tussen Frankfurt (Oder) en Słubice. Toen Jan, Bob en Arie, die de oorlog bewust hebben meegemaakt (Ja, nou! zei Arie. Ik ben toen ook een paar keer op het nippertje de dans ontsprongen. (uit Een motorboot voor een drijvend flesje)), jong waren, bestond er natuurlijk ook een grens tussen Duitsland en Polen, maar die lag toen honderden kilometers verder naar het oosten en Słubice was toen gewoon nog een wijk van Frankfurt (Oder) die Dammvorstadt heette.
Met name de kaart van Oost-Europa ziet er tegenwoordig heel anders uit dan in de jeugd van ons drietal: vol met gewezen, verschoven en nieuw bedacht grenzen, maar over die grenzen zijn Jan, Bob en Arie (nog?) nooit geweest.
In het archief van het NIOD bevinden zich tientallen teksten van uitzendingen van de Radio GIL-Club. Niet alle teksten zijn compleet, lang niet alle teksten hebben een datum; op sommige teksten is met waskrijt een groot cijfer gezet: wie deze cijfers heeft aangebracht, is niet bekend. Hij of zij heeft zich bij het zetten van deze cijfers in ieder geval geen ene mallemoer aangetrokken van de chronologische volgorde van de teksten. Van een van de laatste uitzendingen, donderdag 29 maart 1945, zijn opmerkelijk genoeg twee teksten aanwezig in het archief: eentje met het nummer 5 (hierop zijn de gedraaide plaatjes en artiesten om een of andere onbekende reden afgeplakt) en eentje met het nummer 4 (hierop zijn de gedraaide plaatjes en artiesten wel te zien; bovendien heeft Willem op dit exemplaar hoogstpersoonlijk enkele verbeteringen met pen aangebracht). |
Gil programma voor Donderdag 21-12-44
PLAAT II (Glasplaat) uit album o25. (twee copieën aanwezig).
PLAAT IV (Glasplaat) uit album o25.
PLAAT VI Handelsplaat Two Sleepy People van Ella en Hoagy.
PLAAT BEGINT TE LOOPEN – FADEN NA ENKELE MATEN! |
Deel zestien in een serie foto-impressies van de plaatsen van handeling van de Bob Evers-serie.
Lang, lang geleden, ja, zelfs nog in dezelfde eeuw als Hennie Schol, togen enkele Bob Evers-fanaten op een ijs- en ijskoude decemberdag naar het lieflijke Kruiningen. Omdat in die eeuw nog lang niet iedereen over internet beschikte en dus niet van die barre expeditie, die bekend staat onder de naam Kreunen in Kruiningen, op de hoogte was, laat staan haar bij kon wonen, ging ik – om in stijl te blijven – eveneens op een decemberdag, die dankzij de klimaatverandering vele malen minder ijskoud was, ter plekke enig veldonderzoek doen. En al snel kwam ik erachter dat er sinds de jaren 50, toen Hennie Schol, wachtmeester Van Praay, pa Roos, boer Wisse en zijn gezin en last but not least onze drie avontuurlijke bengels daar ronddalfden, heel wat veranderd is aan het Zeeuwse landschap. Bijna even snel kwam ik erachter dat er van het kaartje dat Jan Prins (lees: Willy van der Heide) in deel 15 (Een raderboot als zilvervloot) had getekend, niet al te veel klopte. Maar kijkt u vooral even mee.
