SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


L’Arcibasilica Papale di San Giovanni in Laterano |
De Sint-Jan van Lateranen



De naam van de wijk waarin deze basiliek ligt, is ontleend aan de familie der Lateranen; in de tijd van keizer Nero wordt deze familie beroofd van haar bezittingen, maar onder Septimius Severus krijgt ze alles terug. In een van de huizen van deze familie aan de huidige Via dell’Amba Aradam woonde Fausta, de zus van keizer Maxentius en echtgenote van keizer Constantijn, de eerste keizer die zich katholiek liet dopen. In haar huis hield paus Miltiades het concilie van 313, een van de eerste officiële vergaderingen van bisschoppen; in de loop der tijden zouden hier nog vijf concilies gehouden worden, voor het laatst in 1512, toen paus Julius II de suprematie van de Kerk van Rome nogmaals bevestigde.
De basiliek San Giovanni in Laterano is de eigenlijke kathedraal van Rome (de paus is naast hoofd van de katholieke kerk en staatshoofd van Vaticaanstad ook bisschop van Rome en dit is zijn bisschopskerk) en wordt „Moeder en Hoofdkerk van alle kerken van de stad en de wereld” genoemd.
Nadat keizer Constantijn zijn rivaal en zwager Maxentius bij de Pons Milvius had verslagen, trok hij op 28 oktober 312 in een triomftocht Rome binnen en beval onmiddellijk een eind te maken aan de christenvervolgingen. Op de plek waar de kazerne van Maxentius’ lijfwacht stond, liet Constantijn de basiliek bouwen, officieel ter ere van het Edict van Milaan in 313, waarin de keizers Licinius en Constantijn godsdienstvrijheid voor het gehele Romeinse rijk afkondigden: zo wiste hij de sporen van zijn vijand Maxentius uit en eerde hij tegelijkertijd het christendom: met recht twee vliegen in één klap! Vanaf 314 (paus Silvester I) totdat de pausen naar Avignon uitweken (1309), was het gebouwencomplex, bestaande uit een paleis, een basiliek en een baptisterium (doopkapel), de officiële pauselijke residentie. De basiliek - door Constantijn gewijd aan Christus de Verlosser, maar sinds paus Sergius III aan Johannes de Doper én Johannes de Evangelist - werd diverse malen verwoest, o.a. door de barbaren (in de 5e eeuw), door een aardbeving (in 896) en door een brand (in 1308). De huidige basiliek stamt uit de baroktijd, maar in totaal hebben twintig pausen, van Leo I tot Leo XIII de basiliek herbouwd, gerestaureerd en uitgebreid.




Paus Pius IX had in 1860 een oproep aan de gehele katholieke wereld gedaan om ongehuwde mannen tussen de zestien en veertig te zenden, om hem bij te staan bij de verdediging van zijn grondgebied tegen de troepen van Giuseppe Garibaldi (* 4 juli 1807 , † 2 juni 1882), die de Kerkelijke Staat, waarvan de paus het staatshoofd was, in het kader van de Risorgimento wilde inlijven in het nieuw gevormde Koninkrijk Italië. Ongeveer 11.000 mannen vanuit de hele wereld reageerden op die oproep. Vanuit Nederland werden 3181 mannen ingeschreven; zij kwamen uit alle delen van het land (behalve Limburg); het centrale verzamelpunt was Oudenbosch. Vandaar vertrokken zij per trein naar Brussel, waar ze werden geregistreerd en een medische keuring kregen. De Limburgse zoeaven meldden zich in Maaseik, vanwaar ze per trein naar Brussel gingen. Van Brussel uit ging de reis per trein naar Marseille, vandaar per boot naar de haven van Civitavecchia en opnieuw per trein naar Rome. In totaal duurde de reis vanuit Oudenbosch zeven dagen, inclusief 48 uur in weer en wind op het open bovendek van de veerboot. Ongeveer zevenhonderd Nederlandse zoeaven overleefden de inname van Rome door de nationalisten van Garibaldi op 20 september 1870; bij thuiskomst in Nederland bleek dat ze hun Nederlandse nationaliteit kwijt waren geraakt en het was voor hen als statenlozen bijzonder moeilijk om aan werk te komen. Als herinnering aan de inspanningen van de Nederlandse zoeaven werd in Oudenbosch tussen 1867 en 1880 de Basiliek van de Heiligen Agatha en Barbara gebouwd door Pierre Cuypers (* 16 mei 1827 , † 3 maart 1921). De basiliek is een verkleinde kopie van de Sint-Pieter in Rome; het front is echter gek genoeg een kopie van de Sint-Jan van Lateranen, eveneens in Rome, in 1892 gebouwd door Gerard van Swaaij (* 22 juni 1867 , † 6 januari 1945). Vóór de basiliek werd in 1911 een monument opgericht ter herinnering aan de gevallen zoeaven tijdens de strijd om de Kerkelijke Staat; centraal daarin staat paus Pius IX, met aan zijn voeten een omgekomen zoeaaf.
En hoe liep het af met de paus? Welnu, deze trok zich mokkend, omdat hij zijn Kerkelijke Staat was kwijtgraakt aan het één geworden Koninkrijk Italië én omdat het Rooms-Katholieke geloof niet langer de staatsgodsdienst was in dit deel van het land, terug binnen de muren van het Vaticaan. Dat gold niet alleen voor Pius IX, maar ook voor zijn opvolgers Leo XI, Pius X, Benedictus XV en Pius XI. Laatstgenoemde, geboren als Achille Ratti, sloot op 11 februari 1929 in het Lateraanse Paleis - gelegen naast de Sint-Jan van Lateranen - een concordaat met de Italiaanse regering onder de fascistische dictator Benito Mussolini (* 29 juli 1883 , † 28 april 1945), waarna Vaticaanstad op 7 juni 1929 (de datum van de ratificatie van het Verdrag van Lateranen) een onafhankelijke staat werd met de paus als staatshoofd en het Rooms-Katholicisme de staatsgodsdienst van het Koninkrijk Italië, dat vanaf 12 juni 1946 tot op de dag van vandaag overigens een republiek is. In 1984 beëindigde de
socialistische premier Bettino Craxi (* 24 februari 1934 , † 19 januari 2000; premier van 1983 tot 1987) de status van het Rooms-Katholicisme als officiële religie van Italië.
Zoek de verschillen tussen beide basilieken.

