SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


Santi Quattro Coronati | Vier Heiligen met de Kronen




Plattegrond van de Santi Quattro Coronati

Legenda:

  1   ingangspoort
  2   Romaanse klokkentoren
  3   eerste binnenplaats
  4   oorspronkelijke ingang van de kerk
  5   Kapel van de H. Silvester
  6   tweede binnenplaats
  7   ingang van de Kapel van de H. Silvester
  8   huidige ingang van de kerk
  9   Matronea (vrouwenafdeling)
10   apsis en koor
11   Kapel van de H. Barbara
12   kloostergang

De kerk (8, 9 en 10) ligt in een versterkt twaalfde-eeuws klooster (aan het eind van de tweede binnenplaats, 6), dat deel uitmaakte van een vesting die het Lateraan, de residentie van de paus, moest beschermen tegen mogelijke aanvallen van de adellijke families vanuit hun burchten op de Palatijn en in het Colosseum. De klokkentoren boven de poort (2) is een voormalige verdedigingstoren. Daarachter liggen twee door muren omgeven binnenplaatsen van het klooster, dat eens aan pausen en heersers bescherming bood en tegenwoordig door de Zusters der Barmhartigheid geleid wordt. De ontwikkeling van de grote stad ging aan het tegen een helling van de Caelius gelegen klooster voorbij, waardoor het zijn middeleeuwse sfeer heeft behouden.

Het is niet duidelijk aan welke vier heiligen de kerk is gewijd. Er is sprake van vier soldaten die de marteldood stierven, maar er bestaat ook een verhaal over vier (of vijf?) beeldhouwers uit Pannonië (nu West-Hongarije) die weigerden een afgodsbeeld te vervaardigen en daarop de marteldood stierven. Volgens een door paus Leo IV opgestelde lijst van martelaren zou hun stoffelijk overschot in de crypte van deze kerk zijn bijgezet. De van oorsprong vroeg-christelijke kerk uit de vierde eeuw werd door diezelfde Leo IV verbouwd, maar in 1084 door de troepen van de Normandiër Robert Guiscard (* 1015 , † 17 juli 1085, hertog van Apulië en Calabrië en van Sicilië) in brand gestoken. Paschalis II liet in 1111 op de ruïnes een veel kleinere kerk bouwen, korter en zonder zijbeuken. In de 15e eeuw onder een zekere kardinaal Cardiglio werd ze tot haar huidige vorm uitgebreid en in 1915 nogmaals gerestaureerd. Van de 12e tot de 15e eeuw werd deze gebruikt door benedictijnen. In de 16e eeuw kwam de kerk in handen van augustijner zusters.

Het weerbare karakter van een versterkte vesting komt ook in het driebeukige interieur met de houten vrouwengalerijen en zoldering; de kerk zelf is donker, omdat er weinig vensters zijn; antieke zuilen van verschillende dikte scheiden de beuken van elkaar. De naar ons gevoel te brede apsis heeft nog deel uitgemaakt van de oude kerk, waarvan het middenschip even breed was als nu het middenschip en de zijbeuken samen. In de 17e eeuw werd de apsis versierd met stucwerk en muurschilderingen van Giovanni da San Giovanni (* 20 maart 1592 , † 9 december 1636). Deze stellen de geschiedenis van de Vier Gekroonden (quattro coronati) naar wie de kerk genoemd is voor en, aan het gewelf, de apotheose van alle heiligen. Tegen de linker pijler van de triomfboog staat een 15e-eeuws tabernakel met verfijnd, deels verguld beeldhouwwerk. De fresco’s eromheen dateren uit de 17e eeuw. De kerk zelf heeft de onvermijdelijke Cosmatenvloer, verder enkele 14e-eeuwse votief-fresco’s aan de binnenvoorgevel en de daarop aansluitende wanden; onder het dak zien we een 16e-eeuws cassetteplafond.


