SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


La Chiesa di Santa Maria della Vittoria | De Santa Maria della Vittoria





De façade van de Santa Maria della Vittoria, foto door Architas, CC BY-SA 4.0, koppeling.

We verlaten de Sant’Andrea al Quirinale en vervolgen onze route langs de San Carlino alle Quattro Fontane, de Via XX Settembre in. Voorbij het Largo Santa Susanna zien we aan onze linkerhand de Santa Maria della Vittoria.
In 1608 werd Carlo Maderno (* ± 1556 , † 1629), een achterneef van zowel Domenico Fontana (* 1543 , † 1607) als Francesco Borromini (eigenlijk Francesco Castelli, * 1599 , † 1667), belast met de bouw van deze kerk, die eerst aan Sint-Paulus was gewijd en vervolgens aan de H. Maria van de Overwinning, nadat er met veel luister een afbeelding van de H. Maagd was overgebracht. Door haar wonderbaarlijke tussenkomst hadden de katholieke troepen van Ferdinand II van Habsburg tijdens de Dertigjarige Oorlog op 8 november 1620 de overwinning bij de Witte Berg in de buurt van Praag behaald: volgens de legende droeg de priester Dominicus a Jesu Maria een beeld van de Heilige Familie uit de slotkapel van Stenovitz (Štěnovice), waarvan de protestanten bij alle figuren, behalve bij Jezus, de ogen hadden uitgestoken. Hierdoor ontstaken de katholieke soldaten in zo’n enorme woede, dat zij onder het uitroepen van „Santa Maria” de heuvel, waarop het Boheemse (protestantse) leger bivakkeerde, bestormden en zo overrompelden. Op 8 mei 1622 werd het betreffende beeld naar Rome gebracht en op het hoofdaltaar van de kerk, die sindsdien Santa Maria della Vittoria heet, geplaatst. Het originele beeld is bij een brand in 1833 verloren gegaan, maar een replica hangt achter het hoofdaltaar in een enorme gouden stralenkrans.

De façade werd gebouwd tussen 1624 en 1626, maar niet door Maderno; de voorgevel werd in opdracht van kardinaal Scipione Borghese (* 1577 , † 1633) door Giovanni Battista Soria (* 1581 , † 1651) gebouwd. Uit bewondering voor Maderno heeft hij diens façade van de Chiesa di Santa Susanna - ook in de Via XX Settembre - nagevolgd, maar veel minder opvallend: slechts met vlakke pilasters in plaats van zuilen.

Het grondplan van de kerk heeft Carlo Maderno ontleend aan de Chiesa del Gesù. Zo heeft de kerk slechts één schip, brede en ondiepe transeptarmen en een koepel op de kruising. De eenvoudige lijnen doen de elegante kroonlijst goed uitkomen. In de loop van de 17e eeuw werd het interieur verrijkt met overdadige barokversieringen. Zo heeft Giovanni Domenico Cerrini (* 1609 , † 1681) op de oorspronkelijk geheel witte cassettegewelven en de koepel fresco’s in trompe-l’oeil geschilderd die de Trionfo della Madonna sulle eresie e caduta degli angeli ribelli (Overwinning van de H. Maagd op de ketterij en de val van de opstandige engelen en haar tenhemelopneming tot onderwerp hebben. De muren werden bedekt met polychroom marmer waarvan de warme kleuren zich vermengen met het vergulde stucwerk en het wit van de engeltjes. Het orgel is gedecoreerd door een leerling van Gian Lorenzo Bernini (* 1598 , † 1680).
Aan de binnenzijde van de voorgevel bevindt zich een orgel boven een zangerskansel die wordt ondersteund door oorlogstrofeeën. De door de brand van 1833 verwoeste apsis is volledig herbouwd.


Trionfo della Madonna sulle eresie e caduta degli angeli ribelli. Foto door Sailko, CC BY-SA 3.0, koppeling.


Assunzione di Maria, fresco in de koepel. Beide fresco’s zijn door Giovanni Domenico Cerrini rond 1675 aangebracht.