De oude basiliek van Sint-Jan van Lateranen werd in februari 897 het toneel van een van de griezeligste en onsmakelijkste taferelen uit de geschiedenis van het christendom. Gedurende de middeleeuwen en renaissance was de functie van paus vooral een politieke: achtereenvolgens de keizers van Byzantium, het (Heilige) Roomse Rijk en Frankrijk bepaalden wie er paus mnocht worden. Paus Formosus bood echter weerstand aan de nieuwbakken keizer Guido van Spoleto; Formosus stierf op 4 april 896, maar zijn lichaam, dat begraven was in de oude Sint-Pieter, werd in februari 897, bijna een jaar na zijn dood, op bevel van paus Stephanus VI (VII) - daartoe aangezet door Guido’s zoon en echtgenote Lambert resp. Ageltrude - opgegraven en berecht in een schijnproces dat de geschiedenis in zou gaan als de Kadaversynode; het lijk werd, nog steeds gekleed in pauselijke gewaden, op een troon in de San Giovanni in Laterano geplaatst; Stephanus VI (VII) trad persoonlijk op als aankager; afgezien van de algemene decadentie van gewoonten en moraal, zelfs van de kant van de hoogste kerkelijke autoriteiten, kan de enige plausibele verklaring voor een dergelijke macabere handelwijze worden gevonden in de Germaanse gerechtelijke procedure, die bij de viering van een proces de aanwezigheid vereiste van het corpus delicti en die daarom in dit bijzondere geval ook de aanwezigheid van een lijk toestond; alle officiële daden die Formosus als paus had verricht werden tijdens de Kadaversynode ongeldig verklaard en de drie vingers van zijn rechterhand waarmee hij wijdingen had verricht, werden afgehakt; zijn lichaam werd opnieuw begraven, maar even later nogmaals opgegraven en in de Tiber gegooid; het lijk dreef drie dagen lang en legde in die tijd zo’n dertig kilometer af, meegesleurd door de stroming van de rivier, totdat het aanspoelde op een oever bij Ostia, waar het werd herkend door een monnik - men zei natuurlijk dat hij daarheen was geleid door een visioen van de overleden paus -, opnieuw begraven zolang Stefanus VI (VII) leefde; in december werd de verblijfplaats medegedeeld aan Stephanus’ opvolger Romanus, wiens opvolger Theodorus II het lichaam opnieuw op liet graven en weer in de Sint-Pieter bijzetten, ditmaal definitief.

Le Pape Formose et Etienne VII van Jean-Paul Laurens (* 1838 , † 1921), wiens werk doorgaans een sterke afkeer tegen de gevestigde kerkelijke macht en monarchie uitdrukt. Een thema als de Kadaversynode was koren op ’s mans molen.

De huidige voorgevel van de basiliek van de Sint-Jan van Lateranen, die zo sterk lijkt op de voorgevel van de Basiliek van de Heiligen Agatha en Barbara in Oudenbosch, is van de hand van Alessandro Galilei (* 1691 , † 1736) in opdracht van paus Clemens XII; het contrast tussen de donkere, lege ruimten en de lichte zuilen is adembenemend. Boven zien we een hele schare heiligen, die de hemel in lijken te preken, met in hun midden Jezus Christus, Johannes de Doper en Johannes de Evangelist.
In het portaal vinden we een standbeeld van keizer Constantijn, afkomstig uit de Thermen van de Quirinalis. Ook „tweedehands” zijn de bronzen deuren, die in 1656 van de Curia Iulia op het Forum Romanum naar deze basiliek zijn verhuisd; rond de deurvleugels werd in 1660 een strook aangebracht met de sterren uit het wapen van paus Alexander VII.

