SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


Ostia Antica | Ostia antica (Oud-Ostia)




In boek VIII van de „Aeneis” - volgend jaar eindexamenpensum! - beschrijft Vergilius hoe Aeneas op zoek gaat naar bondgenoten in de komende strijd tegen Turnus, de koning van de Rutuliërs, een stam in Latium. De riviergod Tiberis verschijnt aan Aeneas en raadt hem aan om een bondgenootschap aan te gaan met Euander, een Griek die woont op de plaats waar vier en een halve eeuw later Rome gesticht zal worden. Vanuit Troje was Aeneas via allerlei omwegen aan land gegaan in Latium, ongeveer 60 km ten zuiden van Rome, op de plek waar tegenwoordig Lavinio-Lido di Enea ligt. Daarvandaan gaat hij scheep om naar Euander te varen en komt precies op deze plek aan land, waar tegenwoordig het restaurant Sbarco di Enea (Landing van Aeneas) ligt. Het verhaal speelt zich kort na de Trojaanse Oorlog af, dus rond 1200 v.C., maar door Euander een rondleiding door het toekomstige Rome te laten geven, kan Vergilius heel subtiel verwijzen naar keizer Augustus, de eigenlijke opdrachtgever van het boek en naar eigen zeggen een verre afstammeling van Aeneas; we zagen gisteren al een afbeelding van Aeneas op de Ara Pacis Augustae, ook zo’n mooi staaltje propaganda van de eerste keizer van het Romeinse Rijk.
Voor de mensen die niet in de gelukkige omstandigheid verkeren dat ze volgend jaar de
„Aeneis” mogen lezen, kan ik alvast verklappen dat de tweestrijd tussen Aeneas en Turnus goed afloopt, tenminste voor Aeneas; hij trouwt met Lavinia, de dochter van de koning van de Latijnen en sticht een nieuwe stad, die hij Lavinium noemt, het huidige Pratica di Mare.

