SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


La Basilica di Santa Maria Maggiore | De Sint-Maria de Meerdere



De Santa Maria Maggiore is de laatste van de vier grote pauselijke basilieken in Rome die wij zullen bezoeken. Het is sinds 1929 - het Verdrag van Lateranen; we hebben er alles over gelezen bij de San Giovanni in Laterano - exterritoriaal gebied van Vaticaanstad. Naast de twee genoemde basilieken horen ook de Sint-Pieter en de Sint-Paulus buiten de Muren bij deze serie basilieken.
De officiële naam van deze basiliek is, schrik niet: Papale Arcibasilica Maggiore Arcipretale Liberiana di Santa Maria Maggiore. Zo, dat is eruit! Kortweg wordt de basiliek echter Basilica di Santa Maria Maggiore genoemd, of nog korter, Maria Maggiore. Naar paus Liberius wordt de basiliek soms ook wel Basilica Liberiana genoemd. In het Nederlands wordt de naam van de basiliek soms vertaald als Maria de Meerdere, terwijl vroeger ook de naam Onze-Lieve-Vrouwe ter Sneeuw in zwang was, in het Latijn Basilica Sanctae Mariae Maioris ad Nives). Die laatste naam heeft alles te maken met de stichtingslegende. In de nacht van 4 op 5 augustus 352 kreeg een Romeinse christen, een zekere Johannes, een rare droom. Hij droomde namelijk dat de H. Maagd Maria hem de opdracht gaf een kerk te stichten op een van de zeven klassieke heuvels van Rome, waar het de dag erop zou sneeuwen. Vriend Johannes ging naar paus Liberius om deze zijn droom voor te leggen en wat bleek? De paus had precies hetzelfde gedroomd. Nog geheel afgezien van deze wonderlijke droom die zich aan twee verschillende personen voordeed, gebeurde er nóg een wonder: op 5 augustus, midden in de zomer, begon het inderdaad te sneeuwen op een van de drie toppen van de Esquilinus! Nou, als dat geen wonder was! Op de plek waar de sneeuw viel, bakende paus Liberius de omtreklijnen van de kerk af. In de loggia op de tweede verdieping van de voorkant is dit wonder middels vier dertiende-eeuwse mozaïeken uitgebeeld. Die loggia is voor ons doorgaans niet toegankelijk (soms is de trap links van de zuilengalerij geopend, maar lang niet altijd; nr. 3), dus we zullen het met foto’s van iemand anders moeten doen:


Maria verschijnt in de droom van Liberius.
© foto van HugoDK, CC BY-SA 4.0, koppeling.


Maria verschijnt in de droom van Johannes.
© foto van HugoDK, CC BY-SA 4.0, koppeling.



Johannes vertelt zijn wonderlijke droom aan paus Liberius.
© foto van HugoDK, CC BY-SA 4.0, koppeling.


De wonderlijke sneeuwval op 5 augustus 352.
© foto van HugoDK, CC BY-SA 4.0, koppeling.


Deze stichtingslegende wordt elk jaar op 5 augustus plechtig herdacht tijdens de hoogmis. Helaas zijn er van deze basiliek van paus Liberius geen archeologische bewijzen onder de huidige basiliek aangetroffen; misschien stond de Basilica Liberiana iets verderop op dezelfde heuvel; ze wordt wel vermeld in het „Liber Pontificalis”.

Vooral in de Oosters-Orthodoxe Kerken is de afbeelding van Maria Θεοτόκος bijzonder populair, met name op iconen. De beroemdste Θεοτόκος treffen we echter niet in een kerk, maar in een moskee aan: we hebben het aan het decreet van Mustafa Kemal Atatürk (* 1881 , † 1938) te danken dat de mozaïeken en muurschilderingen in de beroemde Hagia Sofia (Ayasofya-i Kebîr Câmi-i Şerîfi) in Istanboel, die tussen 1453 en 1934 een moskee was, voor het eerst sinds 1453 weer zichtbaar zijn gemaakt; president Recep Tayyip Erdoğan (* 1954), die het gebouw op 10 juli 2020 weer tot moskee uitriep, heeft verklaard dat de mozaïeken en fresco’s - vooralsnog (?) - niet afgedekt zullen worden, iets wat in een moskee eigenlijk ondenkbaar is.