In de loop der tijden heeft de basiliek uiteraard de nodige veranderingen ondergaan, zodat het voor ons heel moeilijk is om ons een beeld te vormen van het grondplan van de oude basiliek van Constantijn. Tegenwoordig bestaat dat grondplan uit vijf beuken en een transept, in de barok geheel opnieuw ingericht. De enorme afmetingen van de kerk en het redelijk eenvoudige stucwerk zorgen ervoor dat wij ons heel klein voelen in de overweldigende en wellicht ook een beetje kil aandoende ruimte van 100 meter lang en 65 meter breed. We hebben de afgelopen dagen al zoveel gezien in Rome, maar ik hoop toch dat jullie je het verschil tussen de twee kerkjes San Carlino alle Quattro Fontana (met het witte ovale plafond) van Francesco Borromini (* 1599 , † 1667) en de Sant’Andrea al Quirinale (met het drukke, bonte ovale plafond) van zijn grote concurrent Gian Lorenzo Bernini (* 1598 , † 1680) voor de geest kunnen halen; welnu, het interieur van de Sint-Jan van Lateranen is van Borromini, dat verklaart natuurlijk veel.

  1

Porta Santa (Heilige deur)

  2

portaal

  3

standbeeld van Constantijn

  4

Cappella Corsini

  5

Cappella Santorio

  6

Cappella Lancelotti

  7

middenschip, omzoomd door beelden van de twaalf apostelen

  8

confessio met de graftombe van Martinus V

  9

baldakijn

10

fresco waarop Bonifatius VIII het jubeljaar 1300 aankondigt, toegeschreven aan Giotto di Bondone (* 1276 (?) , † 1337)

11

Cappella Torlonia

12

Cappella Massimo

13

Museo Storico Vaticano (Historisch Museum van het Vaticaan)

14

Palazzo Lateranense (Paleis van het Lateraan)

15

voorportaal met standbeeld van Hendrik IV

16

Portico di Sisto V (Porticus van Sixtus V)

17

transept

18

Cappella del Sacro Sacramento

19

chiostro (kruisgang, ook wel kloostergang genoemd)

20

koor met apsis

21

sacristie

22

Museo della basilica (Museum van de basiliek)

23

Cappella di San Giovanni Evangelista (Kapel van Sint-Johannes de Evangelist)

24

Cappella di San Venanzio (Kapel van de Heilige Frater Venantius 😉).

25

Cappella delle Sante Rufina e Seconda (Kapel van de Heiligen Rufina en Secunda) en Cappella dei Santi Cipriano e Giustina (Kapel van de Heiligen Cyprianus en Justina)

26

Cappella di San Giovanni Battista (Kapel van de Sint-Johannes de Doper)

27

baptisterium (doopkapel)


De indeling van middenschip en vier zijbeuken is, zoals gezegd, afkomstig van Francesco Borromini (* 1599 , † 1667). Paus Urbanus VIII had de voltooiing van de Sint-Pieter toevertrouwd aan Gian Lorenzo Bernini (* 1598 , † 1680), maar Urbanus’ opvolger Innocentius X wilde natuurlijk ook een prestigieus bouwwerk nalaten, dus die gaf rond 1650 Bernini’s eeuwige rivaal Borromini de opdracht om de Sint-Jan van Lateranen te renoveren of zeg maar gerust: compleet te herbouwen. Waar Bernini echter van Urbanus VIII min of meer de vrije hand kreeg en de barokke kunst op een overweldigende manier kon integreren in de aanwezige oudere renaissancistische bouwstijlen, moest Borromini zich schikken naar de wensen van Innocentius X, die het plafond van de basiliek per se wilde behouden. De pilaren van het middenschip, die de antieke zuilen vervingen, zien er daardoor erg gedrongen uit: hierop had dus eigenlijk het gewelf dat Borromini in gedachten had, moeten rusten, maar nu ziet het eruit alsof het plafond de pilaren plat dreigen te drukken. Het plafond, een werk van leerlingen van Michelangelo (voluit Michelangelo Buonarroti, * 1475 , † 1564), was in 1562 in opdracht gegeven door paus Pius IV en vijf jaar later voltooid onder Pius V, wiens wapen op het plafond te zien is aan de kant van het koor; Pius VI liet het eind achttiende eeuw restaureren en liet zijn wapen eveneens achter op het plafond, maar dan aan de kant van de hoofdingang.

De vooruitstekende aediculae (nissen) van donker marmer die Borromini in de pilasters aanbracht, doen enigszins afbreuk aan de basreliëfs en ovale medaillons erboven, maar de laat-barokke beelden van de twaalf apostelen die begin achttiende eeuw door Camillo Rusconi (* 1658 , † 1728; vier stuks), Pierre Legros (* 1666 , † 1719; twee stuks), Pierre-Étienne Monnot (* 1657 , † 1733; twee stuks), Giuseppe Mazzuoli (* 1644 , † 1725) , Francesco Moratti (* 1669 , † 1719) , Lorenzo Ottoni (* 1648 , † 1736) en Angelo de Rossi (* 1671 , † 1715) (elk één apostelbeeld) in de aediculae zijn geplaatst, maken veel goed. Borromini had zijn aediculae omzoomd met colonnetten van groen gespikkeld marmer, die in de antieke basiliek tussen de zijbeuken hadden gestaan. Op elke aedicula bracht hij een fronton aan met daarop de duif uit het wapen van zijn opdrachtgever Innocentius X. En daarboven zijn voorstellingen uit het Oude en het Nieuwe Testament in basreliëf gebeeldhouwd door Alessandro Algardi (* 1598 , † 1654) en zijn assistenten en daar weer boven ovale medaillons met de profeten. Allemaal mooi en aardig, maar de aandacht wordt toch vooral getrokken door de meer dan levensgrote beelden van de apostelen.