Eigenlijk is die Gian Lorenzo Bernini toch ook een verschrikkelijk kereltje! Hoe zeer Alfonso Balzico (* 1825 , † 1901), Domenichino (Domenico Zampieri, * 1581 , † 1641), il Guercino (Giovanni Francesco Barbieri, * 1591 , † 1666), Domenico Guidi (* 1625 , † 1701), Gerard van Honthorst (die in Italië Gherardo delle Notti werd genoemd, * 1592 , † 1656), Nicolas François Lorrain (* 1632 , † 1695), Pierre-Étienne Monnot (* 1657 , † 1733), Luigi Serra (* 1846 , † 1888) en en Szoldatics (* 1873 , † 1955) ook hun best hebben gedaan om de overige kapellen en de apsis te versieren, toch komt iedereen maar met één vooropgezet doel in deze kerk: de Cornarokapel!


Interieur van de kerk.


Hoofdaltaar van de kerk.


Bekijk de twee bovenstaande foto’s van het interieur van de kerk maar eens: er is buiten die Theresa nog een hele hoop meer te zien. En op 1 maart 2020 had ik tijd genoeg om - onder levensgevaarlijke omstandigheden - rond te kijken en deze foto’s te maken. In afwachting van het vliegtuig naar Nederland besloot ik deze barokke kerk nog eens met een bezoekje te vereren. Toevallig was er een mis bezig - vrij logisch op zondagochtend -, waaraan ik deel heb genomen. Nou is het in Italië blijkbaar gebruikelijk om de mensen die bij jou in de buurt zitten tegen het einde van de mis een hand te geven en elkaar een fijne zondag te wensen; soms omhelst men elkaar zelfs. Dat laatste bleef mij gelukkig bespaard, maar ook dat handen schudden was toen al levensgevaarlijk: in Italië heerste al vanaf medio februari van dat jaar het covid-19-virus, beter bekend onder de naam corona! Enfin, zoals jullie merken, heb ik het overleefd.

Omwille van de broodnodige volledigheid noem ik hier kort wat er nog meer te zien is in deze barokke kerk:

1

Cappella di Santa Teresa del Bambino Gesù

2

Cappella di San Francesco d’Assisi

3

Cappella della Madonna del Carmine

4

rechter transept, Cappella di San Giuseppe genoemd

5

apsis en hoofdaltaar

6

linker transept, Capella di Santa Teresa, maar vaker nog Cappella Cornaro genoemd

7

Cappella della SS. Trinità

8

Cappella di San Giovanni della Croce

9

Capella di Sant’Andrea


Van al deze kapellen valt alleen de Sint-Jozefkapel (nr. 4) op, die later omwille van de symmetrie is toegevoegd; als tegenstuk van De extase van de H. Theresa heeft Domenico Guidi hier een beeldengroep De droom van de H. Jozef geplaatst. Aan de zijwanden van de kapel twee reliëfs van Pierre-Étienne Monnot; onder de beeldengroep ligt een beeld van de martelares Victoria, die tijdens de christenvervolging door Decius door haar eigen man als christin werd aangegeven en vervolgens onthoofd.


Rapimento di San Paolo al Terzo Cielo (Sint-Paulus gevangen in de derde hemel; met „derde hemel” wordt de allerhoogste hemel bedoeld, die voor menselijke ogen niet zichtbaar is); (bijgesneden) foto van dit altaarstuk door Sailko, CC BY-SA 3.0, koppeling.


Sogno di san Giuseppe Droom van Sint-Jozef, door Domenico Guidi geschapen als symmetrische tegenhanger van Bernini’s Estasi di Sante Teresa in het linker transept.
Daaronder het beeld van de heilige Victoria: haar met was bedekte gebeente.