De prozaïsche werkelijkheid is iets anders. Op het Eerste Concilie van Ephesus (in 431) had de Katholieke Kerk zich gebogen over de vraag of Maria de moeder Gods (Θεοτὀκος) in spirituele dan wel in letterlijke betekenis was en tot het besluit was gekomen dat zij inderdaad de Moeder Gods was. De Assyrische Kerk onder Nestorius (* 381 , † 451), de patriarch van Constantinopel, erkende de Heilige Maagd Maria echter niet als zodanig: een van de eerste scheuringen van de Kerk van het Westen en de Kerk van het Oosten. Nestoriaanse christenen, zoals zij ook genoemd worden, erkennen alleen het Concilie van Nicaea (325) en het Eerste Concilie van Constantinopel (381) en verwerpen alle andere concilies van de universele kerk, te beginnen met dat van Ephesus. Als reactie op dat Eerste Concilie van Ephesus liet paus Sixtus III deze basiliek ter ere van Maria (her)bouwen op deze top van de Esquilinus, die Cispius genoemd werd. Na hem hebben talrijke pausen hun stempel gedrukt op de kerk: de zuilengalerij aan de buitenkant dateert al uit de beginfase van de kerk, maar werd verbouwd in de twaalfde, zestiende en achttiende eeuw; hetzelfde geldt voor de apsis; in 1377 liet Gregorius XI (1370-1378) de campanile (klokkentoren) bouwen, de hoogste in Rome, en Benedictus XIV liet tussen 1743 en 1750 een nieuwe voorgevel optrekken door Ferdinando Fuga (* 1699 , † 1782).


Op het plein vóór de kerk staat voor de afwisseling eens geen obelisk, maar een Korinthische zuil met cannelures; de zuil is afkomstig van de Basilica van Maxentius (= Basilica van Constantijn) op het Forum Romanum. Naar men zegt, zou dit zelfs de enig overgebleven zuil van die enorme basilica op het Forum zijn. Carlo Maderno (* ± 1556 , † 1629) maakte de sokkel en plaatste een Mariabeeld op de top.
De voorgevel van de basiliek staat ingeklemd tussen twee identieke paleizen uit de zeventiende (het rechter) en achttiende eeuw (het linker paleis). Ferdinando Fuga had, zoals zo veel achttiende-eeuwse architecten, een voorliefde voor klassieke vormen, maar hier zijn zeker ook talrijke elementen te zien die de invloed van Borromini’s (* 1599 , † 1667) barokkunst verraden: de gebroken lijnen, de beeldhouwwerken en het ruimtelijke spel tussen de openingen van de zuilengalerij en de bogen van de loggia maken er een levendig geheel van. De loggia, vanwaar de paus zijn zegen uitsprak en waar zich dus die vier bovenstaande mozaïeken over de stichtingslegende bevinden, werd tegen de oorspronkelijke voorgevel van de kerk aangebouwd.
Voor we naar binnen mogen, worden we eerst uitvoerig gecontroleerd op het bezit van wapens, iets wat tegenwoordig helaas bij alle (grotere) kerken in Rome - en ver daarbuiten - noodzakelijk is. We kennen het verschijnsel al van onze bezoekjes aan die andere drie pauselijke basilieken, maar het is en blijft jammer dat die treurige tentjes afbreuk doen aan de aanblik van de gevels van de kerken.

In het portaal (nr. 2) staat aan de rechterkant een beeld van koning Filips IV van Spanje, maar omdat wij alleen bij voetbalwedstrijden uit volle borst blèren dat wij „den kohohohohohoning van Hispanje altijd geëerd hebben”, maar geen haar op ons hoofd denkt er natuurlijk aan om dit serieus te nemen, dus we laten de man lekker op zijn sokkel staan. We kijken liever naar de Porta Santa (nr. 4) aan de linkerkant.


Ik wil niet beweren dat 2024 nou zo onheilig is, maar het is zeker ook geen heilig jaar, dus de Heilige Deur blijft voor ons hermetisch gesloten.


