SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE


La Basilica di Santa Prassede | Basiliek van Sint-Praxedis



De H. Praxedis en de H. Pudentiana waren de dochters van senator Pudens, die Petrus onderdak verleende toen deze in Rome aankwam; Pudens zou volgens de overlevering de eerste bekeerling van Petrus in Rome zijn. Op het huis van Pudens ontstond tegen het eind van de vierde eeuw de basilica Santa Pudenziana (genoemd naar de andere zus).
De Santa Prassede is ooit begonnen als titulus: het huis van een particulier waar in de oudheid christelijke diensten werden gehouden. De huidige kerk ontstond in 822 in opdracht van Paschalis I en werd vanaf de vijftiende eeuw diverse malen herzien. De voormalige hoofdingang (nr. 1) ligt aan de Via S. Martino ai Monti en wordt overdekt door een baldakijn, dat ondersteund wordt door twee granieten zuilen met Ionische kapitelen. Het atrium (nr. 2), dat het portaal (nr. 3) en de façade verbindt, is tegenwoordig gesloten.
Oorspronkelijk bestond het interieur uit drie schepen, van elkaar gescheiden door zuilen waar de architraaf direct op rustte, dus zonder kapitelen. In de dertiende eeuw werd het interieur ingrijpend veranderd door de toevoeging van drie overlangse bogen, die drie of vier eeuwen later van fresco’s werden voorzien. In het midden van de gerestaureerde Cosmatenvloer geeft een porfieren plaat de plek aan van een put, waarin Praxedis bloed en relieken van de door Nero vervolgde martelaars bewaard zou hebben. Het cassetteplafond dateert uit de negentiende eeuw.

  1

voormalige hoofdingang

  2

atrium

  3

portaal

  4

middenschip

  5

Cappella di San Pietro (Kapel van Sint-Petrus); fresco van Sint-Petrus die Pudens bezoekt

  6

Cappella di San Carlo Borromeo (Kapel van de H. Carolus Borromeüs)

  7

Cappella Olgiati

  8

Cappella di Giovanni Gualberto

  9

sacristie

10

19e-eeuwse kamer waarin een zwarte marmeren steen ligt; deze steen zou het bed van de H. Praxedis zijn geweest

11

confessio

12

ciborium

13

Cappella del Crocefisso (Kapel van het Kruisbeeld): grafmonument voor kardinaal Anchier Pantaléon de Troyes (* 1201 , † 1286), naar Arnolfo di Cambio; houten crucifix uit de 16e eeuw

14

grafmonument voor bisschop Giovanni Battista Santoni (* 1529 , † 1592), wiens portretbuste het vroegst bekende werk van Bernini is

15

zij-ingang; icoon van de Madonna della Salute

16

Cappella del cardinale Coëtivy; grafmonument voor kardinaal Alain de Coëtivy (* 1407 † 1474) van Andrea Bregno

17

Cappella di San Zenone

18

Colonna della Flagellazione: de paal waaraan Jezus vastgebonden zou zijn toen Hij gegeseld werd; ze is in 1233 uit Jeruzalem naar Rome gebracht in en wordt vooral in de Heilige Week druk bezocht; de glazen stolp is uit de 19e eeuw

19

Cappella Pio X (voorheen Cappella Cesi)

20

Cappella di San Bernardo degli Uberti



De aandacht van iedereen die de basiliek binnenkomt, wordt meteen getrokken door het mozaïek op de triomfboog, dat dateert uit de tijd van Paschalis I, wiens monogram zich aan de binnenzijde van de (gerestaureerde) boog bevindt. Het is een voorstelling van het hemelse Jeruzalem met Christus tussen twee engelen. Daaronder de apostelen in twee groepen, voorgegaan door Paulus, Johannes de Doper en Maria; aan de zijkant Mozes met de tafelen der wet en Elia met een engel. Bij de stadspoort ontvangen twee engelen de uitverkorenen.
In het presbyterium - de ruimte waar de ceremonie plaatsvindt - schiep Carlo Fontana (* 1638 , † 1714) een kostbaar baldakijn (ook wel ciborium genaamd); in de confessio daaronder bevinden zich zeer fraaie vroegchristelijke sarcofagen met de stoffelijke resten van de heiligen Praxedis en Pudentiana.
Het apsismozaïek, dat net als dat op de triomfboog uit de negende eeuw stamt, is overduidelijk geïnspireerd door het drie eeuwen oudere apsismozaïek van de SS. Cosma e Damiano: het toont Christus in het midden voor een wolkenveld, daarboven de hand van God met de Kroon des Levens, links Paulus, die Praxedis omarmt, daarnaast Paschalis met de vierkante nimbus der levenden en het model van de geschonken kerk, geheel aan de buitenzijde de palm met de feniks als symbool van de opstanding en de onsterfelijkheid; rechts Petrus, die Pudentiana omarmt, daarnaast de H. Zeno. Aan de voeten van de heiligen de Jordaan, daaronder het Christus symboliserende Lam, dat vanuit Jeruzalem zowel als vanuit Bethlehem door zes lammeren (apostelen) tegemoet wordt getreden. Aan de buitenzijde van de boog weer het Lam Christus in het midden, aan de zijkant de zevenarmige kandelaar van Israël, de vier aartsengelen en de symbolen van de evangelisten. Daaronder bieden de 24 Oudsten uit de Openbaring van Johannes het Lam hun kronen aan.