De naam Ostia is afgeleid van het Latijnse woord ostium, monding: Ostia, de Portus Romae, ligt aan de monding van de Tiber. In Vergilius’ legende kwam Aeneas hier dus aan land, waar toen natuurlijk nog geen haven of stad lag; volgens Titus Livius (* ± 59 v.C. , † 17 n.C.) werd de plaats gesticht door Ancus Martius, de vierde koning van Rome, „die zijn heerschappij tot de kust uitbreidde, Ostia aan de monding van de Tiber stichtte en rondom zoutpannen liet aanleggen.”. Archeologen dateren het ontstaan van de stad in de vierde eeuw v.C., waarbij zij overigens niet uitsluiten dat hier al eerder een dorpje van zoutzieders lag. Ook Quintus Ennius (* 239 , † 169) en Marcus Tullius Cicero (* 106 , † 43 v.C.) noemen Ancus Martius als stichter van Ostia. De ontwikkeling van Ostia liep parallel met die van Rome: het was een oorlogshaven toen het Middellandse-Zeegebied werd veroverd en een handelshaven toen het zegevierende Rome zich economisch ontwikkelde. De Tiber maakte het transport van de in Ostia aan wal gebrachte waren mogelijk. Deze werden met door spannen ossen getrokken schuiten (helciariae) naar de miljoenenstad vervoerd.
Na de verwoesting door de troepen van Marius (voluit: Gaius Marius, * 157 , † 86; consul in 107, 104, 103, 102, 101, 100 en 86) in de burgeroorlog werd Ostia door Sulla (voluit: Lucius Cornelius Sulla Felix, * ± 138 , † 107; consul in 88 en 80, dictator van 82 tot 79) met een 2,5 km lange muur omgeven. Sinds de tijd van de republiek werd Ostia geregeerd door Romeinse quaestores, d.w.z. door bestuursambtenaren die tevens juridische bevoegdheden hadden.
In de vroege keizertijd groeide Ostia mee met de behoeften van Rome. Caligula liet een nieuwe waterleiding met loden pijpen aanleggen, waardoor ieder huis een eigen aansluiting op het water kreeg; Claudius liet de haven van Ostia uitbreiden en verplaatste de wacht daarheen, die niet alleen politiebevoegdheden had, maar tegelijkertijd ook als brandweer fungeerde. Nero liet de moerassen in de omgeving van Ostia droogleggen. Onder Trajanus werd ten noorden van de stad een groot, zeshoekig havenbekken aangelegd. De stad zelf kreeg onder Hadrianus een nieuw aanzien door grotere en mooiere straten en toegevoegde wijken; rond die tijd heeft ze vermoedelijk ongeveer 100.000 inwoners gehad. Woonhuizen, loodsen, zakenpanden, tempels, theaters en thermen besloegen een grondoppervlakte van ongeveer 100 hectare. In de kosmopolitische havenstad werden verschillende godsdiensten beleden, waarvan de heiligdommen zijn teruggevonden, zoals de oosterse erediensten van de Magna Mater, van Isis en van Serapis, van Jupiter Dolichenus en vooral van Mithras. Ook het christendom werd in Ostia geïntroduceerd. Een ruime synagoge uit de 1e eeuw bewijst bovendien hoe groot de joodse gemeenschap was.
De christelijke schrijver Minucius Felix (einde 2e, begin 3e eeuw) situeert de discussie tussen hemzelf, zijn geloofsbroeder Octavius Ianuarius en de heiden Caecilius, die zij proberen te bekeren, op het strand van Ostia tijdens een vakantie in het naseizoen: de dialoog „Octavius”. In de loop van de derde eeuw werd Ostia uitgeroepen tot bisdom. In 387 stierf de H. Monica (* 331 , † 387), moeder van de H. Augustinus (voluit: Aurelius Augustinus Hipponensis, * 354 , † 430), in een huis te Ostia, waar zij verbleef in afwachting van haar vertrek naar haar geboortegrond in Afrika.
Inmiddels had Ostia zich ontwikkeld tot een zelfstandige gemeenschap en daarom maakte Constantijn Ostia van Rome los, gaf het een eigen bestuur en liet de stad zijn eigen munten slaan. Tot in de 6e eeuw was Ostia een welvarende havenstad, maar daarna verloor het door de achteruitgang van het antieke Rome en door verzanding ook zijn betekenis als overslagplaats van waren voor de miljoenenstad. Havencomplex, waterleidingen en woonwijken raakten zienderogen in verval. Vanaf de tweede eeuw had zich rondom de zeshoekige haven van Trajanus een nieuwe stad ontwikkeld, Portus, die dichter bij Rome lag en iets verder landinwaarts, op dat moment nog niet zo’n last had van verzanding. Portus werd in de vierde eeuw eveneens uitgeroepen tot zelfstandig bisdom. Tot overmaat van ramp werd Ostia in de 7e eeuw ook nog eens geteisterd door een malaria-epidemie, hetgeen de doodsteek was voor de stad. Toen paus Gregorius IV de plaats Gregoriopolis stichtte op de plek van het huidige plaatsje Ostia Antica, was het antieke Ostia al nauwelijks meer dan een spookstad. Te vermelden valt nog de Slag bij Ostia in 849 tussen de Saracenen en de christelijke coalitie van Napolitaanse, Gaetaanse en pauselijke troepen onder leiding van paus Leo IV. Gisteren zagen wij in de Stanze di Raffaello het fresco van deze slag. In 1150 werd het bisdom Ostia samengevoegd met dat van Velletri (en die toestand duurde tot 1914, toen het Dioecesis Ostiensis-Veliterna weer werd gesplitst in twee diocesen (bisdommen)); het bisdom Portus was al in 1119 met dat van Santa Rufina samengevoegd tot Dioecesis Portuensis-Sanctae Rufinae. De samenvoeging van al die (voormalige) bisdommen is een belangrijke aanwijzing voor de ontvolking van deze streek.
Zoals alle antieke centra werd ook Ostia onbekommerd geplunderd door iedereen die op zoek was naar goedkoop bouwmateriaal. Zo is bijv. het beroemde Domplein van Pisa voor een belangrijk deel aangelegd met zuilen en bouwmateriaal uit het antieke Ostia, die in de 11e en 12e eeuw door de inwoners van Pisa gemakkelijk per schip kon worden opgehaald. In de 15e eeuw werd in Ostia een vestingtoren gebouwd en onder Sixtus IV liet diens neef, Giuliano della Rovere (de latere Julius II), door Baccio Pontelli (* ± 1450 , † ± 1494) tussen 1483 en 1486 het huidige fort - Rocca di Ostia - bouwen, aan de inrichting waarvan o.a. Jaopo Ripanda (* ? , † ± 1516) en Cesare da Sesto (* 1477 , † 1523) meewerkten.
Uiteindelijk heeft de rivier bij een grote overstroming in de 16e eeuw zijn loop naar het noorden verlegd, zodat Ostia Antica bijna 6 km van zee ligt. Het moderne Ostia (Ostia Lido) is gebouwd op de door verzanding nieuw ontstane kust en is slaap- en woonstad, maar ook strandbad.


De haven van Portus, zoals we die gisteren misschien wel hebben gezien in de lange Galleria delle Carte Geografiche in de Vaticaanse Musea.
Foto van Jason Urbanus, CC BY-SA 4.0, koppeling.