Kijk nou eens! Een ablativus absolutus - altijd weer een van de hoogtepunten van de Latijnse grammatica - in het wild! 🤗


Ook het interieur werd herhaaldelijk veranderd. Aan het einde van de dertiende eeuw werd de apsis verplaatst, halverwege de vijftiende eeuw werden de zijbeuken in renaissancestijl overwelfd, maar al met al is en blijft het interieur met zijn nagenoeg perfecte verhoudingen, in drieën verdeeld door twee rijen Ionische zuilen, een fraai voorbeeld van vroeg-christelijke basilica-architectuur. Griekse en Romeinse tempels zien er dankzij hun rijen zuilen enorm imposant uit, maar het interieur, bestaande uit een cella en soms nog een voorportaal, is relatief klein: in de cella stond een godenbeeld: hier zou de god of godin, als hij of zij iets op aarde te doen had, overnacht hebben; priesters mochten natuurlijk ook in de cella komen, maar normale stervelingen hadden daar helemaal niets te zoeken. Het altaar stond vóór de tempel, terecht, want het altaar was letterlijk een offertafel en al die bloederige toestanden met geslachte dieren wil je natuurlijk niet in je mooie tempel hebben, dus zelfs degene die het offer had opgedragen en betaald, bleef netjes buiten de tempel. Christenen wilden tijdens hun erediensten echter gezamenlijk bidden, gezamenlijk zingen en vooral gezamenlijk naar een priester luisteren, dus de meeste antieke tempels deugden niet voor hun doeleinden: zij kozen als model voor hun kerken de antieke basilicae, vandaar de naam basiliek.


  1

Standbeeld van Filips IV van Spanje

  2

portaal

  3

trap naar de loggia

  4

Porta Sacra (Heilige Deur)

  5

Middenschip

  6

Cappella Cesi (Cesi-kapel)

  7

Cappella Sforza

  8

Cappella Paolina (Kapel van Paulus V

  9

graftombe van Paulus V

10

hoofdaltaar van de Cappella Paolina

11

graftombe van Clemens VIII

12

confessio met de knielende paus Pius IX

13

baldakijn

14

apsis met koor

15

graftombe van kardinaal Consalvo Rodriguez (* ? , † 1299)

16

graftombe van de familie van Gian Lorenzo Bernini (* 1598 , † 1680)

17

graftombe van Pius V

18

Cappella di Sisto Quinto (Kapel van Sixtus V) met hoogaltaar

19

graftombe van Sixtus V

20

Cappella delle Reliquie (Kapel van de Relikwieën)

21

baptisterium (doopkapel)

22

sacristie


De mozaïeken in het middenschip dateren reeds uit de vijfde eeuw: boven het kroonwerk en de fries bevinden zich 27 panelen met oud-testamentische voorstellingen; daarnaast zijn er ook nog zeven beschilderde panelen. Aan de linkerkant van het middenschip beginnend zien we met de klok mee twaalf taferelen uit Genesis in mozaïek:

Dina’s broers eisen dat de mannen van Hemors volk worden besneden; Hemor en Sichem leggen dat aan hun volk uit (Genesis 34:13-24);

Hemor en zijn zoon Sichem vragen Jakob om de hand van diens dochter Dina. Dina’s broers worden woedend (Genesis 34:4-12);

De twee broers, Jakob en Ezau, ontmoeten elkaar (Genesis 33:1-17);

God beveelt Jakob te vertrekken. Jakob kondigt zijn vrouwen zijn vertrek aan (Genesis 32:1-32);

Jakob vraagt Laban om de gespikkelde en gevlekte dieren uit diens kudde. Scheiding van de kudde (Genesis 30:25-43);

Jakob verwijt Laban dat deze hem heeft bedrogen door hem Lea, zijn oudste dochter, tot vrouw te hebben gegeven. Jakob trouwt met Rachel (Genesis 29:25-30);

Jakob verplicht zich Laban zeven jaar te dienen om Rachel tot vrouw te krijgen (Genesis 29:15-24);

Rachel vertelt Laban dat Jakob, zijn neef, is gekomen. Laban en Jakob omhelzen elkaar (Genesis 29:9-14);

Izaäk zegent Jakob. Ezau komt terug van de jacht (Genesis 28:1-9).

Bij de bouw van de boog naar de Cappella Paolina (nr. 8) in de zeventiende eeuw is hier een onbekend aantal panelen gesneuveld. We gaan verder met:

Abraham en Lot scheiden van elkaar (Genesis 13:6-11);

Het visioen van Abraham bij de eik van Mamre (Genesis 13:14-18);

Abrahams ontmoeting met Melchizedek (Genesis 14:18-24).