Kaartje van Kruiningen |
Het kaartje zoals Jan Prins dat getekend had voor Bob en zoals het uiteindelijk in zijn meest uitgebreide vorm – met aanvulling van Hennie Schol – in het boek (Een raderboot als zilvervloot, HC en pocket, p. 106) terecht is gekomen. Allereerst valt op dat de schaal absoluut niet klopt: het station ligt in werkelijkheid veel verder van het kanaal; er is geen stationsweg getekend; de N673 naar Yerseke is voor het gemak maar helemaal weggelaten; de weg van het station naar de hoofdweg bestaat niet of niet meer: daar, waar ooit Jan Prins vergeefs zat te wachten op Hennie Schol, zit nu in ieder geval de aardappelverwerkende fabriek Lamb-Weston. Nou ja, die naam Weston doet tenminste nog enigszins nostalgisch aan: hij doet ons namelijk denken aan de takel waaraan Arie zich liet zakken om zijn vader en Hennie Schol te bevrijden. |
Het station, dat sinds de opening ervan in 1862 Kruiningen-Yerseke heet. De toevoeging Yerseke is onze schrijver voor het gemak maar even vergeten. Het gebouw bestaat in elk geval nog steeds, maar is niet meer in gebruik door de Nederlandse Spoorwegen, maar door Tennet. Blijkbaar doet de netbeheerder allerlei zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, want alle ramen zijn dichtgeplakt. Dáár zouden Jan, Bob en Arie nou eens een diepgaand onderzoek naar moeten instellen. Maar goed, géén blik op de ruimte waar Hennie Schol de brief voor Bob achterover drukte, helaas. (1) |
Het bietenveld waarin Arie zonder sextant en zonder theodoliet, maar wel met soliede knopen, gelegd door de heer Schol uit Amsterdam, lag te walsen. De bietenplanten in kwestie hebben zich 66 jaar na dato zo te zien nog steeds niet hersteld van het gewicht van de heer Roos jr., eveneens uit Amsterdam, of zou dat komen door het jaargetijde? (2) |
Het Kanaal door Zuid-Beveland, tot de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal in 1975 een van de drukst bevaren kanalen van Europa. In de verte zien we de sluizen van Hansweert al, die in de jaren 80 vernieuwd en een stuk naar het noorden verplaatst zijn. Op het ene moment, als je dat indrukwekkende sluizencomplex bekijkt, kun je hartstikke trots zijn op ons eigen kikkerlandje; maar op het andere moment, wanneer je constateert dat er niet eens een monument is opgericht op de locatie waar de Waterjuffer de lucht in vloog, vervloek je het kikkerlandje weer omdat het nauwelijks gevoel voor Literatuur met een grote L heeft. (3) |
Gelukkig ligt er, net als in Een motorboot voor een drijvend flesje wel nog een enorme baggerschuit, bij de sluizen te wachten … (4) |
... net als deze wat ruim uitgevallen vlet van Rijkswaterstaat! |
Een boerderij in het mooie, vlakke, Zeeuwse landschap ten noorden van de bebouwde kom van Kruiningen, met enorme, na de Watersnoodramp nieuw gebouwde schuren. In een van deze loodsen waren pa Roos en Hennie Schol vastgebonden. Nergens op Zuid-Beveland zijn hooibergen te bekennen, wel (rechts van de schuur) ingekuild gras of hooi, onder een laag plastic dat op zn plaats wordt gehouden door autobanden. (6) |
Of tóch! Wat een uitvinding, een verrijdbare mini-hooiberg!!! Heel handig om er goudstaven in te verstoppen en met je mee te nemen! |
Helaas zijn reders uit de grote stad beter in het verzinnen van allerschandelijkste kletsverhalen over plotselinge zakenreizen naar Maastricht dan in het herkennen van boomsoorten: dit zijn nou knotwilgen, Arthur P. (maar ik mag Charles zeggen) Roos, en die hadden je kunnen waarsch… PLONS! Te laat! (8) |
De betonweg van toen is gedeeltelijk opgenomen in de A58-autosnelweg, maar op bepaalde trajecten nog intact, zij het niet altijd op de oorspronkelijke plaats van het Grimbos-avontuur. Oranjegekopte kilometerpaaltjes bestaan al lang niet meer – zelfs dat stukje nostalgie is ons niet vergund – maar wel het zwak hoorbare pets-pets-pets-geluid van voorbijglijdende voetzolen … (9) |
Wat loopt die vent gek, schoot Bob door het hoofd... of hij geen schoenen aan heeft... Pa Roos! Die was zijn laarzen kwijt, vertelde de wachtmeester! Maar was-ie nou helemaal bepóéliepeperd om breeduit midden over de weg te gaan tandakken als het eind december is? ... (10) |
Terug van weggeweest: Politiek satirisch en volkomen onafhankelijk blad voor Nuchtere Nederlanders |
De Nieuwe GIL | Nr. 4 Postbus 278 2500 AB Den Haag 28 januari 2020 |
Elektrisch rijden … Men kan geen krant – zelfs geen GIL – meer open slaan of men wordt geconfronteerd met het milieuvriendelijke stokpaardje elektrisch rijden. Zulks betekent natuurlijk een drastische ommezwaai in de ons zo vertrouwde vervoerscultuur, waarbij voor- en tegenstanders elkaar nog weleens stevig in de haren plegen te vliegen. En voor veel commentaar valt ook wel iets te zeggen. | Bij de baard van de Koning
Hoe veelkleurig kan het nieuws toch zijn… Als je de krant leest of een actualiteitenprogramma bekijkt, komt er heel veel op je af. Om maar wat te noemen: oorlog, aanslagen, terrorisme, vuurwerk, schandalen, politieke verwikkelingen, het milieu… en zo kan men nog wel een tijdje doorgaan. |
Actualiteiten Ook De Nieuwe GIL kan niet om de actualiteit heen. Zoals hierboven in het artikel Bij de baard van de Koning al werd aangekondigd is er sinds het verschijnen van de vorige editie alweer het nodige gebeurd in het ondermaanse. Een zeer kleine greep – van dat hééle kleine, weet u niet? – uit het grote en kleine nieuwsaanbod van de afgelopen maanden: |
Het klimaat |
De Brexit |
Heet gelopen as? |
Bladzijde 2 | De Nieuwe GIL | 28 januari 2020 |
In der Kürze liegt die Würze
Onlangs gespot in het nieuws: het kabinet gaat taalexperts inzetten om de ambtenaren te helpen met helder en duidelijk te schrijven. Lees: dat de burger begrijpt wat een ambtenaar nou precies bedoelt of wil zeggen middels een schrijven. Je zou je natuurlijk kunnen afvragen wat er nu ineens mis is met de schrijfstijl die in alle voorgaande jaren als heel normaal en gebruikelijk werd aangemerkt, maar laten wij het positief bekijken in de trant van beter laat dan nooit.