Ter herinnering nogmaals de Slag bij Ostia zoals we die gisteren zeker gezien hebben in de Stanze di Raffaello in de Vaticaanse Musea. Een beleefdheidje naar de opdrachtgever, Julius II, toe is de afbeelding van het in zijn opdracht gebouwd fort, dus pak ’m beet zes en een halve eeuw na de Slag bij Ostia.


Luchtfoto van de hexagonale (zeshoekige) haven (Portus) van Trajanus. Midden rechts daarvan ligt Ostia Antica, onderaan rechts de moderne stad Ostia.
Foto van Raboe001, CC BY-SA 3.0, koppeling.

Het systematische onderzoek naar de gebouwen en de topografie van het antieke Ostia begon aan het begin van de 19e eeuw onder paus Pius VII. Bijzonder, om niet te zeggen revolutionair aan deze opgraving was het feit dat de belangstelling daarbij van meet af aan minder uitging naar kunstschatten (die in vergelijking met Rome toch al schaars waren) dan naar de stedenbouwkundige opzet van de haven van Rome. De kern van het antieke Ostia, d.w.z. het gedeelte binnen de nog in de republikeinse tijd aangelegde stadsmuren, is in essentie onderzocht. Vooral onder Mussolini (* 1883 , † 1945) werd enthousiast opgegraven, zodat nu zo’n twee derde deel van de stad is blootgelegd. De nog weinig onderzochte buitengebieden reikten in het zuid¬oosten ongeveer tot achter de huidige Via del Mare, de snelweg naar Rome, en in het zuidwesten tot de autoweg naar het vliegveld (ongeveer langs de kustlijn zoals die in de oudheid liep).

Ook in Ostia was het verboden om doden binnen de stad te begraven; voor wij het opgravingsterrein via de Porta Romana betreden, banen wij ons een weg door de necropolis, de dodenstad langs de antieke uitvalsweg richting de Eeuwige Stad. We treffen hier verscheidene grafvormen, sarcofagen, een columbarium (urnenmuur) en een kapel aan.
Volgens de inscriptie op de basis van een standbeeld bij de Porta Romana werd het beeld, dat een imperator voorstelde, aan de keizer (Domitianus?) opgedragen door Acilius Glabrio, een burger van Ostia.
Als het qua terreingesteldheid enigszins mogelijk was, werden Romeinse steden aangelegd als een legerkamp, met kaarsrechte straten: het zogeheten schaakbordpatroon. De hoofdweg in de oost-west-richting van een kamp heette Decumanus Maximus, de hoofdweg die daarmee een hoek van 90° vormde, werd Cardo Maximus genoemd. Na de Porta Romana komen wij op de circa 1200 meter lange Decumanus Maximus.

Aan onze rechterhand liggen de Thermen van de Cisiarii (voerlui), een van de achttien openbare badhuizen van de stad. Mooi en leerzaam is het mozaïek in het koudwaterband (frigidarium) met scènes uit het dagelijks leven in Ostia, zoals wagens getrokken door muildieren of muilezels en allerlei zeewezens. Veel groter en interessanter zijn een eindje verderop, eveneens rechts van ons, de tweede-eeuwse Thermen van Neptunus, vanwege hun prachtige zwart-wit-mozaïeken, die de inspiratie vormden voor de mozaïeken op het Foro Italico, dat in de jaren ’30 onder Benito Mussolini werd aangelegd. In de centrale ruimte zien we het huwelijk tussen Amphitrite en Neptunus, de god van de zee, herkenbaar aan zijn drietand en het span tritons; hij is ook de god van de zeevarenden en de badenden in het algemeen. Om hem heen zwemt zijn gevolg van zeegodheden, tritons, schaaldieren, vissen en putti op dolfijnen.


Mozaïek in de Thermen van de Cisarii.


Mozaïek in de Thermen van Neptunus.


Achter de Thermen van Neptunus ligt de twee verdiepingen tellende Castra Vigilium (politie- en brandweerkazerne); de grote zaal aan de westzijde (tegenover de ingang) werd in de eerste eeuw n.C. veranderd in een Caesareum, d.w.z. een ruimte die gewijd was aan de cultus van de keizer als de hoogste superieur van de stadswacht van Ostia. De mozaïekvloer is versierd met offertaferelen en langs de achterwand van de zaal zijn nog de bases van verscheidene keizerstandbeelden te zien.
Naast de kazerne loopt de „Via della fontana” terug naar de Decumanus; het straatje dankt z’n naam aan de bewaard gebleven openbare fontein. Net als in bijvoorbeeld Pompeii hebben de archeologen, wanneer ze de oorspronkelijke naam van een straat of huis niet weten, namen gegeven op grond van een opvallend uiterlijk kenmerk. Ze hadden het straatje ook kunnen noemen naar de kroeg van Fortunatus, waar op het vloermozaïek te lezen staat: Dicit Fortunatus: vinum cratera quot sitis bibe (Fortunatus zei: drink zoveel wijn als je wilt uit dit vat).
Aan de overkant van de Decumanus zijn de grote Horrea Hortensii te zien. Dit grote pakhuis uit de eerste eeuw heeft een binnenplaats met zuilengalerij en winkels. Het ruitvormige metselwerk, dat de Romeinen van de eerste eeuw v.C. tot de tweede eeuw n.C. gebruikten en opus reticulatum noemden, is hier goed te zien. Een hier gevonden inscriptie, die de naam C. Caninus (een winkeleigenaar?) vermeldt, is de oudste die tot dusver in Ostia is gevonden (tweede eeuw v.C.). De gevel aan de straatzijde werd gevormd door een brede zuilenhal, van waaruit de klanten toegang hadden tot de opslag- en zakenruimten.