De overgrote meerderheid van de Griekse en Romeinse bevolking kon niet of nauwelijks lezen of schrijven. Daarom is men er in de kunst al vroeg toe overgegaan om antropomorfische goden vaste attibuten te geven, zoals Zeus met z’n adelaar en bliksemschicht: we kennen de belangrijkste goden en hun attibuten inmiddels. Stel je voor dat verliefd bent en dus aan de godin van de liefde wilt offeren, maar je weet door je analfabetisme niet welke tempel van die godin is, dus met een beetje pech offer je nou net aan de godin van de oorlog, dan heb je toch een serieus probleem. In de eerste eeuwen van onze jaartelling bekeerden zich vooral veel mensen uit de onderste sociale klassen tot het christendom en dat is exact dezelfde reden waarom de apostelen, sommige heiligen en zelfs sommige pausen vaste attributen hebben meegekregen. Kijk je even mee of je alle apostelen in de San Giovanni in Laterano kunt herkennen? Maar let op: net zoals bijvoorbeeld bij de Griekse en Romeinse goden en godinnen worden zelden of nooit alle beschikbare attributen gebruikt; om het makkelijker te maken heb ik daarom de in deze basiliek gebruikte attributen gecursiveerd.

Andreas

Sint-Andreaskruis

Bartholomeüs

mes, afgeslagen hoofd en vel, schriftrol

Filippus

T-vormig kruis, brood en vis, draak, slang

Jacob de Meerdere

Sint-Jacobsschelp, pelgrimsstaf

Jacob de Mindere

boek, staaf, hoedenmakersboog

Johannes

adelaar, boek, ganzenveer, slang in een kelk

Judas Thaddeus

hellebaard

Mattheus (ex: Levi)

oude man met witte baard, boek, munten

Paulus (ex: Saulus)

zwaard

Petrus (ex: Simon)

sleutels, haan, boek, omgekeerd kruis

Simon de Zeloot

zaag, bijl, knots, boek

Thomas

speer, winkelhaak, vinger in het gat in Jezus’ hand

Inderdaad, de apostel die Jezus verraadde, Judas Iskariot, staat er niet bij. Na diens zelfmoord en na de kruisdood van Jezus kwam Paulus de gelederen versterken.
Beginnend vanaf de deur wandelen we even met de klok mee:



Simon (Moratti)


Bartholomeüs (Legros)


Jacobus minor (De Rossi)


Johannes (Rusconi)



Andreas (Rusconi)


Petrus (Monnot)


Paulus (Monnot)


Jacobus maior (Rusconi)



Thomas (Legros)


Filippus (Mazzuoli)


Mattheüs (Rusconi)


Thaddeüs (Ottoni)

Een tweede rondgang door de kerk maken we eveneens met de klok mee. Links van de ingang vinden we een tamelijk grote kapel, de Cappella Corsini, in de vorm van een Grieks kruis, een zeer verfijnd werk van Alessandro Galilei (* 1691 , † 1736), die ook de voorgevel van de basiliek ontwierp. In de kapel is paus Clemens XII, een telg van de Corsini-familie, begraven, samen met twee andere Corsini’s; verder zien we een urn van purperkleurige steen, afkomstig uit het Pantheon en een handjevol allegorische beelden uit de 18e eeuw, waarvan het mooiste de Pietà van Antonio Montauti (* 1685 , † 1740) is. Paus Clemens is een van de maar liefst 22 pausen die in deze basiliek begraven is, van Johannes XII tot Leo XIII.
Over de bouw en inrichting van de Cappella Santorio deed Onorio Longhi (* 1569 , † 1619) maar liefst elf jaar, van 1599 tot 1610. Ze werd gebouwd om het grafmonument van kardinaal Giulio Antonio Santorio (* 1532 , † 1602) te huisvesten. Boven het altaar en tussen de zuilplinten bevindt zich een heiligdom voor de Madonna delle Grazie (Onze Lieve Vrouw van Genade); verder zien we een schilderij van diezelfde Madonna met Kind tussen de Heiligen Laurentius en Sebastianus, toegeschreven aan de school van de beroemde Umbrische schilder Perugino (eigenlijk Pietro Vannucci, * ± 1450 , † 1523).
De derde grote kapel naast het linker schip is de Cappella Lancelotti, een mooie, sober ingerichte kapel, gewijd aan Sint-Franciscus van Assisi. De kapel is gebouwd onder leiding van Francesco da Volterra (* 1585 , †), maar in 1674 ingrijpend gerestaureerd door Giovanni Antonio de Rossi (* 1616 , † 1695). Het altaar is van polychroom marmer op een achtergrond van rode jaspis. Boven het altaar zien we een prachtig verguld metalen retabel (altaarstuk: dat kan een beeldhouwwerk of een schilderij zijn) met reliëfs van het heuvel Golgotha, waar Jezus gerkuisigd werd, de apstelen en de werktuigen van het lijdensverhaal; aan weerszijden staan ​​vergulde vliegende engelen: de een houdt een kruis vast en de ander een palmtak.

