SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE
Il Colosseo | Het Colosseum
... we reden de Via dei Trionfi op en plotseling doemde, onmetelijk groot in het stille maanlicht, de steenmassa van het Colosseum voor ons op. (uit : Curzio Malaparte - De huid (=La pelle)) |
Op de plaats waar eens de Domus Aurea, het Gouden Huis van Nero, stond, verrees in de jaren 70 van de eerste eeuw een kolossaal amfitheater; de officiële naam ervan is
Amphitheatrum Flavium, maar vrijwel iedereen noemt het het Colosseum, naar de Colossus, een standbeeld van Nero dat ooit op deze plaats stond, in de voorhal van
zijn Domus Aurea. Dit beeld, dat volgens Suetonius meer dan 35 meter hoog was, stelde de keizer als zonnegod voor met een krans van stralen om zijn hoofd. De plaats waar het
beeld ooit stond (tussen het Colosseum en de Tempel van Venus en Roma), is nog steeds aangegeven met een paar straatstenen van travertijn.
Het Colosseum is met zijn omtrek van 527 en een hoogte van 57 meter het grootste van alle antieke architectuurmonumenten van Rome en een van de belangrijkste daarvan; het
geldt van oudsher als het symbool van de onvergankelijkheid van de Eeuwige Stad.
Nero had het gehele areaal tussen Forum Romanum en de heuvel van de Esquilinus voor de bouw van zijn
privé-villa, de Domus Aurea, gevorderd. Tegenover de hal van de villa had hij, in de kom tussen de Caelius en de Esquilinus - een kunstmatig meer, het Stagnum,
laten aanleggen. Met de bouw van Amphitheatrum Flavium op de plek van het inmiddels gedempte Stagnum werd in 72 n.C. begonnen. Keizer
Vespasianus had er zeker politieke bedoelingen mee. Na de zelfmoord van de onder de bevolking gehate Nero vestigde heel
Rome de hoop op de nieuwe heersersfamilie, de Flavii. Vespasianus benutte enerzijds de gelegenheid het volk van Rome een theater voor zijn geliefde spelen te schenken, maar anderzijds
was de teruggave van het terrein van de Domus Aurea natuurlijk ook een symbolische daad van herstel na de tirannie van Nero.
Onder Vespasianus zoon Titus werd de opening van de arena in het jaar 80 gevierd met honderd dagen durende
spelen. Ter gelegenheid van deze inwijding schreef Martialis (* ± 40 , 104) zijn Liber Spectaculorum. Kroniekschrijvers berichten dat alleen al bij deze gelegenheid
5000 dieren en honderden gladiatoren (het woord is afkomstig van het Latijnse gladius, zwaard) in zwaardvechtersvertoningen (munera) en drijfjachten (venationes)
het leven lieten. Ook naumachiae, d.w.z. scheepsgevechten konden aanvankelijk in de arena worden gehouden, die daartoe onder water werd gezet. Tien jaar na de opening, onder
Domitianus, de broer van Titus, werd het ovaal voor de toeschouwers nog een rang hoger gemaakt; onder
Severus Alexander werd de bij een blikseminslag ontstane zware schade ongedaan gemaakt; in 404 verbood keizer
Honorius de moorddadige gevechten der gladiatoren. Daaraan voorafgegaan waren gewelddadige uitspattingen onder de
toeschouwers, waarbij een monnik, Telemachus geheten, die in de arena tegen de gladiatorengevechten geprotesteerd had, door de woedende menigte in stukken was gescheurd. Zuivere
dierengevechten vonden daarentegen nog tot in de 6e eeuw plaats. Herhaaldelijk zwaar beschadigd bij aardbevingen, werd het Colosseum in de 13e eeuw tenslotte door de Romeinse
adellijke familie Frangipani – daar heb je ze weer – uitgebouwd tot een vesting, ging twee eeuwen over in handen van de Annibaldi en werd uiteindelijk door
Clemens VII geschonken aan Senaat en Volk van Rome.