Aan de noordzijde van de Decumanus vormde het Griekse Theater met de daarachter liggende „Piazzale delle Corporazioni” (op het kaartje gelatiniseerd: Forum Collegiorum) een van de centra van de stad. Ostia heeft, verbazingwekkend genoeg voor een Romeinse stad, alleen maar een Grieks en geen amphitheater. Misschien werd het Griekse Theater ook gebruikt voor circusspelen. Zoals de inscriptie boven de oostelijke omgang vermeldt, werd het bakstenen gebouw onder Agrippa (voluit: Marcus Vipsanius Agrippa, * 63 , † 12 v.C.), de schenker van het Pantheon, opgericht (12 v.C.) en onder Septimius Severus en Caracalla gerenoveerd.
Rond het „Plein van de Corporaties” liep een zuilengalerij waarin zeventig handelsinstellingen met contacten over de hele wereld waren gevestigd. Op de mozaïeken staan de deviezen en emblemen van de kooplieden, zodat te zien is welk beroep zij uitoefenden en waar zij vandaan kwamen: onder hen bevonden zich graanwegers, breeuwers, touwslagers en reders, afkomstig uit Alexandrië, Arles, Narbonne, Carthago enz. De tempel in het midden, waarvan het podium (25 x 11 m) en twee zuilen over zijn, was hetzij gewijd aan Ceres, hetzij aan Annona Augusta, de tot godin verheven Keizerlijke Voedselvoorziening, want Ostia was een vestiging van de Annona, de afdeling belast met de bevoorrading van Rome.


Castra Vigilium met rechtsboven nog net zichtbaar het theater.


Mozaïeken met afbeeldingen van schepen overheersen in en om de „Piazzale delle Corporazioni”: de Tiber liep in de oudheid vlak langs deze zuilengalerij.


Het ten westen van het Theater gelegen „Mitreo delle Sette Sfere” („Mithraeum van de Zeven Sferen”) is van de veertien tot dusver ontdekte heiligdommen van de stad datgene dat het best bewaard is gebleven. De cultus van Mithras, de lichtgod van het oosten, is in de Romeinse wereld op zijn laatst sinds de eerste eeuw n.C. wijd verbreid. De volgelingen van de stier dodende god hielden hun bijeenkomsten in de regel in ondergrondse, in een lange rechthoek aangelegde cultusruimten, waarin langs de lange wanden banken stonden voor de rituele offermaaltijden. Het „Mitreo delle Sette Sfere” - de naam is afgeleid van de zeven bogen (d.w.z. hemelse sferen die op een van de mozaïeken te zien zijn) - bij het theater van Ostia vormt een van de zeldzame voorbeelden van een bovengrondse cultusruimte, die verder echter de gebruikelijke vorm heeft. De put in het midden van de ruimte diende voor het opvangen van het tijdens de initiatieriten vergoten offerbloed. Aan de wanden (mozaïeken aan de podia) zijn voorstellingen van de fasen van de initiatie en de symbolen van de cultus te zien, de opgaande en de ondergaande zon in de gestalte van twee lampendragende geniën, de planeten en tekens van de dierenriem.
Recent onderzoek naar de veertien Mithraea van Ostia laat zien dat er drie, waaronder dat van de „Zeven Sferen”, gebouwd zijn ten tijde van de adoptiefkeizers (96 t/m 192), vier in de tijd van de Severische keizers (196 t/m 235) en maar liefst zeven in de periode van cde soldatenkeizers (235 t/m 285). Het lijkt er dus op dat het mithraïsme tot het einde van de derde eeuw steeds populairder werd en een geduchte concurrent was van die andere, „nieuwe” godsdienst: het christendom. Niet eens het feit dat keizer Constantijn zich in de vierde eeuw tot het christendom bekeerde, maar vooral het feit dat vrouwen niet waren toegelaten tot de Mithrascultus, maar wel tot het christendom, lijkt uiteindelijk de doorslag te hebben gegeven in het voordeel van het christendom. De eerste eeuwen na Christus werd de geboorte van Jezus niet gevierd, maar wel zijn opstanding (daarom is Pasen theologisch gezien nog steeds het belangrijkste christelijke feest) en toen men tegen het begin van de vierde eeuw Kerstmis begon te vieren, kwam met uit op de datum van 25 december, de dag waarop Mithras in de Perzische godsdienst geboren was. In welk jaargetijde Jezus daadwerkelijk geboren is, staat niet vast, maar zeker is dat dat niet in de winter was: volgens de diverse evangeliën begon het allemaal met een volkstelling en de Romeinen waren heus niet zo gek om een dergelijke census, waarbij iedereen zich moest melden in zijn geboorteplaats (zo kwamen Josef en Maria immers terecht in Bethlehem), te houden in het koudste jaargetijde.