We treffen in de vier zijbeuken ook talloze biechtstoelen aan, waar we in alle beschaafde talen van de wereld onze zonden kunnen opbiechten. Van oudsher zijn dat natuurlijk Duits, Engels, Frans en Italiaans (in alfabetische volgorde, hoor, niet in volgorde van het aantal zonden), die op de biechtstoelen zelf staan aangegeven. De laatste decennia kan men er ook in andere talen terecht, waaronder natuurlijk ook het Nederlands, maar die talen worden slechts op A4’tjes genoemd.


De Duitse biechtstoel. Net als artsen hun artsengeheim hebben, hebben priesters hun biechtgeheim, dus we kunnen onze kleine en grote zonden met een gerust hart aan de dienstdoende priester toevertrouwen. Mits wij onze gehele zonde opbiechten, berouw tonen en het voornemen hebben ons leven te verbeteren, verleent de priester ons absolutie (vrijspraak) met de woorden Ego te absolvo a peccatis tuis in nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti. Amen („Ik ontsla u van uw zonden in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen”, gelukkig nog steeds in het Latijn, om het belang van deze mooie, oude taal nog maar eens te onderstrepen).


We knielen op een van de twee bankjes aan weerszijden en biechten de priester die in het midden zit, onze zonden op gedempte toon op door het raamwerkje. De priester zit daar in het donker en kijkt in het licht dat door het raamwerk naar binnen valt en ziet van ons alleen een silhouet, hetgeen natuurlijk van belang is om een onpartijdige absolutie te kunnen verlenen. Wij kijken door het raamwerk het donker in, dus van de priester zien wij vrijwel niets, maar we horen hem wel en we wachten geduldig op de letterlijk verlossende woorden Ego te absolvo ...


In de rechter zijbeuk wordt een bijgewerkt fragment van een fresco (nr. 10), waarop paus Bonifatius VIII het jubeljaar 1300 aankondigt, toegeschreven aan Giotto di Bondone (* 1276 (?) , † 1337).
Tussen die rechter zijbeuk en het portaal bevindt zich een deur, die meestal gesloten is: alleen een Heilige Jaren wordt deze porta santa geopend. 2024 is geen Heilig Jaar, dus ook wij kijken tegen een gesloten deur aan.
Rechts van de rechter zijbeuk zien we ook weer twee kapellen: de muren van de Cappella Torlonia (nr. 11) zijn bekleed met rode steen. Er is een hoge dado (dat is het onderste deel van een muur, vaak bekleed met een houten of stenen lambrisering schrootjes) van rood marmer, een stuk muur in geel en een sub-fries onder het hoofdgestel in groen. De vloer bestaat uit „taartpunten” van polychroom marmer, die samenkomen bij een groot rond rooster van gekruld bronswerk dat uitkomt in de grafcrypte eronder. De muren zijn versierd met goudkleurig stucwerk en witte Korinthische zuilen. Quintilliano Raimondi (* 1794 , † 1848) ontwierp de kapel in opdracht van prins Alessandro Torlonia (* 1800 , † 1886). Helaas is de kapel altijd en eeuwig gesloten, maar wel met bijzonder sierlijke en gewelfde bronzen hekken van Giacomo Luswergh (* 1819 , † 1891). Dit is een van de laatste kapellen die voor een adellijke familie in Rome zijn gebouwd.
De tweede kapel naast de rechter zijbeuk is de Cappella Massimo (nr. 12). De kapel is gewijd aan de Kruisiging en werd tussen 1564 en 1570 ontworpen door Giacomo della Porta (* 1532 , † 1602) in opdracht van een zekere Faustina Massimo. Het altaarstuk is een olieverfschilderij van Girolamo Siciolante de Sermoneta (* 1521 , † ± 1580), dat de Kruisiging laat zien.
Links van deze kapel is de ingang naar het Paleis van Lateranen (nr. 14), dat voor ons gesloten blijft, maar dat op 11 februari 1929 wel zijn deuren opende voor de man met hetzelfde aerodynamische kapsel als ik: Benito Mussolini (* 1883 , † 1945), die hier het Verdrag van Lateranen sloot met paus Pius XI, waarbij Vaticaanstad een onafhankelijk staatje werd met de paus als staatshoofd en het Rooms-Katholicisme de staatsgodsdienst van Italië. Tot de ballingschap van de pausen in Avignon (1309 - 1377) was dit paleis de pauselijke residentie, maar omdat het paleis in 1308 was afgebrand, moest paus Gregorius XI, toen hij in 1377 uit Avignon terugkeerde, in het Vaticaan gaan wonen. Sindsdien bevindt zich de pauselijke residentie in het Vaticaan. De paus is niet alleen het hoofd van de Katholieke Kerk en staatshoofd van Vaticaanstad, maar ook bisschop van Rome. Zijn bisschoppelijke kerk is de San Giovanni in Laterano en zijn bisschopszetel staat nog steeds in deze basiliek. Sixtus V liet twee eeuwen na de terugkeer van de pausen naar Rome de resten van het oude Lateraanse Paleis slopen en Domenico Fontana (* 1543 , † 1607) in 1586 een nieuw gebouw neerzetten, dat als pauselijke zomerresidentie diende totdat het Quirinaalpaleis die functie in de zestiende eeuw overnam. Naast het palseis bevindt zich ook nog een Museum van het Vaticaan (nr. 13). Tegenwoordig zetelt het Vicariato, met aan het hoofd de paus (in zijn hoedanigheid als bisschop van Rome), in dit paleis. Door Fontana is de eretrap uit het voormalige paleis opnieuw gebruikt; volgens de traditie zou het dezelfde trap zijn als die van het paleis van Pontius Pilatus in Jeruzalem, waarover Jezus Christus zou hebben gelopen, reden waarom hij de Scala Santa heet en waarom gelovigen hem bestijgen op hun knieën.