Het middenschip (nr. 4) en het ciborium (nr. 12).


De confessio (nr. 11).


In de crypte (nr. 11) bevindt zich de sarcofaag met de relikwieën van de Heiligen Praxedis en Pudentiana.


De mooiste kapel aan de linkerzijde is de Cappella di Giovanni Gualberto: deze kapel is gewijd aan de heilig verklaarde monnik Giovanni Gualberto (* ± 985 , † 1073), de oprichter van de Vallombrosianen (O.S.B. Vall.), een benedictijner kloosterorde; Giovanni is de patroonheilige van bossen en boswachters. Het fresco in de apsis is van Giulio Bargellini (* 1875 , † 1936) en duidelijk geïnspireerd door de Wiener Sezession; het toont de Hemelvaart van Maria te midden van Vallombrosiaanse nonnen en monniken.


De koepel van de Cappella di Giovanni Gualberto. We zien allegorieën van de liefdadigheidswerken met daartussen de symbolen van de vier evangelisten.



Helemaal achterin de linker zijbeuk bevindt zich een aedicula met een beeldje van de naamgeefster van de basiliek: de H. Praxedis.


In de Heilige Week (de week voor Pasen) is de deur naar het atrium open. Vanaf Passiezondag (de vijfde zondag van de vastentijd) worden kruisen in Katholieke kerken traditioneel verhuld met paarse doeken.


Dit alles is heel mooi, maar wij komen – net als vrijwel alle andere bezoekers – eigenlijk maar voor één ding: de Zenokapel (nr. 17).
Paschalis I liet de kapel tussen 817 en 824 bouwen voor zijn moeder, Theodora. De zuilen naast de ingang en de architraaf zijn uit antieke gebouwen afkomstig. Boven de deur is een marmeren asurn uit de derde eeuw geplaatst in een venster dat omlijst wordt door twee rijen sterk gerestaureerde, in mozaïek uitgevoerde medaillons met voorstellingen van heiligen. Centraal in de binnenste rij zien we de H. Maagd Maria met het Kind, tussen de Heiligen Zeno en Valentinus.
Onder invloed van de Amerikaanse commercie is Sint-Valentinus (* ± 269 , † 14 februari 273) de laatste decennia uitgegroeid tot een van de bekendste heiligen, tot ver buiten de Katholieke Kerk. In de eeuwen daarvoor was Valentijn eerder vergeten heilige: paus Gelasius I riep in 496 14 februari uit tot de dag van de heilige Valentijn, maar omdat er in die tijd al geen enkel biografisch gegeven meer over de heilige bekend was, werd hij omschreven als „iemand die terecht door mensen wordt vereerd, maar wiens daden slechts aan God bekend zijn.” Het is daarom geen wonder dat de verhalen over zijn leven vooral gebaseerd zijn op legendes. Hij zou bisschop van Terni en later in Rome geweest zijn. Een heidense soldaat en een christenmeisje kwamen bij de bisschop met het verzoek te mogen trouwen. Valentijn vond de liefde zwaarder wegen dan de Romeinse wet, dus hij huwde het stel. Natuurlijk kwamen er daarna meer paren bij hem met hetzelfde verzoek. Dat ging een hele tijd goed, tot hij werd aangegeven en gearresteerd. Toen hij voor de keizer - dat was in die tijd Claudius II Gothicus - moest verschijnen, probeerde hij die te bekeren. Dat was niet de handigste actie van vriend Valentijn, want de keizer voelde zich beledigd en liet Valentijn martelen en onthoofden. Tussen de veroordeling en de voltrekking van het doodvonnis zat Valentijn in de gevangenis; een heidense cipier kwam bij hem met het verzoek zijn blinde dochtertje te genezen. Valentijn zorgde voor een geneesmiddel, maar dat werkte niet. Op de dag van zijn onthoofding - 14 februari - probeerde de vader van het meisje nog wanhopig het vonnis tegen te houden, maar tevergeefs. Na de terechtstelling ontving het meisje een klein briefje van Valentijn, waaruit een gele bloem viel - tijdens zijn leven gaf hij de mensen die hem om raad vroegen een bloem, vandaar de bloemengroet op Valentijnsdag -; op het briefje stond „Van Valentinus” en direct kon ze weer zien. En om de legende helemaal van een happy end te voorzien, bekeerde de cipier zich vervolgens uiteraard tot het christendom.
Om welke heilige Zeno het hier gaat, is niet meer na te gaan, want er waren nogal wat heilige Zeno’s: Zeno van Philadelphia († 304), Zeno van Gaza († ± 362), Zeno van Verona († ± 375), Zeno de Heremiet († ± 416).
Tussen de andere heiligen op de binnenste rij staan uiteraard ook de Heiligen Praxedis en Pudentiana en nog zes andere vrouwelijke heiligen. In de buitenste rij zien we bovenaan Christus, geflankeerd door Petrus en Paulus en de overige apostelen. In de hoeken bovenaan kijken de profeten Mozes en Elias op ons neer, en onderaan twee pausen (te herkennen aan een tiara; deze twee zijn in de negentiende eeuw pas aangebracht of gerestaureerd); het is aannemelijk dat een van beiden Paschalis I is.