En niet alleen die datum namen de christenen over van het mithraïsme: eind vierde, begin vijfde eeuw werden het Mithraeum van de Thermen van Mithras overbouwd door een kleine christelijke kerk, een gebruik dat je wel vaker ziet. Denk nog maar eens aan de San Clemente, eveneens gebouwd op een oud Mithraeum. We zien hier de apsis van deze kerk, ook oratorium genoemd.

Het zgn. Domus Dianae – genoemd naar een in het interieur gevonden reliëf met de voorstelling van Diana, de godin van de jacht – is evenals de overige huizen aan de „Via di Diana” een goed geconserveerd voorbeeld van een antieke huurkazerne. Een insula van de stad is hier samengevoegd tot één groot gebouw, waarvan twee van de eertijds vier verdiepingen nog zichtbaar zijn. Langs de voorgevel loopt boven de benedenverdieping met winkelruimten een balkon, dat dienst deed als ruimtebesparende gang in de open lucht. In het interieur bevindt zich rond een relatief kleine binnenplaats een compacte serie van meestal vensterloze ruimten. Twee ruimten met altaar en banken hebben vermoedelijk gefungeerd als bij het huis behorend Mithraeum. De problemen voor de bevolking waren toen al dezelfde als die we nu kennen: opgeschroefde huren en slechte bouwkwaliteit; de senaat heeft herhaaldelijk gepoogd een halt toe te roepen aan speculaties in de bouw.

We komen nu bij het Forum, het eigenlijke religieuze en politieke centrum van de stad. Opvallend is het Capitolium, de grootste tempel van Ostia, die in de tweede eeuw n.C. gebouwd werd en gewijd aan de „Capitolijnse triade” Jupiter, Juno en Minerva. De marmeren bekleding is al lang verdwenen; maar we zien wel nog indrukwekkende resten van baksteen en een trap die naar de voorhal leidde. Het altaar voor de trap is gedeeltelijk herbouwd.

Het forum, dat in dezelfde 2e eeuw werd uitgebreid, was omringd door een zuilengalerij; enkele zuilen zijn nog over. Aan het einde van het plein staat de Tempel van Roma en Augustus uit ca. 50 n.C., een groots en vroeger met marmer bekleed bouwwerk. Het getuigt van de trouw van Ostia, de eerste Romeinse kolonie, aan het gezag van Rome; de tempel bevatte oorspronkelijk ook het cultusbeeld van Roma Dominatrix: Roma als amazone die met haar voet op de wereld steunt.

Net als in alle Romeinse steden stond op het Forum een Basilica; dit prachtige gebouw, dat gebruikt werd voor openbare gelegenheden en met name als hal voor de rechtspraak, bestond uit een grote, rechthoekige zaal met een luxueuze vloer van veelkleurig marmer, en een daaromheen lopende zuilengalerij, vergelijkbaar met die van de grote basilieken van het Forum Romanum. Van de luxueuze decoratieve vormgeving en de kwaliteit van de verwerkte materialen getuigen een groot aantal fragmenten van de marmeren lijsten, lisenen (verticale, enigszins uit de muur springende stroken zonder voetstuk of bekroning) met Korinthische kapitelen en putti met festoenen vol vruchten, die naar de stijl te oordelen in de tijd van Antoninus Pius ontstaan zijn.
Links van de tempel, op de hoek tussen het forum en de Decumanus, lag de Curia, de raadszaal met een kleine zuilenhal en een podium voor de redenaars. Verder lag op het forum nog een thermopolium, waar warme wijn en hapjes werden verkocht.
Naast het forum lagen de latrinae oftewel het openbare toilet, gek genoeg gelegen in de zuidoosthoek van het hoofdkantoor van het gilde van de bouwondermers; de zetel van dit gilde werd gedurende de heerschappij van Hadrianus gebouwd. De ligging, zo dicht bij het forum, geeft aan dat dit gilde erg belangrijk was in Ostia. Verder waren er ook winkels in het gebouw aanwezig. De latrinae zijn vanuit de Via della Forica te bereiken; ze werden in de vierde eeuw gebouwd ter vervanging van twee winkeltjes; de bouwmeesters zullen wel aardig verdiend hebben aan het toilet, in ieder geval meer dan aan de oorspronkelijke winkeltjes: pecunia non olet. Er zijn twintig marmeren zitplaatsen en een klein bassin; uit de aanwezige gaten in de drempels kunnen we afleiden dat er twee draaideuren waren, zodat de toiletgasten nog enige privacy hadden tijdens hun bezoek aan de wc. Ten oorsten van dit gebouw was een groot bassin dat de latrines, de rest van het gebouw en de Thermen van het Forum van water voorzag.