Aan de rechterkant van het schip gaan we vanaf het altaar verder met :

De dochter van de farao ontvangt Mozes. Hij spreekt met de Egyptische geleerden (Exodus 2:10);

Mozes huwt Sippora. De stem van God klinkt uit de brandende braamstruik (Exodus 2:21 en 3:2-4:17);

Ook aan deze zijde werd een boog gebouwd, maar nu in de achttiende eeuw, naar de Kapel van Sixtus V; ook hier sneuvelde dus een onbekend aantal mozaïeken. We gaan daarom aan de andere kant van de boog verder:

De doortocht door de Rode Zee (Exodus 14:23-31);

Mozes en het volk van Israël. Een regen van kwartels valt uit de lucht (Exodus 16:1-13);

Het bittere water van Mara. Het volk van Israël mort tegen Mozes die tot de Heer roept. Met de staf van God doet Mozes water ontspringen. Ontmoeting tussen Mozes en Amalek (Exodus 15:22-26 en 17:6-8);

De strijd tegen het volk van Amalek. Mozes biddend op de heuvel (Exodus 17:9-13);

Terugkeer van de stamhoofden die het Beloofde Land hebben verkend. Steniging van Mozes. Jozua en Kaleb. (Numeri 13:25-27 en 14:6-38);

Overdracht van de tafelen der wet. Dood van Mozes. Vervoer van de ark (Deuteronomium 34:1-12);

Overtocht over de Jordaan. Jozua stuurt verkenners naar Jericho (Jozua 1:1-2:1);

Een engel verschijnt aan Jozua. De prostituee Rachab helpt de verkenners de muren van Jericho weer af te dalen. Terugkeer van de verkenners. (Jozua 2:2-24);

Omsingeling van Jericho. Begeleid door ramshorens trekt de ark om de stad heen (Jozua 6:6-26);

Inname van Ai. Jozua staat voor God te midden van de soldaten (Jozua 8:1-35);

Jozua bestrijdt de Amorieten. Regen van stenen op de vijanden van Israël (Jozua 11:2-23);

De zon en de maan blijven staan boven Gibeon (Jozua 10:1-15);

Jozua straft de rebelse koningen (Jozua 11:21-12:24).

Op de triomfboog vinden we een ingewikkeld uitziend mozaïek uit de vijfde eeuw; we beginnen in het midden met het Latijnse opschrift voor de opdrachtgever van de bouw van de basiliek: Xystus Episcopus plebi dei (Bisschop Sixtus III voor het Volk Gods). Centraal daarboven staat de lege heerserstroon van Jezus, geflankeerd door de apostelen Petrus en Paulus; de vier evangelisten zijn middels hun symbolen aanwezig. Links en rechts van deze centrale voorstelling wordt in tweemaal vijf scènes het geboorteverhaal van Jezus uitgebeeld. Links, van boven naar beneden:

de annunciatie: Maria zit te weven voor de tempel van Jeruzalem; er komen engelen komen tot haar; een ervan vestigt de aandacht op de duif (symbool van de Heilige Geest) van wie zij een kind zal ontvangen. Een andere engel vermaant Jozef om zijn verloofde Maria niet te verlaten ook al is zij nu zwanger;

de drie wijzen uit het Oosten komen hun geschenken aanbieden aan Jezus Christus, die op een troon zit, omringd door vier engelen en door Maria en Jozef

koning Herodes geeft zijn soldaten de opdracht om alle pasgeboren jongens te doden; een menigte jonge moeders staat angstig af te wachten;

de heilige stad Jeruzalem, waarvan de wallen zijn overdekt met fonkelende edelstenen;

zes schapen richten zich tot de heilige stad. Samen met de zes andere aan de rechterzijde van de triomfboog stellen zij de twaalf apostelen voor

Eveneens van boven naar beneden zien we aan de rechterzijde corresponderende taferelen:

de opdracht van Jezus in de tempel: begeleid door engelen dragen Maria en Jozef hun zoon binnen in de tempel, waar hij wordt ontvangen door de hogepriester met achter hem een groep priesters en levieten; helemaal rechts ziet de slapende Jozef de droomverschijning van een engel die hem aanmaant om naar Egypte te vluchten;

opnieuw begeleid door engelen komen Jezus, Jozef en Maria aan in Egypte. Ze worden verwelkomd door de bestuurder van de stad die hen met zijn gevolg tegemoet is gekomen;

de drie wijzen uit het Oosten komen aan bij Herodes die is gezeten op zijn troon, omringd door soldaten. Deze scène komt chronologisch vóór de derde scène aan de linkerzijde van de triomfboog;

de heilige stad Bethlehem; ook hiervan zijn de wallen overdekt met fonkelende edelstenen;

zes schapen (apostelen) richten zich tot de heilige stad. Samen met de zes andere aan de linkerzijde van de triomfboog stellen zij de twaalf apostelen voor.