De beroemde beeldengroep De extase van de H. Theresa (1646-1652) van Gian Lorenzo Bernini in de Cappella di Santa Teresa, in de volksmond Cappella Cornaro oftewel Cornarokapel genoemd, is natuurlijk de hoofdattractie van de Santa Maria della Vittoria. In een visioen verschijnt aan de Spaanse mystica Theresa van Avila (* 1515 , † 1582) een engel, die haar met de pijl der goddelijke liefde doorboort. In haar Vida, hoofdstuk 9 schrijft zij over deze ervaring, die enerzijds zo’n pijn veroorzaakte dat ze kreunde, maar anderzijds zo’n intens genot dat ze wilde dat er geen einde aan zou komen:

Vi a un ángel cabe mí hacia el lado izquierdo en forma corporal... No era grande, sino pequeño, hermoso mucho, el rostro tan encendido que parecía de los ángeles muy subidos, que parece todos se abrasan... Veíale en las manos un dardo de oro largo, y al fin del hierro me parecía tener un poco de fuego. Este me parecía meter por el corazón algunas veces y que me llegaba a las entrañas: al sacarle me parecía las llevaba consigo, y me dejaba toda abrasada en amor grande de Dios. Era tan grande el dolor que me hacía dar aquellos quejidos, y tan excesiva la suavidad que me pone este grandísimo dolor que no hay desear que se quite, ni se contenta el alma con menos que Dios. No es dolor corporal, sino espiritual, aunque no deja de participar el cuerpo algo, y aun harto. Es un requiebro tan suave que pasa entre el alma y Dios, que suplico yo a su bondad lo dé a gustar a quien pensare que miento... Los días que duraba esto andaba como embobada, no quisiera ver ni hablar, sino abrasarme con mi pena, que para mí era mayor gloria, que cuantas hayan tomado lo criado.

(In dit visioen behaagde het de Heer dat ik hem zo zag: hij was niet groot, maar klein en heel mooi, met zijn gezicht zo helder dat hij leek op een van de engelen heel hoog in de hiërarchie die allemaal lijken te branden van goddelijke hartstocht: ik geloof dat zij degenen zijn die cherubijnen worden genoemd, omdat de namen voor mij geen betekenis hebben, maar ik zie duidelijk dat er in de hemel zo’n verschil is tussen engelen en engelen, en tussen de een en de ander, dat ik zou niet weten hoe ik mezelf moest uiten. Ik zag in zijn handen een lange gouden pijl, waarvan het leek alsof er een klein vuurtje op de ijzeren punt zat. Het leek erop dat hij het verschillende keren in mijn hart stak, zo diep dat het mijn ingewanden bereikte, en toen hij het eruit trok, leek het alsof hij het weghaalde, waardoor ik helemaal ontstoken raakte van grote liefde voor God. De pijn van de wond was zo intens dat ik daardoor het gekreun deed uitstoten waarover ik sprak, maar de zoetheid die deze enorme pijn in mij opriep was zo groot dat het niet nodig was het einde ervan te verlangen, noch kon de ziel tevreden zijn met iets anders dan God geen fysieke pijn, maar een geestelijke pijn, zelfs als het lichaam niet nalaat een beetje, of liever gezegd, veel mee te doen.)




Alleen al hiervoor komt men van heinde, verre en Oudenbosch naar deze kerk: Estasi di Santa Teresa van Gian Lorenzo Bernini

De extase en volledige overgave van de heilige is typerend voor de vroomheid van de contrareformatie, tot de woordvoerders waarvan de Spaanse mystica Theresa zelf behoort. De zinnelijke uitstraling die Theresa’s extase omgeeft, kwam echter ook de tijdgenoten eerder erotisch dan religieus voor en ontmoette kritiek.
De groep behoort tot de meest volmaakte werken van Bernini, en de figuur van de glimlachende engel ook tot zijn mooiste. Zelden werd marmer zo soepel bewerkt, wat onder andere tot uiting komt in de kleding van de karmelietes, de engel en de wolken. Het blok marmer rust op een onopvallende sokkel en lijkt gewichtloos. De belichting van boven verlicht de gouden, goddelijke lichtstralen, maar blijft onzichtbaar voor de beschouwer, waardoor de bovennatuurlijkheid van de gebeurtenis gesuggereerd wordt. In dit barokke tafereel is de grens tussen de werkelijkheid en de wereld vol illusies van de kunstenaar totaal vervaagd.
De groep wordt in een toneelmatige architectuur gepresenteerd; aan de zijden van de kapel zijn theaterloges aangebracht, van waaruit leden van de familie Cornaro, de opdrachtgevers van de beeldengroep, deel hebben aan wat zich afspeelt. Of spelen zij hier de rol van Statler en Waldorf uit de Muppet Show, die commentaar leveren op wat zij zien?