De latrines liggen, in verband met die watervoorziening heel praktisch vlak naast dad badgebouw uit de tweede eeuw, met uitbreidingen in de vierde eeuw. Men betrad het complex aan de noordzijde, vanaf de Decumanus, en kwam eerst in het frigidarium, het koudwaterbad. De grotendeels weer overeind gezette zuilen van de rechthoekige zaal met twee grote bassins geven een indruk van de pracht van het badhuis. Van daaruit ging men naar de vier volgende ruimten, die verwarmd konden worden. De eerste daarvan, met een elliptische vorm en banken langs de wanden, was vermoedelijk een sudatorium (stoombad, niet ongelijk aan de Finse sauna). In de laatste zaal bevinden zich de kuipen voor het warme bad, het caldarium.

Ten westen van het forum staat het Augusteum, ook wel de Tempio Rotondo (Ronde Tempel) genoemd; deze werd aan het begin van de derde eeuw gebouwd voor de publieke cultus der imperatoren. Voor een ronde tempel ziet het ding er op onderstaande foto wel erg vierkant uit, moet ik eerlijk bekennen. Maar dat is slechts schijn: via een groot plein (41 x 35 m) en een breed bordes met brede trappen dat bijna vier meter boven het maaiveld uitsteekt, kwam men in een (hier niet zichtbare) ronde koepelzaal van zestien meter doorsnee, die was versierd met drie rechthoekige en vier halfronde, door marmeren zuilen geflankeerde aediculae, waarin standbeelden der imperatoren stonden. Er zijn in situ twee beelden teruggevonden: een van Severus Alexander en een van Gordianus III. Die laatste is mogelijk degene die de tempel heeft laten bouwen. Dat de Tempio Rotondo zo groot is en vlakbij het forum stond, laat zien dat het gebouw en dus keizercultus erg belangrijk waren, zeker in een tijd - derde eeuw - waarin allerlei „nieuwe” godsdiensten in het Romeinse Rijk geïntroduceerd werden, waarvan vooral het joden- en het christendom opvielen vanwege de exclusiviteit van hun ene, montheïstische god. Aanhangers van deze twee godsdiensten kenden geen compromissen en waren dus ook totaal niet bereid om te offeren aan de genius van de keizer.

Een van de oudste tempels in Ostia is de Tempel van Hercules, gebouwd tussen 225 en 175 v.C. Het podium van tufsteen met acht treden leidt naar de hexastyle pronaos (het voorportaal met zes zuilen aan de voorzijde); in de cella zijn nog enkele mozaïeken (mogelijk) uit de derde eeuw n.C. te zien. In de tempel is ook de basis van een standbeeld bewaard gebleven, maar dan uit de beginperiode: een door een zekere P. Livius, een vrijgelatene, aan Hercules gewijd beeld; op de basis staat een inscriptie, de oudste inscriptie in marmer van heel Ostia. In de pronaos staat ook een marmeren standbeeld van een rustende blote man: blijkens de inscriptie gaat het om Gaius Cartilius Poplicola, een van de belangrijkste magistraten in de tweede helft van de eerste eeuw v.C. in Ostia:

C[aius] CARTILIVS C[ai] F[ilius]
DVOVIRV TERTIO POPLICOLAE

Gaius Cartilius, zoon van Gaius,
voor de derde keer duumvir, Poplicola

Duumviri waren de twee hoogste magistraten in de staeden van Italië en hun koloniën. Op de inscriptie is duidelijk te zien dat het woord iterum (voor de tweede keer is vervangen door tertio; ook de naam Poplicola („Vriend van het volk”) is later toegevoegd door een beeldhouwer die in zijn jeugd niet echt goed had opgelet toen op school Latijnse grammatica werd uitgelegd: de dativusvorm slaat nergens op. Het kan niet over een offer voor Poplicola gaan, want de naam Gaius Cartilius Poplicola komt op nog drie andere inscripties uit Ostia voor, waarvan eentje - die gedateerd moet worden tussen 10 en 1 v.C. - meldt dat de goeie man inmiddels als voor de achtste keer duumvir is.