In de apsis (nr. 14) bevindt zich echter het mooiste mozaïek: de Kroning van de H. Maagd, die omringd wordt door groepjes engelen en een stoet heiligen. Alle figuren in dit mozaïek zijn van de hand van de dertiende-eeuwse kunstenaar Jacopo Torriti, die gebruik maakte van delen van een vijfde-eeuws mozaïek, dat slechts had bestaan uit ranken, vogels en gebladerte. De vijftiende-eeuwse basreliëfs aan de onderzijde van de apsis sierden ooit het altaar van Sixtus IV.

Het baldakijn of ciborium (nr. 13) is ook al zo prachtig en roept herinneringen op aan Bernini’s baldakijn boven het hoofdaltaar in de Sint-Pieter; dit baldakijn dat gedragen wordt door vier porfieren zuilen waarover bronzen twijgjes lopen, is net als de voorgevel van de basiliek het werk van Ferdinando Fuga (* 1699 , † 1782). Het enige jammere van dit baldekijn is, dat het een deel van het apsismozaïek aan het zicht onttrekt. Onder het baldakijn vinden we de confessio (nr. 12), dat hier geen graf bevat, maar de enige echte, originele, onvervalste kribbe van Jezus Christus. Daarvoor zien we De Biecht: een knielende paus Pius IX, een levensecht uitgevoerd werk van Ignazio Jacometti (* 1819 , † 1883).


De onderdelen van de originele kribbe uit de kerststal van Bethlehem zijn gevat in goud en glas.


Het beeld heet in de Nederlandse literatuur De Biecht. Aangezien het Eerste Vaticaanse Concilie op 18 juli 1870 onder leiding van deze paus officieel vastlegde dat de paus onfeilbaar was, vraag je je toch onwillekeurig af waarover Pius IX dan wel moest biechten. De Italiaanse naam van het beeld, Pio IX orante, zal dus iets dichter bij de waarheid komen.



Het baldakijn, ook wel ciborium genaamd.


Cosmatenwerk. Er zijn tijden geweest waarin men M (1000) schreef als CIƆ en D (500) als . Wanneer heeft Ferdinand Fuga de vloer dus bijgewerkt?


Ook op de vloer van deze basiliek vinden we prachtig Cosmatenwerk, dat in de achttiende eeuw echter ingrijpend werd veranderd door de alom aanwezige Ferdinando Fuga.
Blikvanger in de kerk is evenwel het plafond: de cassetten zijn verguld met het eerste uit Peru geroofde goud; het werd door de Spaanse vorsten Ferdinand en Isabella aangeboden aan paus Alexander VI, een telg van de beruchte familie Borgia, van origine een Spaans geslacht. We vinden op het plafond dan ook de stier, het wapen van de Borgia’s. Onder auspiciën van het vorstenechtpaar dat door hun huwelijk Castilië, León en Aragón verenigde tot een groot deel van het huidige Spanje, nam in 1492 de grootste genocide uit de wereldgeschiedenis een aanvang: hoeveel Inca’s hebben er niet moeten sneuvelen om het plafond van deze basiliek te versieren? De rozen in de cassetten hebben een doorsnee van een meter; de Italiaanse schilder en kunsthistoricus Giorgio Vasari (* 1511 , † 1574) schrijft het plafond toe aan de kunstenaar Giuliano de Sangallo (eigenlijk Giuliano Giamberti, * 1445 , † 1516).
In het rechterschip van de basiliek valt het graf van de familie Bernini (nr. 16) op door zijn onopvallendheid. Een eindje verderop ligt een Spaanse kardinaal begraven (nr. 15).
We hadden het kunnen weten toen we bij het betreden van de basiliek „den kohohohohohoning van Hispanje” zagen staan: deze basiliek is door de Spanjaarden geclaimd als hún kerk. Een dag of wat wandelden wij nog rond in de doopkapel van de San Paolo fuori le Mura, waar kardinaal Alfrink (voluit: Bernardus Johannes Alfrink, * 1900 , † 1987) op 3 januari 1964 Prinses Irene (voluit Irene Emma Elisabeth, * 1939) katholiek doopte; Irene is de tweede dochter van Koningin Juliana en Prins Bernhard (voluit: Bernhard Friedrich Eberhard Leopold Julius Kurt Carl Gottfried Peter Graf von Lippe-Biesterfeld, * 1911 , † 2004), en als lid van de koninklijke familie uiteraard protestants; om toch te kunnen trouwen met de Spaanse prins en troonpretendent Carlos Hugo van Bourbon-Parma (* 1930 , † 2010) te kunnen trouwen, moest zij katholiek worden waarmee zij haar rechten op de Nederlandse troon opgaf; het huwelijk vond op 29 april 1964 plaats in de Santa Maria Maggiore. Het paar kreeg vier kinderen, maar scheidde van elkaar in 1981.