Want hoe we het wenden of keren: het is immers een stap in de goede richting dat men eindelijk beseft dat een burger behoefte heeft aan een heldere uiteenzetting, zonder allerlei wazig en breedsprakig koeterwaals, als hij een eenvoudige vraag stelt. Het is al opgemerkt: een stap in de goede richting. Want er valt binnen deze context nog meer terrein te winnen als we kijken naar onze landelijke politici die we regelmatig op de televisie zien (en horen) oreren. Het vereist waarlijk engelengeduld om aan de weet te komen wat nou precies het standpunt is van de spreker of spreekster. Stelt u zich eens voor dat u aan iemand vraagt hoe laat het is. En dat dan de ander, in plaats van te antwoorden met bijv. kwart over tien, een heel betoog begint over het ontstaan en de ontwikkeling van de tijdsregistratie in de geschiedenis van de mensheid, uurwerken, kalenders, enz.… om vervolgens na een kwartier te informeren wat de vraag ook alweer was….. Het rood zou werkelijk voor uw ogen staan omdat u een hele tijd heeft staan luisteren en uiteindelijk NOG niks weet. Misschien een klein lichtpuntje: als u na het begaan van een verkeersovertreding bij de verbalisant die naar de reden informeert net zo zou antwoorden, dan zou het mogelijk tot verzachtende omstandigheden kunnen leiden waardoor u onder de boete uitkomt. Oké… ik geef toe dat die kans heel klein is, maar wie weet denkt de verbalisant in dat geval wel iets als Het is hem niet aan te rekenen. Die man heeft hulp nodig; ik laat het bij een waarschuwing. Vergelijk het maar een beetje met de politieke term Het verdient niet de schoonheidsprijs, waardoor een grove fout ineens een heel stuk minder erg lijkt. Maar dit even terzijde.
Gaza (Reuters) – De UNESCO heeft het Midden-Oostenconflict vandaag officieel op de Werelderfgoedlijst geplaatst. De organisatie wil daarmee garanderen dat een van de voornaamste monumenten van menselijke idiotie niet op een kwade dag door inzicht en een plotselinge bereidheid tot het sluiten van compromissen vernietigd wordt.
Vrachtwagens met een Pools kenteken moeten in Europa altijd voorrang krijgen. Volgens onze altijd welingelichte collegae van nieuwspaal.nl is dat het advies van verkeersdeskundige Gerard Oefermans. Uit onderzoek blijkt dat Poolse chauffeurs regelmatig dronken achter het stuur zitten. Door hun altijd voorrang te geven, kunnen ongelukken worden vermeden.