Onder het portaal tussen de twee binnenplaatsen voor de kerk ligt de Cappella di San Silvestro (5); deze kapel uit de 13e eeuw bezit een wonderlijke verzameling fresco’s in een zeer ongekunstelde stijl. De zeer interessante fresco-cyclus van 1246 beeldt de geschiedenis van keizer Constantijn en paus Silvester I uit. In de bovenste zone boven de deur is de tronende Christus te zien, geflankeerd door Maria, Johannes de Doper en de apostelen. In de onderste strook de uitbeelding in taferelen: Constantijn heeft lepra gekregen en troost de bezorgde moeders; in een droom verschijnen Petrus en Paulus aan hem; Constantijn stuurt boden naar paus Silvester; op de berg Soracte wacht de paus de boden af; Silvester laat Constantijn de afbeeldingen van de apostelen aanbidden; de doop geneest de keizer van de lepra; Constantijn schenkt Silvester het pauselijke diadeem en een schimmel; de keizer voert Silvester als heerser naar Rome.
De vertelling is gebaseerd op een legende, want Constantijn liet zich pas kort voor zijn dood dopen. Maar deze legende over de eerste christelijke keizer, die het christendom verhief tot Romeinse staatsgodsdienst en zich zeer inzette voor de bouw van kerken, was van elementaire betekenis voor de opvatting die de pausen hadden aangaande hun eigen positie, die ze boven die van de wereldlijke heerser stelden. Met de overhandiging van het keizerlijke diadeem, voorgesteld in de vorm van de middeleeuwse tiara, wordt een toespeling gemaakt op de zgn. „schenking van Constantijn” (constitutum Constantini). Volgens een vervalst document uit de achtste eeuw heeft Constantijn na zijn genezing en doop zijn ambtstekenen en het West-Romeinse Imperium vermaakt aan paus Silvester en zich in Constantinopel teruggetrokken. De tekst, waarvan men in de 15e eeuw inzag dat het een vervalsing was, luidt: „Het is niet passend dat een wereldlijk keizer daar heerst, waar het vorstendom der priesters en het hoofd der religie van een hemelse keizer hun zetel hebben ontvangen.” Het document legde tevens het primaat van de bisschop van Rome vast, verklaarde de Salvatorkerk bij het Lateraan tot hoofdkerk der christenheid en het paleis in het Lateraan tot zetel der pausen. Doorslaggevend was evenwel de aanspraak op de pauselijke opperheerschappij over de wereldlijke heersers in Europa: dit wordt vooral duidelijk in het laatste tafereel, waarin de paus te paard zit, maar de keizer te voet is en het paard van Silvester naar Rome begeleidt. Deze „rosdienst” van Constantijn gaf het voorbeeld voor het pauselijk ceremonieel. Het is kenmerkend dat deze cyclus ontstond in de tijd dat Friedrich II aanspraak liet gelden op de kerkelijke staat.
Daar tegenover is de Ontdekking van het H. kruis door keizerin Helena (voluit: Flavia Julia Helena (Augusta), Helena van Constantinopel of Sint-Helena, * ± 248 , † ± 329; zij was de moeder van Constantijn I de Grote) afgebeeld. Een inleidend tafereel laat het wonder met de stier zien, dat voortkwam uit een dispuut tussen Joodse leraren en Silvester in het bijzijn van de keizer en zijn het Joodse geloof aanhangende moeder Helena. Na een tot niets leidend theologisch debat bewees een Joods magiër de macht van zijn god door een wilde stier iets in het oor te fluisteren dat de naam van God moest zijn, waarop de stier loeide en stierf. Silvester legde uit dat de naam van de duivel alleen maar kon doden, maar dat de naam Gods doodde en weer levend maakte. De magiër kon het dier niet meer tot leven wekken, maar de paus wel. Hij fluisterde de stier de naam van Jezus in het oor, waarop het dier opstond en verder kalm en tam was. Onder de indruk gekomen ging Helena over tot het christelijke geloof, trok naar het Heilige Land en zocht naar het kruis van Christus. Qua stijl maken de fresco’s vanuit een modern standpunt bezien een wat stijve indruk, omdat in verhalende taferelen het ontbreken van perspectief sterk opvalt. Het ging de kunstenaars van die tijd echter alleen om de duidelijkheid van het verhaal, niet om een exacte weergave van de natuur. Het nu primitief lijkende schilderwerk komt dus geenszins voort uit onvermogen.

Deze kapel (ook wel Oratorium van Sint-Silvester genoemd) is voor de meeste mensen reden om deze kerk te bezoeken. Wij komen hier echter vooral om even uit te rusten van deze eerste, vermoeiende dag in Rome en alle opgedane indrukken te verwerken, Dat doen wij mijmerend in de kloostergang (12), volgens kenners een van de meest sfeervolle monumenten van Rome.
De kleine, door dubbele zuiltjes gedragen bogen werden aan het begin van de 13e eeuw gebouwd. De bladkapitelen behoren in Rome tot de vroegste van hun soort. In het midden staat een fontein die is gemaakt van een waskuip uit de tijd van Paschalis II.

Tot slot wil ik jullie een met deze plek verbonden legende, die in de dertiende eeuw opdook, niet onthouden.
Paus Leo IV stierf op 17 juli 855 en werd opgevolgd door Benedictus III. Maar volgens enkele complotdenkers zou Leo IV al eerder zijn gestorven of zou Benedictus III een fictief persoon zijn geweest. Een in Mainz uit Engelse ouders geboren jongedame, een zekere Johanna, besloot zich als man voor te doen om zo een kerkelijke carrière op te bouwen. Die carrière zou haar al snel - onder de naam Johannes VIII - op de troon van Sint-Petrus hebben gebracht. Een dergelijke middeleeuwse demonstratie van gendergelijkheid moest natuurlijk wel in een tragedie eindigen: bij het bestijgen van een paard tijdens een processie zou zij, vlak achter de Santi Quattro Coronati, van een baby zijn bevallen. De zogenaamde pausin Johanna zou vervolgens door de woedende menigte ter dood zijn gebracht door steniging.
Deze legende, die als eerste door Anastasius Bibliothecaris (* ± 810 , † 878/800; onder de naam Anastasius III tegenpaus van 855 tot 869) zou zijn bedacht om de legitimiteit van de echte paus Benedictus III te ondergraven, zou door de eeuwen heen aanleiding hebben gegeven tot de traditie dat aan het eind van elk volgend conclaaf de geslachtsdelen van de nieuw gekozen paus werden gevoeld om zijn mannelijkheid te verifiëren. Van tijd tot tijd dook de legende weer op, zoals tijdens de reformatie, om de katholieke kerk in een kwaad daglicht te stellen. In Nederland zelfs nog in 1843, waar de legende werd verdedigd door de Leidse hoogleraar N. C. Kist, hetgeen al snel weerlegd werd. Ach, het is een grappig verhaal dat de aanleiding is geweest tot diverse romans en zelfs films, maar al met al niet echt geloofwaardig.




Terug naar de Romereis 2024.

Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website