Het graf waarin in ieder geval vader Gian Lorenzo en zoon Domenico Bernini.
„Gian Lorenzo Bernini, het sieraard van de kunsten en de stad ligt hier bescheiden. De edele familie Bernini wacht hier op de opstanding.”


¡Caramba! „De Spaanse koningen Don Juan Carlos en Doña Sofía hebben op 19 januari 2018 de verlichting van deze Pauselijke Basiliek van de Heilige Maria de Meerdere ingehuldigd.”



Maar dankzij Prinses Irene is de kerk sinds 1964 ook een beetje van „ons”. Maar haar ouders moesten de plechtigheid thuis bij de moeder van Prins Bernhard op de televisie volgen.


Nóg meer Nederlandse connecties met deze kerk: daar sta je dan ineens oog in oog met een koor in Volendammer klederdracht.


Schuin tegenover Bernini is paus Sixtus V begraven in de door zijn lievelingsarchitect Domenico Fontana (* 1543 , † 1607) ontworpen Cappella di Sisto Quinto: de kapel, die op zichzelf al zo groot is als een kerk, heeft het grondplan van een Grieks kruis; in de vijf jaar dat Sixtus V paus was, heeft hij zowat half Rome heringericht door honderden gebouwen te laten bouwen, restaureren en veranderen, dus de omvang en de versiering van deze kapel zijn treffend. Onder het hoogaltaar van deze kapel (nr. 18) richtte Fontana in 1590 het Oratorio del Presepio in, waarin relikwieën uit de grot van Bethlehem zijn ondergebracht.
Voor de wanden en de vloeren van polychroom marmer gebruikte Fontana spolia uit het Septizodium op de Palatijn. Aan beide zijkanten van de kapel zijn de pausen Pius V (nr. 17) en Sixtus V (nr. 19) begraven, maar onze aandacht wordt toch vooral getrokken door een verguld tabernakel uit 1590 op het altaar. De vorm van het tabernakel, dat wordt gedragen door vier engelen, is een imitatie van de koepel van de kapel zelf.
Tussen de toegangsboog en de eigenlijke kapel zijn nog twee kleine kapelletjes, links als je binnenkomt de Cappella di San Girolamo (Kapel van de H. Hiëronymus) en rechts de Cappella di Santa Lucia.

In de kleine, maar fijne Cappella delle Reliquie (Kapel van de Relikwieën) draait het vooral om een vijftiende-eeuwse houten crucifix, dat als altaarstuk dient. Architect Ferdinando Fuga (* 1699 , † 1782) gebruikte bij de inrichting van de kapel tien porfieren zuilen die deel uitmaakten van de oude basiliek voor de verbouwing.
In tegenstelling tot de San Giovanni in Laterano en veel andere Italiaanse kerken bezit de Santa Maria Maggiore een inpandige doopkapel (nr. 21); ze werd gebouwd door barokarchitect Flaminio Ponzio (* 1560 , † 1613) en in 1825 heringericht door Giuseppe Valadier (* 1762 , † 1839). Onder nr. 22 vinden we de sacristie; daar is sinds 2001 ook een ingang naar het museum van de basiliek. Daar zien we o.a. een beroemde beeldengroep uit het geboorteverhaal van Jezus, van de hand van Arnolfo di Cambio (* 1232 , † 1305); alleen de figuur van Maria met Kind is niet van Arnolfo; het dateert uit de 16e eeuw.