Ondertekening van het Verdrag van Lateranen ...


... maar in de kranten werd deze wereldberoemde foto, waarop Pius XI en Benito Mussolini gezellig zitten te keuvelen, gepubliceerd.


Als tegenhanger van het sobere middenschip van de kerk (nr. 7) fungeert het overdadig met fresco’s, marmeren beelden en verguldsel versierde transept (nr. 17); het werd in maniëristische stijl verbouwd door Giacomo della Porta (* 1535 , † 1615), een leerling van de grote Michelangelo Buonarroti (* 1475 , † 1564). De eveneens maniëristische fresco’s op de wanden zijn voornamelijk geschilderd door Cesare Nebbia (* 1536 , † 1614, ook bekend van het plafond in de Galleria delle Carte Geografiche in de Vaticaanse Musea), Pomerancio (* ± 1533 , † 1626) en Cavalier d’Arpino (* 1568 , ’ 1640; deze meneer kwamen wij vanmorgen nog tegen in het Conservatorenpaleis), terwijl het weelderige plafond – met het wapen van Clemens VIII - het werk is van Taddeo Landini (* ± 1561 , † 1596). Wie wil weten wat nou precies het verschil is tussen het maniërisme en de barok, lette hier ook eens op de engelen in haut-reliëf in de kleine nissen (tussen de marmeren beelden met ingewikkelde vormen): zij hebben nog niet die beweeglijkheid die zo typerend is voor de barok.
Het baldakijn (nr. 9) stamt al uit de veertiende eeuw en werd in de renaissance opnieuw geschilderd; erboven worden de relikwieën van de schedels van Petrus en Paulus bewaard in zilveren reliekschrijnen. Het hoofdaltaar werd in de negentiende eeuw onder paus Pius IX met marmer bekleed en in de confessio (d.i. een grafruimte onder het altaar, nr. 8) uit de negende eeuw bevindt zich de graftombe van paus Martinus V, de eerste paus na het Groot Schisma (d.i. de periode van 1378 tot 1417, waarin er twee pausen waren, een in Rome en een in Avignon en op een bepaald moment zelfs drie!).


Het baldakijn.


Bovenstuk van het baldakijn met Petrus en Paulus.



De confessio.


Zo ziet de paus de kerk dus: van achter zijn altaar. Toen het altaar door paus Pius IX met marmer werd bekleed, kwamen er uit het oude, houten altaar zeer oude stukken hout te voorschijn, waarvan er minstens eentje deel zou hebben uitgemaakt van het eerste altaar in de kerk, waarop Silvester I in 314 de eerste mis zou hebben opgedragen.


De Cappella del Santo Sacramento is eigenlijk alleen interessant vanwege de vier antieke zuilen van verguld brons, waarop het fronton rust; zij zouden afkomstig zijn uit de Tempel van de Capitolijnse Trias op de plek waar wij vanmorgen waren.
Boven de deur naar de sacristie (nr. 21) treffen we een mooi monument voor paus Leo XIII aan van Giulio Tadolini (* 1849 , † 1918); we zien de paus staan op zijn sarcofaag van groen basalt met een gebaar alsof hij een grote menigte toezwaait. Dit monument wordt algemeen als Tadolini’s meesterwerk beschouwd; vooral het borduurwerk en het kant op zijn kleding is prachtig gebeeldhouwd. Aan weerszijden zien we twee allegorische figuren, De rouwende Kerk (rechts) en De werkman (links).
De apsis bestaat al vanaf de vijfde eeuw, maar werd een paar keer (vooral in de dertiende en de negentiende eeuw) ingrijpend veranderd, toen paus Leo XIII het koor liet vergroten. De gotische raamopeningen werden nagemaakt en het uit de dertiende eeuw stammende mozaïek van Jacopo Torriti (fl. 1270-1300), dat op zijn beurt weer een kopie was van een origineel uit de oudheid, werd gerestaureerd.
Torriti had het kruis, het hemelse Jeruzalem met de palmboom en de feniks als symbolen voor de verrijzenis en de visrijke Jordaan met vogels en boten overgenomen, maar er de H. Maagd, de knielende Nicolaas IV, Petrus en Paulus (links) en Andreas, Johannes de Doper en Johannes de Evangelist (rechts) aan toegevoegd; natuurlijk mochten in het mozaïek van de franciscaner monnik Torriti ook Franciscus van Assisi (links) en de H. Antonius van Padua (rechts; beiden zijn iets kleiner afgebeeld) niet ontbreken. Het mozaïek wordt echter beheerst door het borstbeeld van Christus; de eerste afbeelding van Christus in deze apsis gaat zelfs terug tot de vierde eeuw, maar Torriti heeft het oude beeld goed laten uitkomen en toch in zijn nieuwe compositie geïntegreerd.

