SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE
La Basilica di San Clemente | De Basiliek van Sint-Clemens
Deze kerk werd al in de vierde eeuw gesticht als titulus in het huis van een christen. Een titulus was oorspronkelijk een soort schuilkerk, zoals we die uit de Nederlanden
kennen, gevestigd in het huis van een rijke christen of sympathisant. Deze particuliere huizen gingen langzaam dienst doen als kerk: domus ecclesia. Hierin werden langzamerhand
alle functies van de steeds groeiende kerk ondergebracht; daarmee werd de domus ecclesia feitelijk het laagste organisatorisch niveau van de jonge kerk. Ook de toegevoegde
geestelijken woonden er. Later ging het eigendom over naar de kerk.
Omdat het naambordje (titulus) van de eigenaar niet werd verwijderd, werd het gebouw aangeduid met titulus, gevolgd door de naam van de eigenaar en later, in de vijfde
eeuw, door de naam van een martelaar of heilige. Dit leidde ook wel eens tot legendevorming: de eigenaar werd een heilige.
Dat laatste is met de San Clemente slechts ten dele het geval: de basiliek is direct gewijd aan de H. Clemens,
een van de eerste opvolgers van Petrus; het huis was in de eerste eeuw in het bezit geweest van Titus Flavius Clemens,
geen familie van de gelijknamige paus, maar wel een neef van keizer Domitianus en vooral ook een van de eerste
hooggeplaatste Romeinen die zich tot het christendom had bekeerd.
Het is dus een van de oudste basilieken van Rome. Nadat de kerk in 1084 door de Noormannen was verwoest, begon paus
Paschalis II een nieuwe kerk te bouwen op de ruïnes van de oude. Hierdoor ontstond de unieke situatie van twee kerken
bovenop elkaar; dat is nog niet eens alles, want onder de vierde-eeuwse kerk bevindt zich ook nog eens een Romeinse woonlaag met een Mithraeum.
Het interieur van de bovenkerk laat nog het basilicale grondplan uit de twaalfde eeuw zien, met drie schepen die door antieke zuilen van verschillende herkomst van elkaar worden
gescheiden. De eenheid wordt echter verstoord door wat barokke stucversieringen en aanpassingen uit de 18e eeuw (plafond en frescos).
Het marmeren meubilair is bijzonder mooi: in de schola cantorum, waar de zangers stonden, staan een 12e-eeuwse paaskandelaar en uit dezelfde tijd daterende sobere ambonen
(lessenaars op het priesterkoor), waar liturgische teksten werden voorgelezen; het hek tussen de schola cantorum en het koor komt uit de oorspronkelijke basiliek en dateert uit
de zesde eeuw. Het zogeheten Cosmatenwerk op de vloer (12e eeuw) is een van de best bewaard gebleven voorbeelden daarvan in Rome. Onder Cosmatenwerk wordt meestal verstaan:
intarsia (inlegwerk) in marmer, waarbij grote en kleine stukjes anders gekleurde natuursteen in geometrische patronen ingelegd worden, zoals dat vooral vanuit Rome in de
romaanse kunst in marmer toegepast werd. Helemaal zuiver is deze omschrijving niet, want eigenlijk verwijst de term naar het werk van de leden van de Cosma-familie. Dezen werden
zo bekend omdat ze met zeer velen waren, enkele eeuwen lang de toon aangaven, hun werk vaak heel opvallend signeerden en niet in de laatste plaats omdat ze topkwaliteit leverden.
Deze steen- en beeldhouwers maakten beeldhouwwerk dat tot het beste uit de romaanse kunst in Italiïe behoort. Een aantal leden van deze familie Cosma werkte ook als architect, maar het
bekendst zijn toch de vloeren in Cosmatenwerk geworden. Wie het helemaal correct wil doen, gebruike de term marmorari romani (marmerwerkers uit Rome), die ook op
niet-Cosmaten slaat, want vanaf de twaalfde eeuw zijn er in Rome verscheidene mozaïekwerkersfamilies van Griekse afkomst in Rome actief; behalve de familie Cosma waren dat vooral de
Torriti en de Vassalletti. Deze decoratiestijl, die in Rome gedurende de hoge en late middeleeuwen overheerste, is ontleend aan Byzantijns-oosterse voorbeelden. Goud en veelkleurige
(op edelsteen lijkende) glasgloed verlenen de architectuur een bovenaardse schoonheid, maar ook bovenaardse werkelijkheid in theologische zin: volgens de kerkgeleerden van met name
de twaalfde eeuw zijn ook de muren van het hemelse Jeruzalem, waarvan het aardse kerkgebouw een getrouwe afbeelding moet vormen, uit edelstenen opgetrokken.
Het onbetwiste hoogtepunt van de bovenkerk is het prachtige kleurenmozaïek in de apsis, dat uit de 12e eeuw stamt. Het heeft een rijke symboliek en is zeer gevarieerd van stijl.