Sinds de middeleeuwen werd het Colosseum als steengroeve benut, en enkele van de beroemdste paleizen en kerken van de stad, o.a. het Palazzo Venezia, het Palazzo della
Cancelleria en de Sint-Pieter, werden gebouwd met het zo gemakkelijk en goedkoop gewonnen travertijn. Pas in het midden van de 18e eeuw maakte
Benedictus XIV (1740-1758) een eind aan dit misbruik en verklaarde de plek, die men destijds ten onrechte voor het
belangrijkste toneel der christenvervolgingen hield, vanwege het vergoten martelaarsbloed tot een christelijke gedenkplaats. Rond de arena werd een kruisweg aangelegd. De Franse
auteur Stendhal (pseudoniem van Marie-Henri Beyle, * 23 januari 1783 , 23 maart 1842) schrijft dat hij werd gehinderd door het vrome geprevel van de gelovigen die in
groepjes van vijftien tot twintig langs de staties van de kruisweg liepen. Nu staat er een kruis bij de oostelijke ingang van het Colosseum ter herinnering aan het feit dat
zich vermoedelijk ook christenen bevonden onder de ter dood veroordeelden die weerloos aan gewapende tegenstanders of wilde dieren werden overgeleverd. Onder Benedictus XIV en zijn
opvolgers werd het Colosseum beschermd tegen verdere roofbouw en verval: paus
Pius VII heeft de buitenmuur laten stutten; latere pausen hebben dit werk voortgezet. In 1870 werd onder paus
Pius IX het onkruid weggehaald. Onder dit onkruid bevonden zich evenwel exotische planten die er eeuwen
lang hebben gegroeid: zij waren, nog in de Romeinse tijd, meegebracht uit Afrika als voedsel voor de beesten, die meededen aan de spelen. In datzelfde jaar werd ook de kelder
opgegraven. Tussen 1893 en 1896, tijdens het pontificaat van Leo XIII, liet Guido Bacceli (* 25 november 1830 ,
10 januari 1916), tussen 1881 en 1884, tussen 1893 en 1896 en tussen 1898 en 1900 Italiaans minister van Openbaar Onderwijs, de bouwwerken die in de Middeleeuwen toegevoegd waren,
verwijderen en een accuraat archeologisch onderzoek uitvoeren.
|
|
|
Oorspronkelijk hadden de spelen voor de Romeinen een religieus karakter; ze waren een ritueel om goede betrekkingen tussen de stad en de goden te onderhouden. Heel lang namen de
toeschouwers er met ontbloot hoofd aan deel, net als bij een offerplechtigheid. Men nam het Caesar (* 12 of 13 juli 100 , 15 maart 44 v.C.) kwalijk dat hij in een amfitheater
zijn post zat te lezen en Suetonius (* 69/70 , 140 n.C.), die van verscheidene keizers de biografie heeft geschreven, had hevige kritiek op
Tiberius omdat hij niet van de spelen hield.
Doorgaans duurden de spelen van zonsopgang tot zonsondergang. Ze waren zeer gevarieerd. Bij de wreedste onderdelen zag het zand van de arena rood van het bloed (arena betekent
zand); andere onderdelen, waarbij gedresseerde dieren allerlei kunstjes moesten vertonen, hadden meer weg van een circusvoorstelling.
In 1848 werd aan de Via Labicana, de weg van Rome naar Tusculum en later doorgetrokken naar Labica, ten zuidoosten van Rome, de Tombe van de Haterii gevonden, een
antieke graftombe die gebouwd is tussen 100 en 120 n.C.; de tombe is bekend vanwege de talloze kunstvoorwerpen, met name een aantal reliëfs, erin. De tombe was gewijd aan Hateria,
een vrijgelatene en priesteres, en haar echtgenoot, Quintus Haterius, die betrokken was bij de bouw van openbare werken, zoals het Colosseum en enkele triomfbogen.