Baptisterium.

Museum van de basiliek: kerstgroep van Arnolfo di Cambio.




In het Museum van de basiliek is het wél alles goud wat er blinkt; behalve de inmiddels ietwat gedateerde computer op de achtergrond 😊

Min of meer parallel aan de kapellen zijn langs het linkerschip de Cappella Cesi (nr. 6) en de Cappella Sforza (nr. 7) ingericht als grafkapellen voor de gelijknamige families; de Sforza-Kapel is gebouwd door Giacomo della Porta (* ± 1533 , † 1602), wellicht naar een voorbeeld van Michelangelo), maar de mooiste is de Cappella Paolina (nr. 8), aangelegd door Flaminio Ponzio (* 1560 , † 1613). Deze laatste kapel, die ook wel Cappella Borghese (naar de familienaam van paus Paulus V, die hier begraven ligt) wordt genoemd, heeft hetzelfde grondplan als de Cappella di Sisto Quinto aan de overkant, maar is nog uitbundiger gedecoreerd; Cigoli (eigenlijk Lodovico Cardi, * 1559 , † 1613) beschilderde de koepel in 1612 zonder die in ribben te verdelen; hij was de eerste die op een dergelijke manier te werk ging, dus het resultaat is niet volmaakt, maar zijn leerling Lanfranco (* 1582 , † 1647) vervolmaakte deze zelfde techniek in de koepel van een andere kerk in Rome, de Sant’Andrea della Valle. Het hoofdaltaar (nr. 10) valt op door zijn retabel (d.i. de muur achter een altaar) met een schildering van Maria met Kind in Byzantijnse stijl; de schildering zou uit de twaalfde eeuw dateren, naar een negende-eeuws voorbeeld. Ze wordt ook wel Salus Populi Romani (Heil van het Romeinse Volk) genoemd.
Net als de tegenoverliggende Cappella di Sisto Quinto staan aan de zijkanten twee grafmonumenten, een van paus Paulus V (nr. 9) en een van paus Clemens VIII (nr. 11) en net als bij de parallelle kapel vinden we, voor we naar binnen gaan, twee kleine kapellen: eentje die gewijd is aan San Carlo Borromeo (Carolus Borromeus, * 1538 , † 1584) aan onze rechterhand en een die gewijd is aan Santa Francesca Romana (* 1384 , † 1440), de beschermheilige van de stad Rome.


Cappella Paolina: Maria met Kind.


De koepel van de Cappella Paolina.


Aan de achterkant van de basiliek bevindt zich ook een plein, de Piazza dell’Esquilino; midden op dat plein staat de Egyptische obelisk die ooit het Mausoleum van Augustus sierde. Aan de achterkant is goed te zien hoe de apsis herhaalde malen is veranderd (dertiende en zestiende eeuw) : toen de overkoepelde Cappella di Sisto Quinto en Cappella Paolina waren toegevoegd, leken zij geen deel uit te maken van het geheel en in opdracht van paus Clemens X veranderde Carlo Rainaldi (* 1611 , † 1691) de apsis zodanig dat beide kapellen in de architectuur van de basiliek werden geïntegreerd.

© foto van Sixtus, CC BY-SA 3.0, koppeling.

Ten slotte zij nog opgemekrt dat de Esquilinus ten tijde van de Romeine Republiek (509 - 27 v.C.) een begraafplaats voor arme mensen was; de heuvel gold als een nogal onheilspellende plek, maar toen keizer Augustus de stad in veertien regio’s verdeelde, werd deze heuvel de Regio Esquilinus en een deel ervan werd toegewezen aan Augustus’ vriend Maecenas (voluit: Gaius Cilnius Maecenas, * 70 , † 8 v.C.), die er een prachtige, door een grote tuin omringde villa bouwde. Toen de heuvel in 64 echter was platgebrand, pikte Nero hem in en bouwde er (een deel van zijn enorme Domus Aurea te bouwen. Drie eeuwen later zou Maria persoonlijk de plek hebben aangewezen waar een basiliek gebouwd moest worden. De rest is geschiedenis.




Terug naar de Romereis 2024.

Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website