De Thermen van Mithras.


Het weer rechtopgezette Mithrasbeeld uit de Thermen van Mithras Ik heb de christelijke kerk die hier eind vierde, begin vijfde eeuw overheen werd gebouwd al laten zien; de christelijke kerkbouwheren hadden het Mithrasbeeld heel oneerbiedig in een put gegooid.


De Terme dei Sette Sapienti (Thermen van de Zeven Wijzen) vorm een geheel met twee grote huizen, het Huis van de Wagenmenners en het Huis van Serapis; dat betekende echter wel dat de Thermen niet rechtstreeks van buiten bereikbaar waren: het apodyterium (kleedruimte) kon je bereiken via het Huis van Serapis. De grote ronde hal met een mozaïek met een diameter van van 12 meter - afgebeeld zijn plantenmotieven en jachtscènes met vijftien jagers - had een koepel; volgens de Nederlandse archeologe Thea Heres zou deze hal oorspronkelijk een markthal zijn geweest die later is veranderd in een frigidarium (koudwaterbad). Het gebouw dat dateert uit de tweede eeuw is genoemd naar de fresco’s van (vier van) de Zeven Wijzen in een van de kleinere ruimtes; deze kamer, in gebruik als latrine, was onderdeel van een ouder gebouw uit de tijd van de Flavische keizers (69-96), maar de fresco’s zijn geschilderd in de vroege tweede eeuw. De zeven wijzen leefden allemaal rond 600 v.C.; de vier bewaard gebleven fresco’s laten in het Grieks de namen en hun geboorteplaatsen zien: ΣΟΛΩΝ ΑΘΗΝΑΙΟΣ (Solon uit Athene), ΘΑΛΗΣ ΜΕΙΛΗΣΙΟΣ (Thales uit Milete), ΧΕΙΛΩΝ ΛΑΚΕΔΑΙΜΟΝΙΟΣ (Chilon uit Sparta) en [Βίας] ΠΡΙΗΝΕΥΣ (Bias uit Priene). De andere drie, Κλεόβουλος ὁ Λίνδιος (Cleobulus uit Lindus), Πιττακός ὁ Μυτιληναίος (Pittacus uit Mytilene) en Περίανδρος ὁ Κορίνθιος (Periander uit Korinthe) zijn spoorloos verdwenen. Eronder staan in het Latijn enkele toespelingen op de bezigheden in de latrine: VT BENE CACARET VENTREM PALPAVIT SOLON (Solon wreef over zijn buik om goed te kunnen kakken), DVRVM CACANTES MONVIT VT NITANT THALES (Thales adviseerde degenen die met moeite kunnen kakken harder te drukken) en VISSIRE TACITE CHILON DOCVIT SVBDOLVS (De sluwe Chilon leerde hoe men zonder op te vallen een scheet kan laten). Dit fraais is, eveneens in het Latijn, aangevuld met wat ordinaire graffiti, precies zoals men ze ook tegenwoordig op wanden van openbare toiletten - en helaas ook elders - tegen zou kunnen komen: VERBOSE TIBI NEMO DICIT DVM PRISCIANV(s) (?) (u)TARIS XYLOSPHONGIO NOS (? a) QVAS (Niemand zal jou een lesje leren, Priscianus, zolang jij de stok met spons gebruikt), AGITA TE CELERIVS PERVENIES (Druk hard, dan zul je eerder klaar zijn) en meer van dat soort fraais.

Een eindje verderop vinden we de Caupona (bar) van Helix en Alexander. Het gebouw zelf dateert uit de tijd van Antoninus Pius, maar de bar is er pas in de tweede eeuw in gevestigd. In die tijd is een nieuw mozaïek met o.a. de namen Alexander en Helix aangebracht bovenop een ouder, Antonijns mozaïek. Het zou beroemde twee oud-atleten kunnen gaan, die een bar hadden gekregen voor bewezen diensten, zoals voetballers bij ons vroeger vaak een sigarenzaak kregen als ze met voetbalpensioen gingen: Aurelius Helix was de beroemdste pankratist van zijn tijd, d.w.z. gedurende de regering van Heliogabalus. Het pankration was de gevaarlijkste Olympische vechtsport, een combinatie van klassiek worstelen en boksen, zonder al te veel regels. Alexander zou in dat geval Caius Perelius Aurelius Alexander kunnen zijn die we uit andere inscripties uit die tijd kennen: het hoofd van de belangenvereniging van atleten in Rome.