Ingang van de Cappella di San Zenone (nr. 17).

In het als een Grieks kruis gevormde interieur dragen vier granieten zuilen met Korinthische kapitelen de graten van het gewelf; de vloer bestaat uit inlegwerk van marmer (opus sectile). De gehele ruimte is overdekt met negende-eeuwse mozaïeken met goudkleurige achtergrond, die het belangrijkste monument van Byzantijnse kunst in Rome vormen. De schitterende kleuren van de mozaïeken, de zacht glanzende gouden achtergrond en de majesteitelijke statigheid van de heiligen rechtvaardigen de naam „tuin van het paradijs”, die de kleine maar buitengewoon kostbare ruimte sinds de middeleeuwen draagt.
Boven de ingang van de Zenokapel komen we, net als aan de buitenzijde, onze vrienden Petrus en Paulus, die de troon van Christus ondersteunen, tegen. Op de boog aan de linkerkant zijn de Heiligen Agnes (* 242 , † 254 of * 292 , † 304), Praxedis en Pudentiana afgebeeld, in de nis daaronder het mystieke Lam met herten bij het bronwater (symbolen van de ziel die dorst naar het Woord Gods) en daar weer onder Theodora met de vierkante nimbus der levenden, de H. Maagd Maria en twee vrouwelijke heiligen. In de nis van het altaar een dertiende-eeuws mozaïek van de tronende Madonna met Kind tussen Praxedis (links) en Pudentiana (rechts), aan weerszijden van het venster Maria en Johannes de Doper; daarboven de Transfiguatie, met Jezus in het midden, geflankeerd door Mozes (links) en Elias (rechts) en in de hoeken de apostelen Petrus (links) en Johannes (rechts). In het boogveld rechts staan de apostelen Johannes, Andreas en Jacobus afgebeeld en in de nis daaronder Christus tussen Paschalis I en Sint-Valentijn (* ± 269 , † 14 februari 273).
Het meest in het oog vallende mozaïek bevindt zich echter in het gewelf: we onderscheiden vier engelen, die een schild met de buste van Christus Pantocrator (Jezus als heerser, κράτωρ, over alles, παντό(ς)) dragen.


Cappella di San Zenone: nis aan de linkerzijde.


Cappella di San Zenone: boog boven het altaar.



Cappella di San Zenone: aedicula boven het altaar.


Cappella di San Zenone: ratabel (altaarstuk); Jezus draagt een boekrol met het opschrift EGO SVM LVX (Ik ben het licht).



Cappella di San Zenone: nis aan de rechterzijde. De nis is helaas beschadigd bij de aanleg van de kapel waarin de geselpaal wordt bewaard.


Ingang van de Zenokapel (nr. 17).

In de kapel naast de Zenokapel (nr. 18) wordt een deel van de zuil, waartegen Jezus geleund zou hebben toen hij onder Pontius Pilatus - tussen 26 en 36 de vijfde praefectus civitatum van Judea - werd gegeseld, tentoongesteld.

Ἰησοῦς Χριστὸς Παντοκράτωρ (Cappella di San Zenone).




Terug naar de Romereis 2024.

Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque.
Naar de Situs Classicus.


Google
www op deze website