In de halfkoepel is de kruisiging afgebeeld tegen een achtergrond van rankwerk met allerlei kleine motieven in de decoratieve stijl van de eerste mozaïekwerkers; vanaf de voet van
het kruis groeien ornamenteel gevormde wijnranken, die voorstellingen van mensen, dieren en fabelwezens omsluiten: de hele wereld wordt aangeraakt door de loten van het kruishout,
waarnaar ook het opschrift Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken verwijst. Aan weerszijden van het kruis, waarop twaalf duiven de apostelen symboliseren, staan
Maria en Johannes de Doper. Erboven is het paradijs uitgebeeld als een schitterende kleurenwaaier, waaruit de hand van God de kroon aan Zijn Zoon aanreikt. Onder de kroon zijn
drinkende herten te zien, symbool van hen die gedoopt willen worden, en mensen aan het werk. De herten drinken uit de vier rivieren van het Bijbelse paradijs, die onder het kruis
ontspringen. In de fries onder de halfkoepel zijn – net als in de SS. Cosma e Damiano – lammeren te zien, komend uit Jeruzalem en Bethlehem (symbool van het Oude en het
Nieuwe Testament) om het Lam Gods te aanbidden.
Onder het apsismozaïek is een fresco van het einde van de 14e eeuw bewaard, waarop Christus samen met Maria en de twaalf apostelen naast elkaar zijn afgebeeld, dat helaas voor een
deel aan het zicht wordt onttrokken door het ciborium; dat is een altaaroverkapping van metaal, hout of steen die op vier zuilen rust en de vorm heeft van een omgekeerde
drinkbeker of soms ook wel van een baldakijn; oorspronkelijk was zon ciborium bedoeld als bescherming van het altaar, maar al snel werd het meer als versiering
toegepast, maar in de San Clemente staat het ding eigenlijk alleen maar in de weg.
Het mozaïek boven de triomfboog vertoont Byzantijnse invloeden. De profeten Jeremia en Jesaja (boven de twee steden) kondigen de triomf van God aan, in de gedaante van de zegenende
Christus, omringd door de evangelistensymbolen. Tussen de profeten en Christus staan twee martelaren: Clemens met zijn martelwerktuig (een boot) wordt vergezeld door Petrus (rechts)
en Laurens, met zijn voeten op het rooster, wordt vergezeld door Paulus (links).
|
|
Bij al dit moois wordt de even prachtige als beroemde Catharinakapel (Cappella di Santa Caterina), rechts van de huidige ingang van de kerk, wel eens vergeten. De kapel is
zo beroemd vanwege de frescos van Masolino da Panicale (pseudoniem van Tomaso di Cristoforo Fini, * ± 1383 , 1447). Van de primitieven heeft Masolino de voorliefde
voor verfijnde dingen en gezichten en voor zachte kleuren overgehouden, terwijl de invloed van de vroege Renaissance zich uit in het zoeken naar een duidelijk afgebakende ruimte,
hetgeen te zien is aan de architectonische indeling in de voorstelling van de Annunciatie (Aankondiging aan Maria dat zij zwanger is van de Zoon Gods) boven de boog bij de
ingang van de kapel. Links van de boog staat de H. Christoffel die het Christuskind draagt. In de kapel zelf zijn op de linkermuur scènes uit het leven van de H. Catharina van
Alexandrië afgebeeld, op de achtermuur de Kruisiging en rechts, maar nogal beschadigd, episoden uit het leven van de H. Ambrosius, de beroemde kerkvader en bisschop van Milaan
(* 399 , 4 april 397). Wie meer wil zien van Masolini en zijn leerling Tommaso di Ser Giovanni Casai, bijgenaamd Masaccio (d.w.z. Sloddervos, omdat hij zo met schilderen
bezig was, dat hij zich niet om persoonlijke hygiëne bekommerde 🤢; * 21 december 1401 , 1428) en ooit in Florence is, moet voor de aardigheid eens een kijkje nemen
in de Brancacci-Kapel in de Santa Maria del Carmine; wie niet in de gelegenheid is om af te reizen naar Florence, moet zich troosten met een drieluik van beide heren in de
Basilica di Santa Maria Maggiore, hier in Rome.
De linker wand van de Cappella di Santa Caterina: scènes uit het leven van de Heilige Catharina van Alexandrië, door Masolino da Panicale (1425-1431).
© foto: Maltaper, CC BY-SA 4.0,
koppeling.
|
|
De achterwand van de Cappella di Santa Caterina: de kruisiging van Jezus, door Masolino da Panicale en Masaccio (1428-1430).
© foto: Sailko, CC BY-SA 4.0,
koppeling. |
De rechter wand van de Cappella di Santa Caterina: scènes uit het leven van de Heilige Ambrosius, door Masolino da Panicale (1425-1431).
© foto: Maltaper, CC BY-SA 4.0,
koppeling.
|
|
De Cappella di San Cirillo (1882-1886).
© foto: Orthodox Christianity Then And Now (https://www.johnsanidopoulos.com/). |
In de rechterzijbeuk, naast het hoofdaltaar, bevindt zich een kapel, die pas in 1882-1886 is aangelegd, de Cappella di San Cirillo; hierin bevinden zich de relikwieën van de
Sint-Cyrillus, een van de twee apostelen van de Slaven en uitvinders van het Cyrillische alfabet. Het stoffelijk overschot van deze heilige bevond zich van oudsher in deze kerk, recht
onder deze kapel. De kapel is niet alleen gewijd aan deze H. Cyrillus, maar ook aan zijn kompaan Sint-Methodius en trekt tot op de dag van vandaag vele Russisch-orthodoxe pelgrims;
de kans is niet denkbeeldig dat we hier oog in oog komen te staan met een heuse pope of zelfs een Russisch koortje. In de kapel bevindt zich ook een tamelijk beroemd schilderij van
de H. Maagd van Giovanni Battista Salvi da Sassoferrato (* 1605 , 1685).