Rechts van het koor is een museum (nr. 22), waarin de kerkschatten (monstransen, miskelken, gouden reliekhouders en een twaalfde-eeuwse kruiswegstatie van verguld zilver) worden bewaard. Aan de andere kant kan men tot bezinning komen in de prachtige chiostro (kloostergang, nr. 19), een werk van de beeldhouwersfamilie Vassalletto.


Sinds 2019 siert een houten Madonna uit de veertiende eeuw, een werk uit Umbrië/Marche, de zuil tussen het altaar en het museum; het is aangekocht door paus Johannes Paulus II en aan deze basiliek geschonken door Franciscus.


Het graf van paus Silvester I die in 314 de eerste mis in deze basiliek zou hebben opgedragen.


We verlaten de kerk; afhankelijk van de stand van de sterren, de laatste uitslagen uit de Serie A of het humeur van de suppoosten kan dat via de Porticus van Sixtus V (nr. 16) of door de hoofdingang (naar portaal nr. 2). In dat laatste geval moeten wij helemaal om het Paleis van Lateranen heen wandelen: drie keer linksaf en dan staan we vanzelf op de Piazza Giovanni Paolo II waar een enorme obelisk op ons staat te wachten. Sterker nog, het is de grootste obelisk die in de oudheid ooit is gemaakt en dat nog wel uit één enkel marmerblok (een zogeheten monoliet, van het Griekse μόνος - alleen - en λίθος - steen). Het ding is 32 meter hoog en weegt maar liefst 455 ton; hij stamt uit de tijd van de farao’s Thoetmosis III (reg. ± 1479 - ± 1425) en Thoetmosis IV (reg. ± 1397 - ± 1388). Hij stond oorspronkelijk vredig ten oosten van de Tempel van Amon-Re in Thebe (Egypte), tot hij in 330 door keizer Constantijn werd meegenomen met het doel hem naar de nieuwe, door Constantijn gestichte stad Constantinopel te brengen. Toen Constantijn in 337 stierf, bleef het ding in Alexandrië liggen, maar in 357 haalde Constantijns zoon Constantius II hem naar Rome waar hij een plekje kreeg op de spina van het Circus Maximus. De geschiedschrijver Ammianus Marcellinus (* ± 330 , † ± 395) bericht dat er speciaal voor het vervoer van deze obelisk een groot schip gebouwd moest worden dat bemand werd door driehonderd roeiers. Eeuwenlang liet men de obelisk nu eindelijk met rust, tot hij bij een aardbeving omviel, in verscheidene stukken brak en ter plekke bleef liggen tot hij door paus Sixtus V werd opgegraven om in 1588 naar zijn huidige (definitieve?) standplaats op de Piazza Giovanni Paolo II neergezet te worden. Om de obelisk recht te kunnen neerzetten moesten er helaas vier palmi (d.i. het meervoud van de palmo archittetonico, een oude Italiaanse lengemaat van 0,22319 meter), dus bijna 1 meter, afgehakt worden; bovenop werd natuurlijk een kruis bevestigd als symbool van de christelijke macht.

Het geeft helemaal niets dat we (soms, maar dus niet altijd) iets verder moeten lopen om bij de obelisk en de Porticus van Sixtus V (nr. 16) te komen, want geeft ons de gelegenheid om op het plein vóór de basiliek eens rustig om ons heen te kijken. Wat opvalt, is een enorme apsis, aan de rechterkant van het plein, als je met je rug naar de basiliek staat. Het lijkt op een halve kerk of zoiets, maar het is de apsis van de eetzaal (Triclinium Leoninum, gebouwd door Leo III) van het oude Lateraanse Paleis, die in 1588 deels werd gesloopt. Het mozaïek in de apsis komt ergens anders vandaan, maar is in 1743 op verzoek van paus Benedictus XIV op deze plek aangebracht.


In het voorportaal (nr. 15) van de Porticus van Sixtus V (nr. 16) staat een bronzen standbeeld van de Franse koning Hendrik IV, die de abdij van Clairac in de Agenais cadeau deed aan het Lateraanse kapittel; het beeld is gemaakt door door Nicolas Cordier (* 1567 , † 1612).


Helemaal links zie we nog net een stukje van het Paleis van Lateranen en in het midden het voorportaal, dat ook wel Porticus van Sixtus V wordt genoemd.


Het zijn ook altijd dezelfde mensen die uitvoerig aan het woord zijn, hè? Ditmaal in het voorportaal. De fotografe vond mij en haar medeleerlingen blijkbaar belangrijker dan die hele Hendrik IV, over wie mijn oud-collega Grégory Champeaud uit Bordeaux vorig jaar nog zo’n mooie biografie heeft geschreven, want die staat niet op de foto.



Zelf was ik te druk bezig met kletsen, dus ook ik heb die goeie ouwe Hendrik IV niet vastgelegd.
Daarom een foto van Anthony Majanlahti, CC BY-SA 4.0, koppeling.


Het baptisterium.