Op het lange reliëf uit de Tombe van de Haterii zien we van links naar rechts de bouw van een Arcus ad Isis (Boog bij [de tempel van] Isis,
hoogstwaarschijnlijk de Tempel van Isis en Serapis op het Marsveld), het Amphitheatrum Flavium (in aanbouw, nog zonder de bovenste verdieping), een triomfboog zonder
inscriptie, een Arcus in Sacra Via summa (Triomfboog op het hoogste punt van de Via Sacra, dat moet dus de Boog van Titus zijn) en een hexastyle tempel
(een tempel met zes zuilen aan de voorzijde, met ook nog eens een fronton met een attica erboven, gewijd aan Jupiter: ofwel de Tempel van Jupiter Tonans op het Capitool of de
Tempel van Jupiter Stator op de Palatijn; beide tempels zijn verloren gegaan, dus de identificatie is onzeker. |
|
|
|
|
De wij-inscriptie – aan beide zijden dezelfde – luidt: |
Er was een paar jaar geleden veel te doen rondom de potjeslatijnse maiden speech van Thierry Baudet in de Nederlandse Tweede Kamer; de kritiek van classici richtte zich niet
zozeer op de inhoud als wel op het woord factio: dat zou namelijk niet bestaan in het Klassiek Latijn; de Boog van Constantijn bewijst het tegendeel.
Vóór de boog vinden we een rond fundament; hier heeft ooit de Meta Sudans gestaan, een door Titus gebouwde
fontein in de vorm van een kegel waaruit water sijpelde (net als zweet, vandaar de naam). De fontein zelf is in de jaren 30 van de vorige eeuw weggehaald.
De noordkant van de Ludus Magnus met een deel van de muur van de arena.
Foto van Jastrow, CC BY-SA 3.0,
koppeling.
Reconstructie van de Ludus Magnus: een oefen-amfitheatertje.
Gemaakt door Lalupa, CC BY-SA 3.0,
koppeling.
Ten oosten van het Colosseum ten slotte staan iets lager dan de straat de overblijfselen van de Ludus Magnus, een de grootste gladiatorenschool van Rome, die
middels ondergrondse gangen met het Colosseum verbonden was. Het was door zijn ligging de bekendste van de vier gladiatorenscholen in de stad; de andere drie waren de
Ludus Dacicus, de Ludus Gallicus en de Ludus Matutinus; laatstgenoemde school was gespecialiseerd in de opleiding van wilde-dierenvechters. Alle vier de
scholen stonden onder leiding van procuratores, keizerlijke beambten uit de ridderstand; buiten Rome waren gladiatorenopleidingen doorgaans particulier bezit.
De bouw van deze school begon onder keizer Domitianus, maar werd pas voltooid onder
Hadrianus. Onder de arena van de Ludus Magnus zijn restanten van huizen uit de eerste eeuw n.C.
aangetroffen.
Het gaat om een rechthoekig gebouwencomplex, gemaakt van beton dat met baksteen was bekleed. De hoofdingang bevond zich aan de noordkant. Er waren op de begane grond veertien
vertrekken aan de lange kant en tien aan de korte, met daarboven één of twee verdiepingen. Ze moeten voor het grootste deel gefungeerd hebben als cellen voor de gladiatoren.
De veertien bewaard gebleven vertrekken meten ongeveer vier bij viif meter en waren waarschijnlijk bedoeld voor elk twee gladiatoren. Ook keizer
Commodus, die graag deelnam aan gladiatorengevechten, zou hier verbleven hebben. In het midden bevond zich een
binnenplaats met een klein amfitheater van 42 x 63 meter met acht rijen zitplaatsen voor circa drieduizend toeschouwers: het bekijken van de gladiatorentraining was namelijk een
populair tijdverdrijf in Rome, zoals tegenwoordig - vooral oudere mannen - graag trainingen van hun favoriete voetbalclub volgen. Toen de gladiatorengevechten in 404 werden
verboden, raakte de Ludus Magnus buiten gebruik en verviel sneller dan het Colosseum zelf. Onder de Banca Monti dei Paschi di Siena zijn de restanten van een ander
groot gebouw aangetroffen, waarschijnlijk het Armamentarium, waar de wapens van de gladiatoren werden opgeslagen. Het was begrijpelijkerwijs te gevaarlijk om die wapens in
de gladiatorenkazerne zelf te bewaren. Vanaf de zesde eeuw werd de locatie gebruikt als begraafplaats.
En… naast deze Ludus Magnus ligt Pizza Forum, waar je volgens kenners de lekkerste pizza van Rome krijgt; of die kenners het bij het rechte eind hebben, zullen wij
vanavond eens uitgebreid gaan controleren.
Terug naar de Romereis 2024. |
Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque. |
Naar de Situs Classicus. |