L’La Acqua Felice | Aqua Felix


Al in de oudheid vormde de watervoorziening van Rome een steeds groter probleem. Steeds grotere aquaducten moesten steeds meer water van steeds verder uit de omliggende bergen aanvoeren om de luxe van bijvoorbeeld de keizerlijke thermencomplexen voor de inmiddels bijna twee miljoen inwoners tellende stad mogelijk te maken. De verwoestingen in de middeleeuwen en de ballingschap der pausen in Avignon (1309-1376) hadden de stad ontvolkt, zodat de waterleidingen niet meer gebruikt werden en in verval raakten. Bij de hernieuwde bevolkingsaanwas in de 15e en 16e eeuw werd het water weer schaars, zodat de waterleidingen moesten worden vernieuwd en uitgebreid. Sixtus V hield met het belang van de watervoorziening rekening door de bouw van een zgn. mostra, een pronkwand waaruit de pauselijke zorg voor de stad moest blijken. De Acqua Felice is de eerste in een serie monumentale fonteinen, die karakteristiek werden voor het Romeinse stadsbeeld en een hoogtepunt bereikten met de Fontana di Trevi. Sixtus V heette eigenlijk Felice Peretti, vandaar de naam van de fontein, die in de volksmond ook wel „Mozesfontein” wordt genoemd.
De triomfale pronkwand werd in 1587/88 door Domenico Fontana (* 1543 , † 1607) gebouwd als eindpunt van het door Sixtus V gerestaureerde, gelijknamige aquaduct. Boven drie hoge, door zuilen onderverdeelde nissen ligt een hoge attica met een inscriptie die de restauratie van de waterleiding onder Sixtus V roemt:

SISTVS V PONT. MAX. PICENVS
AQVAM EX AGRO COLVMNAE
VIA PRAENEST. SINISTRORSVM
MVLTAR. COLLECTIONE VENARVM
DVCTV SINVOSO A RECEPTACVLO
MIL. XX A CAPITE XXII ADDVXIT
FELICEMQ. DE NOMINE ANTE PONT. DIXIT

„Paus Sixtus V uit Piceno, verzamelde op het platteland van Colonna aan de linkerkant van de Via Prenestina, water uit vele bronnen van de twintigste tot de tweeëntwintigste mijl, via een kronkelige leiding en noemde het Felice naar de naam die hij had voordat hij paus werd.”


Aan de door voluten ingesloten gevel houden engelen het wapen van de paus vast.
In de centrale nis bevinden zich het standbeeld van Mozes door Leonardo Sormani (* ± 1530 , ‡ ± 1590) en Prospero Antichi (bijgenaamd „il Bresciano”, * ? , † 1599), die zich duidelijk hebben laten inspireren door de Mozes van Michelangelo (voluit Michelangelo Buonarroti, * 1475 , † 1564) in de San Pietro in Vincoli.
Naar verluidt zou de beeldhouwer – Sormani of il Bresciano? – uit teleurstelling zelfmoord hebben gepleegd toen hij het plompe resultaat onder ogen kreeg.

In de nissen ernaast twee reliëfs met Bijbelse voorstellingen die allebei met water te maken hebben: „Het volk Israël trekt onder leiding van Jozua door de Jordaan” en „Aäron leidt de Israëlieten naar de waterplaats”.




Terug naar de Romereis 2024.

Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website