Geheel apart van de basiliek staat het fraaie achthoekige baptisterium (doopkapel, nr. 27); al in de vierde eeuw, ten tijde van keizer Constantijn, werden hier christenen gedoopt, maar het werd onder paus Sixtus III herbouwd: hij liet in het midden acht purperstenen zuilen plaatsen en op het achthoekige hoofdgestel inscripties aanbrengen met betrekking tot de doop. Het huidige aanzien van het gebouw dateert uit de tijd van paus Urbanus VIII; ook de fresco’s aan de wanden zijn uit die tijd.

De doopkapel, ook wel baptisterium genoemd. Op het enorme bronzen doopvont ligt normaliter een grote bronzen deksel, die met minstens vier man opgetild moet worden, mocht dat nodig zijn.



Van al die keren dat ik in Rome was, heb ik het doopvont maar één keer zonder deksel gezien.


Dat was toen er toevallig een doopsel plaatsvond, hetgeen ons maar weer eens doet beseffen dat kerken en kapellen in Rome (en elders) niet uitsluitend bedoeld zijn ter vermaak van de toeristen, maar dat ze nog wel degelijk in gebruik zijn.


Tamelijk apart is het feit dat de doopkapel zelf ook weer omringd wordt door vier kapellen. Twee daarvan, de Cappella di San Giovanni Battista (nr. 26) en de Cappella di San Giovanni Evangelista (nr. 23), zijn op grond van een gelofte gebouwd door paus Hilarius: die was namelijk door zijn voorganger, Leo I, als gezant naar het Concilie van Ephesus gestuurd; toen daar echter ongeregeldheden uitbraken, wist hij ternauwernood het vege lijf te redden door op de graftombe van Johannes de Evangelist te klimmen. Daar deed hij de gelofte een kapel op te richten voor beide heiligen. De Kapel van Johannes de Doper (nr. 26) heeft nog steeds zijn oorspronkelijke, zware deur, die bestaat uit een legering van goud, zilver en brons; de scharnieren maken een bijzonder geluid als de deur dicht- of opengaat; de deur van de Kapel van Johannes de Evangelist (nr. 23) dateert uit de twaalfde eeuw. Deze kapel heeft een mooi vijfde-eeuws mozaïek op een gouden achtergrond.


Koepel van het baptisterium. Dit is dus wat je als baby boven je ziet, tot meneer pastoor een plens water over je hoofd gooit.


Plafond van de Cappella di San Giovanni Evangelista.


Een andere kapel naast het baptisterium is de Cappella di San Venanzio (nr. 24); ze werd gebouwd in opdracht van paus Johannes IV ter ere van Sint Venantius van Salona en andere Dalmatische martelaren. Paus Johannes was zelf een Dalmatiër en toen hij zag dat de Slaven zijn land overspoelden, bracht hij de relikwieën van de belangrijkste Dalmatische heiligen hierheen en conserveerde ze. Het project werd voltooid onder paus Theodorus I en omvatte een indrukwekkend heiligdommozaïek. In 1674 gaf de familie Ceva Carlo Rainaldi de opdracht om de kapel te restaureren; dat gebeurde in een indrukwekkende barokke stijl, maar bij een restauratie in 1967 tijdens het pontificaat van St. Paulus VI zijn drie van de vier muren opgetrokken in baksteen; gelukkig bleef de altaarwand met de oosterse icoon van Maria wel in al z’n pracht bewaard.
Rufina en Secunda waren twee martelaressen die in 260 op de Via Cornelia in Rome ter dood zijn gebracht; beiden zijn heilig verklaard. Hun stoffelijke resten werden in 1153 door paus Anastasius IV ondergebracht in de Cappella delle Sante Rufina e Seconda (nr. 25). In 1757 claimde de familie Lercari de kapel voor zichzelf als dodenkapel; leden van deze familie lieten de kapel op barokke wijze restaureren. Het altaarstuk toont Jezus die de twee martelaressen kroont. De zuidelijke apsis van deze kapel is gewijd aan de Heiligen Cyprianus en Justina. Cyprianus was een Syriche astroloog, die door de maagd Justina werd bekeerd tot het christendom; beiden werd in 304 gemarteld tijdens de christenvervolgingen onder Diocletianus. Ook deze kapel werd in 1767 als grafkapel geclaimd door een tak van de Borgia-familie uit Velletri; zij restaureerden de kapel, maar lieten het vijfde-eeuwse mozaïek met wijnranken en kruisen gelukkig ongemoeid; helemaal boven zien we een halfrond paneel met een klein Lam Gods te midden van vier duiven.


Altaarwand van de Cappella di San Venanzio.


Apsismozaïek in de Cappella dei SS. Cypriano e Giustina.



Apsis van de Cappella della Sante Rufina e Seconda.


De drie inmiddels bekende bijtjes van de familie Barberini (o.a. paus Urbanus VIII) op de vloer van de kapel.



Een houten Pietà in de Cappella della Sante Rufina e Seconda.


In sommige kerken en kapellen, zoals in de Kapel van de Heiligen Rufina en Secunda, is de tradionele kaars vervangen door een kaarsachtig object met een elektrisch lampje erin; als je geld als aalmoes doneert, gaat zo’n lampje een tijdje branden. Wat men „voortuigang” noemt, is niet altijd een verbetering.


Tot slot mogen we concluderen dat de San Giovanni in Laterano met recht de „Moeder en het hoofd” van alle kerken in de stad Rome en de hele wereld” genoemd wordt.




Terug naar de Romereis 2024.

Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website