Mozaïek van danseressen uit de Bar van Helix en Alexander.
In onze tijd, met een overdaad aan foto’s en selfies, kan het nogal eens voorkomen dat je een snel genomen, minder geslaagde foto of een foto waarop iemand in een gekke pose afgebeeld is, meteen wist (of juist niet ...), maar het maken van een mozaïek duurt veel langer, dus je mag toch in alle redelijkheid verwachten dat er tijd genoeg is om na te denken over wat je afbeeldt: wat die linker danseres aan haar achterwerk heeft hangen, zal wel iets heel onschuldigs zijn, maar het ziet er wel nogal onsmakelijk uit ...
🤢

En weer een stukje politiek: het Caseggiato dei Molini (Flatgebouw van de Molenstenen) was in 1870 al gedeeltelijk opgegraven door Carlo Ludovico Visconti (* 1818 , † 1894) en Pietro Ercole Visconti (* 1802 , † 1880); Rome, Ostia en omstreken behoorden op dat moment nog tot de Kerkelijke Staat met de paus als staatshoofd, maar op 20 september 1870 nam koning Victor Emanuel II Rome in en Ostia ressorteerde nu onder de nieuwe Italiaanse staat. Op een loden waterpijp in de buurt was een stempelafdruk met de naam Aquilina aangetroffen, dus het huis werd „Huis van Aquilina” genoemd, zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Pas tussen 1913 en 1916 werden de opgravingen voortgezet door Raffaele Finelli (* ? , † ?) en Guido Calza (* 1888 , † 1946). Het gebouw bleek aangelegd te zijn ten tijde van de regering van Hadrianus en bestond uit enkele winkeltjes, twee grote voorraadhallen en enkele kamers. Een paar decennia later werd het flink verbouwd en gedurende de heerschappij van Septimius Severus nog een keer. Tegen het einde van de derde eeuw vonden er nog enkele belangrijke wijzigingen plaats, waarbij bassins, ovens, molenstenen, kneed„machines” en vloeren van basaltblokken werden aangelegd: een duidelijk teken dat het gebouw inmiddels was verandered in een bakkerij.
Het kan nauwelijks toeval zijn dat aan de andere kant van de Via dei Molini, precies tegenover dit Huis van de Molenstenen, al sinds de tijden van Claudius de grote horrea, de grootste graansilo’s van heel Ostia, lagen, hoewel er aan de westkant van de horrea geen deuropening was.

Molenstenen, zoals we ze kennen uit „SPQR”, les 26: „Pistrina”.

Eindelijk, daar is hij dan: de Tiber!
In de goede oude tijd, toen iedereen in Italië en ver daarbuiten nog gewoon Algemeen Beschaafd Latijn sprak, was de loop van de rivier iets anders: de Tiber stroomde, zoals we op het plattegrondje hierboven kunnen zien, vlak achter de
„Piazzale delle Corporazioni” en het museum annex souvenirwinkel, maar nu moeten we iets verder lopen eer we de rivier in ons vizier krijgen.

Buiten dat museum zien we o.a. deze prachtige derde- of vierde-eeuwse sarcofaag, afkomstig uit Portus. Op de naar ons toegekeerde zijkant zien we drie aedicula (nissen) met mensen erin. V.l.n.r. zijn dat: een gesluierde bruid met een slavin die een kistje vasthoudt of overhandigt; in het midden de dextrarum iunctio (het elkaars handen vasthouden; helaas zijn die handen nou nét niet bewaard gebleven) van het overleden echtpaar; rechts de echtgenoot die in gesprek is met een bebaard figuur, mogelijk de Genius Senatus. Op het deksel ligt het echtpaar. De sarcofaag is onvoltooid, maar ook in deze staat prachtig, nietwaar?

Van al die verhalen over badhuizen hebben wij natuurlijk zin gekregen om zelf te badderen; omdat dat hier in Ostia Antica al eeuwen niet meer mogelijk is, keren wij op onze schreden terug naar de Porta Romana en vandaar naar het stationnetje om onze reis te vervolgen naar Ostia Lido, voor een frisse duik in het deel van de Middellandse Zee dat hier Tyrreense Zee heet.
Elk land heeft zijn eigen gekkigheden. Een van de gekkigheden van Italië is het verschijnsel dat de meeste stranden betaalde stranden zijn: ze horen bij hotels of restaurant, of je kunt een strandstoel huren voor een tientje; en dat bedrag is nog van vóór de laatste onzinnige inflatie. We hebben dus de keuze tussen: stappen of lappen. Ach, wij Nederlanders staan toch wijd en zijn bekend als gierig, dus we kiezen voor stappen: we lopen vanaf het station een eindje zuidwaarts tot we bij het stuk strand waar je gratis je eigen badlakentje mag uitspreiden zijn gekomen. We hebben per slot van rekening uren de tijd om uit te rusten van dit stukje wandeling 🌞.




Terug naar de Romereis 2024.

Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website