Een van de onderzoeksteams van het Amerikaanse ruimte-agentschap heeft onlangs diverse satellietbeelden gepubliceerd waarop min of meer duidelijk te zien is dat er in het heelal sporten bestaan waarvan wij het bestaan nog niet eerder wisten. |
Bladzijde 3 | De Nieuwe GIL | 28 januari 2020 |
Gilletjes... rubriek voor, door en over kinderen. |
|
MOPPEN: |
We were all wounded by …: De Nieuwe GIL juicht educatie en politiek bewustzijn van harte toe. Vandaar dat de meest kindvriendelijke krant van Nederland het belangrijk vindt om de jeugd wegwijs te maken in de politiek. Daarom volgen hieronder enkele termen uit het politieke jargon: veel gebruikte kreten en bewoordingen van Nederlandse parlementariërs. Leermoment = grote blunder. Het verdient niet de schoonheidsprijs = een nog grotere blunder die in iedere andere werkomgeving meteen tot ontslag op staande voet zou leiden. Werkvoorraad = achterstand. Ik denk dat gekeken moet worden … = iets bij iemand anders op zijn of haar bordje leggen. Rond de tafel zitten. Wordt meestal gebruikt in een context als Dan moeten we toch eens rond de tafel gaan zitten met (bijv.) justitie, de politie en de hulpverleners = de oplossing voor een heikel probleem vooruit schuiven. Dat vind ik een interessant gezichtspunt (o.a. gebezigd door Dries van Agt) = Daar heb ik niet van terug. Het is niet mijn prioriteit om daar een mening over te hebben” = Dat interesseert mij geen moer. Actief participeren in de cultuuromslag = Je baan verliezen bijv. door een reorganisatie. Tijdelijk = een kortere of langere tijd. Meestal langere. Als het in deze context gaat om een heffing dan komt het in de praktijk neer op eeuwig min één dag. Flexibel = bereid zijn om je voor ieder karretje te laten spannen. Het ronde archief = de prullenbak. Dat is eerlijker ten opzichte van … = argument om een verhoging door te voeren. Dat staat los van elkaar = argument om een aantoonbaar terechte verlaging NIET door te voeren. Ik zeg geen ja, maar ik sluit het ook niet uit was een uitspraak van Frits Bolkestein; het gaat om een andere bewoording voor Vergeet het maar of Blijf er maar lekker naar raden. |
Lezerspost
Het nieuwe jaar is alweer een tijdje geleden begonnen. De redactie van De Nieuwe GIL wenst eenieder het allerbeste voor 2020. Nou moeten wij hier wel aan toevoegen dat de kreet Gelukkig Nieuwjaar natuurlijk een beetje prematuur is, simpelweg omdat je pas op 31 december van dat zelfde nieuwe jaar kunt terugkijken teneinde vast te stellen OF dat nieuwe jaar inderdaad gelukkig bleek te zijn geweest. Laten we het er dus in alle bescheidenheid maar op houden dat nou eenmaal geen mens vooruit kan kijken en dat niemand in deze perfect is; zelfs de redactie van De Nieuwe GIL niet.
Voorts stuurde dhr. V. uit U. ons een brief waarin hij een leeftijdsvraagstuk deponeerde. Hij laat het volgende weten: |
Bladzijde 4 | De Nieuwe GIL | 28 januari 2020 |
Kort nieuws Van dat hééle korte, weet u niet?
Rotterdam – Schandalig!!! Steeds meer online-advertenties proberen door robuust taalgebruik de aandacht van de internetlezers te trekken. Want op het wereldwijde web geldt de ongeschreven wet: hoe meer schuttingtaal en sensatiekoppen, des te meer lezers via de zoekmachine van Google hun weg naar de aangeboden reclamepaginas vinden. Daarom kan het voor websitebouwers uiterst lucratief zijn om begrippen en woorden als anale seks, golden shower, fetisj, nazi, NSBer, kansenpareltjes, bontkraagjes of Jesse Klaver in teksten en artikelen aan te brengen. Ook woorden als homo, IS, bomaanslag, Hazes, Bieber of Ajax zorgen voor een spectaculaire toename van het aantal bezoekjes aan webpaginas.
Glasgow (Reuters) – Grote opschudding vanmorgen in de stad aan Clyde! Tegen het einde van de ochtend raakten in Glasgow tienduizenden in paniek, toen een mysterieuze, gloeiende vuurbal aan het firmament verscheen. Hoewel het verschijnsel slechts een minuut of vijf duurde, liet het merkwaardige fenomeen bij veel mensen een blijvende indruk achter.
Berlijn/Washington (Bloomberg) – Fake news-alarm bij de op een na grootste krant van Duitsland, Bild. De website van bild.de kopte op 3 januari in virtuele chocoladeletters: Amerikaans Leger doodt ergste terreur-commandant van de wereld. Een razendsnel opgetrommelde reporter van De Nieuwe GIL wist ons echter te melden dat hij de huidige Amerikaanse president Donald Trump springlevend en blakend van fysieke gezondheid in de tuin van het Witte Huis had zien lopen. De hilarische, maar volkomen terechte reactie van de VVD op het zoveelste onzinnige plan van D66 om de aandacht van werkelijke problemen in dit land af te leiden
|
Thunberg stopt met vechten voor het milieu
Zürich (ANSA) – Slechts enkele uren na haar verklaring in Davos zei de 17-jarige dat ze met onmiddellijke ingang stopte met vechten om het bewustzijn van de noodsituatie in het klimaat te vergroten. De oorzaak is haar plotselinge ontdekking van geld, aandelenopties en vermogenswinsten. Iran verspreidt Coca-Cola-receptuur
HOUSTON/Tex. (AP) – De recente raketaanvallen op Amerikaanse kampen in Irak waren slechts het begin van een grotere operatie door de Iraanse militaire autoriteiten. |
Nieuwsbrief 53 |
Nieuwsbrief 54 als pdf |
Nieuwsbrief 55 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |