SITVS ERVDITIONIS CLASSICAE CVLTAEQVE
Il Teatro di Marcello | Het Theater van Marcellus
Een familiefoto vanaf het Monument voor Victor Emanuel: het Theater van Marcellus, de drie overgebleven zuilen van de Tempel van Apollo Sosianus, de Synagoge en natuurlijk nog wat andere gebouwen. Achter het theater zien we een deel van het Tibereiland. |
Strenge, conservatieve Romeinen slaagden er tijdens de Romeinse Republiek (509 tot 27 v.c.) eeuwen lang in om theatervoorstellingen, naar hun mening een ernstige bedreiging voor
het zedelijk peil van de burgers, buiten de deur, of liever gezegd buiten Rome, te houden. Theatervoorstellingen kwamen immers uit het perverse Griekenland met hun rare
goden en rare seksuele gewoontes, maar ook rare, plaatselijke ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap en andere nieuwlichterij. Pas in de tweede eeuw voor Christus
verrichtten de dichters Titus Maccius Plautus (* 251 , 184) en Publius Terentius Afer (* ± 195/190 , 159) echter baanbrekend werk met hun komedies, het enige
theatergenre dat de Romeinen nog wel enigszins konden waarderen. In de komedies van deze twee heren treden vaak typetjes op, zoals de geraffineerde slaaf, de domme meester, de luie
zoon die in de problemen en de mooie dochter of geliefde: welbekend voor elke Romein. Alle rollen in het theater werden - en dat is dan één ding dat de Romeinen gemeen hadden met de
Grieken - werd gespeeld door mannen. Dat kon ook makkelijk, want alle toneelspelers hadden maskers op. De grote voordelen van die maskers waren, dat de grote mondopeningen van die
dingen het geluid versterkten - in combinatie met de goede akoestiek van theatergebouwen was het geluid ook zonder geluidsapparatuur zelfs op de bovenste rijen van de tribunes goed
te verstaan - en dat men ook zonder toneelkijkers zelfs op dezelfde bovenste rijen van dezelfde tribunes kon zien om welk type het ging. Allengs trad er vanaf de tijden van
Plautus en Terentius een kentering op: het werd toegestaan om over in het snel uitdijende Romeinse Rijk toneelvoorstellingen te houten, maar alleen in houten theaters, die na
een voorstelling (of een reeks voorstellingen) ook weer snel afgebroken konden worden. Het bouwen van theaters van steen, zoals in Griekenland, bleef vooralsnog verboden.
Tegen het einde van de tweede eeuw v.C. werd het Marsveld, tot dan toe een drassig terrein aan de westkant van Rome dat eigenlijk alleen maar geschikt was om soldaten te laten
oefenen (vandaar de naam Marsveld: gewijd aan de god van de oorlog), drooggelegd en werd het zuidelijk deel van dat terrein snel volgebouwd. De machtige generaal Gnaeus Pompeius
Magnus (* 106 , 48 v.C.) daagde de conservatieve Romeinen uit door het eerste stenen theater van Rome te bouwen, maar dan wel met een tempel voor Venus op de bovenkant van
de tribune, zodat de tribune gezien kon worden als een trappartij die omhoog naar de tempel leidde; de list slaagde: niemand had de euvele moed om een tempel af te
breken.
Enkele tientallen jaren later verrezen ook het Theater van Balbus en het Theater van Marcellus; alleen dat laatste is nog te zien. Van het Theater van Pompeius
zijn nog fundamenten te zien in de kelders van de huizen in deze buurt, dat van Balbus is geheel verdwenen. Tussen de westelijke helling van de Capitolijnse heuvel en de oever van
de Tiber liet Gaius Julius Caesar (* 100 , 44 v.C.) om te wedijveren met Pompeius een begin maken met de nieuwbouw van een theater, dat echter pas in 13 v.C. onder
Augustus
kon worden voltooid, die het wijdde aan de nagedachtenis van Marcellus (42 - 23 v.C.), de jong overleden zoon van zijn zuster Octavia (* ± 69 - 11 v.C.).
Evenals het oudere Theater van Pompeius op het Marsveld was dit theater geen amfitheater (d.w.z. bedoeld voor gladiatoren en dierengevechten), maar een Grieks
theater, waarin toneelstukken werden opgevoerd. In tegenstelling tot de meeste Griekse theaters werd het Marcellustheater niet tegen een helling gebouwd, maar als vrijstaand gebouw
gerealiseerd. Om het theater te kunnen bouwen was een uitgestrekt gebied onteigend, waarbij ook enkele heilige gebouwen werden gesloopt, zoals een tempel gewijd aan de godin
Pietas (Vroomheid) en een tempel die misschien geïdentificeerd zou worden met de tempel van Diana. Bij de dood van Caesar waren echter alleen de fundamenten gelegd, maar
zoals zo veel onafgemaakte bouwprojecten werden ook deze werken hervat en voltooid door Augustus, die met zijn eigen geld een nog groter gebied opkocht en een groter gebouw liet
optrekken dan oorspronkelijk gepland. Enkele heilige gebouwen die daar al stonden, zoals de oude Tempel van Apollo en de Tempel van Bellona, moesten afgebroken, verhuisd en
gereconstrueerd worden. En, vroom als de Romeinen waren, werden ook de Tempel van Pietas en die van Diana herbouwd en opgenomen in de scaenae frons van het
theater: het afbreken van tempels kwam bij de Romeinen, zolang ze nog in hun oude goden geloofden, nicht in Frage.
Omgevingskaartje:
|
De ligging van het Theater van Marcellus op de grote maquette van Rome in het Museo della Civiltà Romano. Daar links boven het Theater van Balbus, rechts het Capitool, met rechts naast het Theater van Marcellus het Forum Holitorium en een stukje Forum Boarium; achter het theater de Tempel van Apollo en die van Bellona; tussen beide theaters de Porticus Philippi en de Porticus Octaviae. Schuin boven het Theater van Balbus zien we nog net de vier tempels van het Largo Argentina, waar achter het Senaatsgebouw van Pompeius en de zuilengalerij die naar het Theater van Pompeius voerde. Op de voorgrond natuurlijk de Tiber met het eiland. |
|
|
|
Omdat het eigenlijk toneelgedeelte van het Theater van Marcellus verdwenen is,
hier een afbeelding van het theater van Leptis Magna (het huidige Al Khums in Libië), met de verschillende onderdelen van een Romeins theater:
1 scaenae frons (de muur achter het proscaenium) 2 proscaenium (ook kortweg scaena of palpitum genoemd: het eigenlijke toneel 3 orchestra (de plaats waar gedanst en gezongen werd met een altaar) 4 velum (het zeil dat bij al te grote hitte over het toeschouwersgedeelte werd gespannen) 5 vomitorium (in- en uitgang) 6 cavia (de toeschouwersruimte oftewel tribune) |
Een van de best bewaarde Romeinse theaters is dat van Aspendos (bij de plaats Serik in de provincie Antalya, Turkije). Hier is de scaenae frons nog vrijwel intact, zodat we een aardig idee krijgen hoe het Theater van Marcellus ooit uit heeft gezien. |
Het Theater van Marcellus met rechts de drie overgebleven zuilen van de Tempel van Apollo Sosianus. |
Il Tempio di Apollo Sosiano | De Tempel van Apollo Sosianus
Ten noorden van het Theater van Marcellus verrees tussen 433 en 431 v.C. de eerste tempel gewijd aan de Griekse god Apollo, die door de Romeinen in het begin werd vereerd als
god die zieken kon genezen (Apollo Medicus). Dit Apollinar (cultusplaats voor Apollo) was het gevolg van een gelofte die twee jaar eerder was gedaan, toen de hulp van
Apollo was ingeroepen om een vreselijke pestepidemie te stoppen, maar de tempel moest dan wel buiten het pomerium gebouwd worden, omdat Apollo een niet-Romeinse god was, die
binnen de heilige grens niet vereerd mocht worden. Dat pomerium was het gewijde gebied van Rome dat oorspronkelijk door
Romulus zou zijn aangebracht door met een ploeg een vore te trekken rondom de stad. De tempel op het toen nog Prata
Flaminia (Flaminische weide) geheten terrein zou ingewijd zijn door Gnaeus Julius Mento, een voorouder van Julius Caesar. Bij de Gallische invasie van 387 v.C. werd de eerste
versie van de tempel vernield en in 353 gerestaureerd. In 179 v.C. liet censor (ambtenaar die belast was met het organiseren van volkstellingen) Marcus Aemilius Lepidus de
tempel geheel herbouwen. Plinius maior (eigenlijk Gaius Plinius Secundus, * 23/24 , 79) maakt in zijn Naturalis Historia XXXVI.34 melding van beelden van
Apollo, Latona en de negen Muzen, alle toegeschreven aan Philiscus van Rhodos (tweede eeuw v.C.) In 34 v.C. deed Gaius Sosius, gouverneur van Cilicië en Syrië, de belofte om de
Tempel van Apollo Medicus geheel in marmer te herbouwen. Hij deed dat als dankbetuiging, omdat hij als zegevierend generaal een triomftocht mocht houden na enkele militaire
successen in het oosten. Heel opvallend, omdat Octavianus terzelfder tijd de grote Tempel van Apollo
liet bouwen, pal naast zijn huis op de Palatijn. Sosius was een aanhanger van Marcus Antonius, in die tijd Octavianus tegenstander, en men vermoedt dat Sosius en Octavianus
elkaar middels hun tempels probeerden te overtroeven. In 32 brak er een regelrechte burgeroorlog uit tussen Antonius en Octavianus, die er o.a. toe leidde dat Sosius gedwongen werd
de Stad te ontvluchten. Nadat Antonius en zijn vijfde echtgenote Cleopatra VII Philopator op 2 september 31 in de Slag bij Actium verslagen werd (met de zelfmoord van het
Romeins-Egyptisch echtpaar tot gevolg), werd Sosius vergeven en hij mocht terugkeren naar Rome. Daar liet hij zijn tempel afbouwen; het is meer dan waarschijnlijk dat hij de tempel
liet inwijden in Augustus naam, maar te zijner ere werd hij de Tempel van Apollo Sosianus genoemd.
Omgevingskaartje van het zuidelijk deel van het Marsveld door Cassius Ahenorbarbus, CC BY-SA 4.0, koppeling. |
Reconstructietekening van de Tempel van Apollo Sosianus door Cassius Ahenobarbus, CC BY-SA 4.0, koppeling. |
Tijdens de bouw van het theater van Marcellus werd de voortrap afgeschaft en vervangen door twee treden aan de zijkanten van de pronaos (de voorhal van de tempel).
De drie sierlijke, gecanneleerde zuilen met Korinthische kapitelen, die in 1940 weer overeind zijn gezet, maakten ooit deel uit van deze pronaos. |
De amazonomachie van de Tempel van Apollo Sosianus in het Centrale Montemartini-museum; © foto Mark Landon, |
Il Portico di Ottavia | De Porticus Octaviae
Tussen het Theater van Marcellus en de Tempel van Apollo Sosianus lopen wij door in de richting van het getto, de oude joodse wijk van Rome. Het Derde Lateraanse
Concilie stelde in 1179 verplicht, dat joden apart moesten gaan wonen, en in de eeuwen daarop ontstonden in veel Europese landen gettos. De benaming getto is
ontleend aan de Venetiaanse wijk Ghetto Nuovo; ghetto komt van gheta, het Venetiaanse woord voor slak (het restproduct van een ijzergieterij): op de plaats waar
de joden sinds 1516 gedwongen woonden, was namelijk eerder een ijzergieterij gevestigd. In de negentiende eeuw verdwenen deze gettos langzamerhand, omdat de na de
Napoleontische tijd geliberaliseerde wetgeving joden toestond om ook buiten de aangewezen gettos te gaan wonen. De oude gettos, die vrijwel overal bestonden uit
verouderde, dicht opeengepakte, onhygiënische en slecht gebouwde huizen maakten plaats voor nieuwere woonwijken. De joodse wijk van Rome is nu een gezellige wijk, waar nog steeds
veel joden wonen en waar veel koosjere restaurants zijn gevestigd. Maar darover later meer.
Eerst zien we op het Largo 16 Ottobre 1943 aan onze rechterhand de toegangshal van de Portiek van Octavia (Latijn: Porticus Octaviae), ooit een monumentaal
complex dat dateert uit de tijd van Augustus. De porticus verving een oudere porticus, die van Metellus
(Porticus Metelli) uit de tweede eeuw v.C. De Porticus van Octavia bestond uit een ommuurde portiek die de tempels van Juno Regina en Jupiter Stator
omringde. De nu zichtbare resten behoren tot een radicale reconstructie uit de tijd van Septimius Severus. |
Reconstructietekening van de Porticus Octaviae door Cassius Ahenobarbus, CC BY-SA 4.0, koppeling. |
Het propylaeum van de Porticus Octavia, zoals dat er heden ten dage uitziet. |
[imp . caes . l . septimiu]S . SEVERVS . PIVS . PERTINAX . AVG . ARABIC . AD[iabenic . par]THIC . MAXIMVS / TRIB. POTEST . XI . IMP . XI . COS . III . P . P . ET |
CAPITA PISCIUM HOC MARMOREO SCHEMATE LONGITUDINE MAJORUM USQUE AD PRIMAS PINNAS INCLUSIVE CONSERVATORIBUS DANTO |
Il Tempio Maggiore | De Grote Synagoge
Leuk hoor, die Porticus Octaviae, maar aan een gebouw waar alleen het toegangsportaal bewaard is gebleven, beleven wij geen urenlang kijkplezier, dus we draaien ons om en
kijken eens naar het straatnaambordje: we bevinden ons op het Largo 16 ottobre 1943 met als toelichting: Deportazione degli Ebrei di Roma. We lopen inmiddels lang genoeg
rond in Rome om te weten dat een largo een soort plein is, of liever gezegd: een verbreding van de straat; een piazza is een echt plein zoals wij dat kennen. 16
ottobre 1943 is een datum, daar hebben we echt geen talenknobbel voor nodig: 16 oktober 1943. Dat zal dus wel iets met de oorlog te maken hebben. En inderdaad: er is sprake van
een deportazione, waarin wij ons woord deportatie herkennen. Zie je wel, dat Italiaans is helemaal niet zon moeilijke taal! Ebrei is een wat ander verhaal;
we weten uit onze lessen Frans dat men in Zuid-Europa grote moeite heeft met het uitspreken van de letter h; dat is in het Italiaans niet anders, maar het verschil met
Frans is dat de praktische Italianen die letter dus ook doodleuk niet schrijven. Denk eens de letter h vóór dat Ebrei en dan kom je uit bij Hebrei en dat
ziet er dan toch weer uit als ons woord Hebreeuws. Inderdaad: Hebreeërs oftewel joden: die werden op 16 oktober uit Rome gedeporteerd. Vooral linkse mensen van tegenwoordig
zijn gewend om alles wat naar de discriminatie neigt, fascistisch noemen, maar zoals zo vaak slaan zij de plank volkomen mis. Fascisme was (is?) een Italiaanse
ultra-rechtse politieke stroming die streeft naar een corporatieve staat (een staat waarin de wetgevende macht aan burgervergaderingen word toegekend die diverse gorepen uit de
samenleving vertegenwoordigen) met één sterke leider of één partij die de absolute macht heeft. In Duitsland heeft men dit nageaapt, maar de nazis voegden er racistische ideeën
aan toe en die stroming noemen we nationaal-socialisme. Zolang Mussolini (* 1883 , ޙ) in Italië aan de macht was (van oktober 1922 tot juli 1943), werden joden in
Italië weliswaar gediscrimineerd, maar heus niet meer dan in andere West-Europese landen vanaf de Middeleeuwen tot aan de twintigste eeuw. Tot 1938 mochten joden gewoon lid zijn
van Mussolinis Partita Nazionale Fascista; sterker nog: il Duce hield er zelfs jarenlang een joodse maîtresse, Margherita Sarfatti (* 1880 , 1961) op na.
Tot 25 juli 1943 waren joden in Italië zelfs veiliger dan in andere Europese landen. Dat gold ook voor de door het Italiaanse leger bezette gebieden in Frankrijk, Joegoslavië en
Griekenland: de daar aanwezige Joden werden door de Italianen actief beschermd. Maar op die bewuste dag veranderde alles:
de Grote Fascistische Raad onder leiding van graaf Galeazzo Ciano (schoonzoon van Mussolini en minister van buitenlandse zaken van Italië van 1935 tot 1939, * 1903 ,
1944) en graaf Dino Grandi (minister van financiën van 1939 tot 1943, * 1895 , 1988) zette Mussolini af als premier en een dag later werd hij gearresteerd op bevel van
koning Victor Emanuel III gearresteerd. Toen Italië zich in het najaar van 1943 overgaf aan de geallieerden,
bezetten Duitse troepen onder bevel van Albert Kesselring (* 1885 , 1960) Italië en vanaf oktober begonnen mobiele Einsatzgruppen onder leiding van
SS-Hauptsturmführer Theo Dannecker (* 1913 , 1945) een meedogenloze jacht op joden in alle Italiaanse steden onder Duits bewind. Op zwarte zaterdag 16
oktober 1943 werden zon 2000 joden uit Rome gedeporteerd, maar de eerlijkheid gebiedt ons te vertellen dat o.a. dankzij de hulp van de Italiaanse politie 90% van de joodse
bevolking van Rome de dans wist te ontspringen. In totaal verloren slechts 8000 Italiaanse joden het leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat zijn er natuurlijk altijd
nog 8000 te veel, maar de cijfers vallen in het niet als je ze vergelijkt met de situatie in Nederland, waar dankzij de welwillende medewerking van de Nederlandse politie, de
halfgare ambtenaar Jacobus Lambertus Lenz (die het beste persoonsbewijs van heel Europa ontwierp en dacht dat hij daarmee iets goed had gedaan, maar zodoende de Duitsers perfect
in de kaart speelde, * 1894 , 1963) en de Nederlandse Spoorwegen ongeveer 105.000 van de naar schatting 140.000 in ons land wonende joden de oorlog niet hebben overleefd.
De joden, die zich vanaf de tweede eeuw voor Christus in de wijk Trastevere (aan de overkant van de Tiber) hadden gevestigd, verhuisden in de dertiende eeuw massaal naar de
linkeroever van de Tiber. Paus Paulus IV liet hun wijk ommuren, zodat er een getto ontstond. Deze muur liep vanaf de
Ponte Fabricio langs de Via del Portico dOttavia en de Piazza delle Cinque Scole. De poorten gingen s morgens vroeg open en s avonds weer dicht.
In 1656 woonden er 4000 joden in het getto.
Sinds het in 1555 opgerichte getto stonden in deze buurt tot eind negentiende eeuw de vijf synagogen van de stad, tezamen Cinque Scole genoemd: de Scola Castigliana,
de Scola Catalana, de Scola de Siciliana, de Scola Nova en de Scola Italiana, elk met hun eigen riten. Sinds de annexatie van Rome door het Koninkrijk
Italië in 1870 werden de joden Italianse burgers die vrij waren om te gaan en te staan waar ze wilden. Negentien jaar later, toen heel Rome na de eenwording bruiste van de
bouwactiviteiten, werd voor het eerst de opdracht uitgeschreven om een nieuwe synagoge te bouwen, die de oude vijf scholen moest vervangen en verenigen, die trots
tussen de gebouwen van de nieuwe stad zou oprijzen en een monumentaal en sterk karakter zou hebben; de bedoeling was dat de nieuwe synagoge niet alleen de functie
zou krijgen van een plaats van aanbidding, maar ook als een symbool van emancipatie en vreugde, een uiting van de destijds pasverworven vrijheid; zesentwintig architecten en
ingenieurs reageerden, maar pas in 1901 startte de bouw onder leiding van de beide architecten Vincenzo Costa (* ? , ?) en Osvaldo Armanni (* 1855 , 1929); op 2 juli
1904 bezocht koning Victor Emanuel III het gebouw en op 20 juli van dat jaar werd de synagoge officieel ingewijd
door Vittorio Castiglioni (* 1840 , 1911), de opperrabbijn van Rome.
In de tuin van de synagoge staat een smeedijzeren chanoekia: een negenarmige kandelaber die door joden alleen tijdens het chanoekafeest (een achtdaags feest ter ere van de herinwijding van de Tweede Tempel in 164 v.C. door Judas Maccabeüs) wordt gebruikt. Niet te verwarren met de bekendere menora: een zevenarmige kandelaber van massief goud, die symbool staat voor het jodendom: we kwamen er eentje tegen op de Boog van Titus op het Forum Romanum. |
De Grote Synagoge, door de Italianen gek genoeg Tempio Maggiore (Grootste Tempel) genoemd. |
Herinneringen aan de holocaust (brandoffer, een woord dat afkomstig is uit het Grieks: ὁλόκαυστον, geheel verbrand; joden gebruiken zelf liever de term sjoah (השואה, totale vernietiging). |
De Tien Geboden op de geveldriehoek van de synagoge. |
Een bezoek van de paus aan het getto - niet aan een synagoge! - behoorde sinds de Middeleeuwen tot het pauselijk ritueel. De rabbi moest de paus daarbij de Thorarollen voorleggen.
Deze sprak dan de ceremoniële woorden: Wij erkennen uw wet, maar wij wijzen uw uitlegging af.
Verder waren de betrekkingen tussen het pausdom en zijn joodse onderdanen eerder gespannen te noemen. Van de 16e tot in de 19e eeuw was de joodse bevolking van Rome gedwongen om hier
op een uiterst klein areaal te wonen terwijl hun rechten aan een hele reeks beperkingen onderhevig waren. Pas toen de troepen van het koninkrijk in 1870 Rome binnenmarcheerden, werden
deze restricties opgeheven. In 1888 werden de muur en een groot deel van de wijk afgebroken. Gedurende de laatste jaren schijnt er een geleidelijke verzoening tussen de Joodse
gemeente en het pausdom op gang te komen. In 1986 bracht Johannes Paulus II als eerste paus een bezoek aan de
synagoge, waar de tijd al meer dan rijp voor was; een tweede bezoek aan de synagoge door een paus vond op 17 januari 2010 plaats door
Benedictus XVI en ook Franciscus bezocht het gebouw op
17 januari 2016.
In zeven kamers onder de synagoge is sinds het Museo di Arte Ebraica, waar naast religieuze voorwerpen ook een beeld van de geschiedenis van de joodse gemeenschap in Rome
geboden wordt, gevestigd. Onder de tentoongestelde werken bevindt zich de marmeren aron hakodesj van de Catalaanse School uit 1523, de oudste van de stad Rome, in
Renaissancestijl. In de kelder bevindt zich sinds 1932 ook een aparte synagoge voor de joden van de Spaanse ritus.
LIsola di San Bartolomeo | Het Tibereiland
Het Tibereiland (ook bekend als Insula Tiberina, Insula Tiberis, Insula Aesculapi, Isola dei Due Ponti, Licaonia, Isola di San
Bartolomeo of gewoon Insula) is een 270 meter lang en 67 meter breed eiland dat als een vrachtboot in de rivier ligt, wat de aanleiding vormde tot de legende dat
hier een schip aan de grond gelopen was. Volgens een andere legende werd het eiland in 509 voor Christus gevormd door de ophoping van aanslibsels die zich hadden vastgezet op de
tarweschoven, die geoogst waren op het Campus Martius (Marsveld), eigendom van de Tarquinii en in de Tiber gegooid waren nadat de laatste koning van dit geslacht,
Tarquinius Superbus, in 509 v.C. uit Rome was verdreven. Sommige moderne studies zouden echter bewijzen dat het
eiland veel eerder ontstond dan deze gebeurtenis. Op de Forma Urbis Severiana, een marmeren stadsplattegrond uit de periode van de Severi-keizers (193-235) wordt het
eiland aangeduid als inter duos pontes: het eiland is van oudsher met de twee oevers van de Tiber verbonden middels de Ponte Cestio (Latijn: Pons Cestius; naar
de rechter oever, de wijk Trastevere) en de Ponte Fabrizio (Latijn Pons Fabricius; naar de linker oever).
Een in onze ogen nogal lachwekkende en sterk overdreven reconstructietekening van het eiland in de Oudheid door Alessandro Donati (* 1584 , 1640). |
Blik richting westen vanaf de Ponte Fabrizio. |
Ik moet bekennen dat ik hier, zittend aan de voet van deze brug, een keertje een traantje of wat heb moeten wegpinken toen een accordeonist op de brug boven mij het lied Vi ahin zol ikh geyn? van de Lets-joodse componist Oscar Strock (* 1893 , 1975), dat in 1948 een wereldhit werd in de half-Jiddsche, half-Engelse versie van de Crooswijkse (Rotterdamse) zanger Leo Fuld (* 1912 , 1997). Dat lied, op deze plaats, aan de rand van de joodse wijk! Het lied gaat over de pijnlijke constatering dat de weinige overledende joden die in 1945 uit de kampen terugkeerden naar huis, tot hun verbazing nergens meer welkom waren, ook niet na de bevrijding. Hetgeen hun natuurlijk nog lang niet het recht geeft om Palestijnen van huis en haard te verdrijven en te vermoorden:
Vi ahin zol ikh geyn? |
Tell me, where can I go? |
Ten tijde van de republiek (509-27 v.C.) werd de scheepsvorm van het eiland nog geaccentueerd door muren, waarvan op de zuidpunt van het eiland nog resten te zien zijn. Een obelisk
stelde symbolisch de mast voor. Het eiland was gewijd aan de god van de geneeskunst, Asklepios, wiens tempel op de plaats van de tegenwoordige kerk San Bartolomeo stond.
De cultus van Asklepios (Aesculapius, de zoon van Apollo) kwam aan het begin van de derde eeuw v.C. naar Rome, toen hier een epidemie was uitgebroken en men op gezag van de
Sibyllijnse boeken een aan de god gewijde slang uit Epidauros naar Rome bracht. Deze verliet volgens de legende het schip en zwom naar het eiland in de Tiber, wat men uitlegde als
een uiting van de wens van de god dat daar een tempel voor hem zou worden opgericht. En ziedaar, na de bouw van de tempel verdween de pest op wonderbaarlijke wijze even plotseling
als hij gekomen was. Tenminste, zo vertelt men. In werkelijk werden er bij de heiligdommen van Asklepios ook zieken verpleegd, zodat we eerder moeten denken dat de bouw van de
tempel op het eiland beantwoordde aan de behoefte de zieken te isoleren. Sinds het midden van de 16e eeuw bevindt zich weer een bij het klooster van de Fatebenefratelli
(Barmhartige Broeders) behorend ziekenhuis op het eiland.
In de eerste helft van de eerste eeuw voor Christus werd de Vicus Censorius aangelegd, die beide bruggen over de breedte van het eiland met elkaar verbond, met blokken van
travertijn dat het interieur bedekt met peperino (tufseen) en enkele versieringen die Aesculapius voorstellen met zijn slang en een stierenkop, misschien handig voor
ligplaatsen van schepen.
De Tempel van Aesculapius werd in 289 voor Christus ingewijd en stond in het zuidelijke deel van het eiland, op de plaats die nu wordt ingenomen door de kerk van San
Bartolomeo allIsola. Aan de zijkanten van de tempel bevond zich een portiek
om pelgrims en vooral zieken te verwelkomen. In het noordelijke deel waren er enkele kleine heiligdommen die verband hielden met bepaalde sekten, nu gelegen tussen de fundamenten
van het Fatebenefratelli-ziekenhuis. Dit waren twee tempels ingewijd in 194 voor Christus ter ere van Faunus (een bosgod) en Vediovis (de beschermgod van het
Asylum, het heilige bos tussen de twee toppen van het Capitool), een kapel voor Iuppiter Iurarius (Jupiter als beschermgod van de eden; tegenwoordig vervangen door
de kerk van San Giovanni Calibita, waarin een mozaïekvloer een toewijding aan de god laat zien), een altaar gewijd aan de Sabijnse god Semo Sancus (ook een
god die een eed moet beschermen).
Na het verdwijnen van de obelisk werd een zuil opgericht (later verplaatst naar het plein voor de San Bartolomeo allIsola, waar elk jaar op 24 augustus een lijst werd
opgehangen van degenen die het Paasvoorschrift niet hadden gevolgd; de zuil verbrijzelde in 1867 toen er door paarden getrokken vrachtwagen tegenaan reed. Tegenwoordig bevindt zich
op deze plaats een kleine, kruisdragende aedicula, in 1869 gebouwd op last van paus Pius IX door Ignazio
Jacometti (* 1819 , 1883), die in de vier nissen de heiligen afbeeldde die met het eiland verbonden waren: Sint-Bartholomeus (eerste eeuw), Sint-Paulinus van Nola (eigenlijk
Pontius Meropius Anicius Paulinus, * 354 , 431), Sint-Franciscus van Assisi (* 1181/1182 , 1226) en Sint-Jan van God (eigenlijk Juan Ciudad, *1495 , 1550).
Op dezelfde datum, 24 augustus, was er het watermeloenfestival, waarbij talrijke verkopers hun goederen op het eiland tentoonstelden; sommigen
oefenden ondertussen een zwemwedstrijd uit, van de Pons Fabricius tot aan de Ponte Rotto om watermeloenen te pakken, maar die zwemwedstrijden werden in 1870 verboden
na ongelukken als gevolg van de stroming van de rivier.
De kerk San Bartolomeo allIsola is een keizerlijke schenking, aan het eind van de tiende eeuw onder Otto
III begonnen en aanvankelijk gewijd aan de Heilige Adalbert van Praag, een in 997 vermoorde vriend van deze Roomse keizer, de Heilige Paulinus van Nola en de Heilige Bartholomeüs.
In 1113 liet paus Paschalis II het gebouw uitbreiden en in 1167 droeg
Friedrich I. Barbarossa het patrocinium over op de apostel Bartholomeüs, waarop nieuwe restauraties volgden.
Bij een overstroming van de Tiber in 1557 werd het gebouw zwaar beschadigd en in 1624 weer hersteld. In die tijd ontstond de twee verdiepingen tellende barokfaçade van Orazio
Torriani (* 1578 , 1657), waarachter de bewaard gebleven romaanse campanile (klokkentoren) uit de 12e eeuw te zien is.
Binnen is in het midden van de monumentale trap de rand te zien van een twaalf meter diepe put die de positie zou innemen van een bron die verbonden was met het heiligdom van
Aesculapius; de put is voorzien van twaalfde-eeuwse gebeeldhouwde heiligenbeelden. In de vorige eeuw werd de put zelf gesloten vanwege de onhygiënische toestand van het water.
Veertien antieke zuilen dragen de drie beuken van de kerk, waarbij aan iedere zijkant drie kapellen aansluiten en
waaraan een naar noords voorbeeld verhoogd transept is toegevoegd, alsook een koor boven de crypte. In het midden van de treden naar het transept staat een twaalfde-eeuwse marmeren
fontein met voorstellingen van Christus, de H. Adalbert en de H. Bartholomeüs, alsmede de beeltenis van Otto III, die ten tijde van Frederik Barbarossa vervalst werd om uitdrukking
te kunnen verlenen aan de traditie van keizerlijke tegenwoordigheid - een beeltenis van Otto III uit de tiende eeuw was niet bekend. Voor de kapel rechts van het koor twee
zuilendragende leeuwen. In de Cappella della Madonna achter in de kerk steekt in de linker muur nog een kanonskogel die tijdens het Franse beleg van 1849 is afgevuurd; ook is
in de kapel een frescocyclus over het leven van Maria door Giovanni Battista Mercati (* 1591 , 1645) te zien. Pas vrij kort geleden werd in de apsis van de kapel een goed
bewaard gebleven fresco in Byzantijnse manier blootgelegd, dat de Madonna met Kind en Heiligen laat zien. In en naast de kerk staan religieuze sculpturen uit onze tijd,
gemaakt door pater Martini.
De voorkant van de San Bartolomeo allIsola. |
De zijkant van de San Bartolomeo allIsola. |
Daarnaast staat de negende-eeuwse kerk van San Giovanni Calibita, die gebouwd is op de overblijfselen van de Tempel van Iuppiter Iurarius; de huidige gevel van die kerk werd pas in 1711 voltooid door Romano Carapecchia (* 1666 , 1738). Onder het hoofdaltaar van de kerk liggen de overblijfselen van het lichaam van Sint-Jan Calibita, een heilige uit de vijfde eeuw, en de relikwieën van andere heiligen uit Portus, een Middeleeuwse havenstad ten noorden van het huidige Ostia. In deze kerk wordt ook het beeld van de Madonna della Lampada (de Heilige Moeder Maria met de Lamp) bewaard, een beeld uit de dertiende eeuw. Een legende vertelt dat dit beeld, dat ooit met een brandende votieflamp op de rivieroever was geplaatst, in 1557 onder water kwam te staan door een overstroming van de rivier; desondanks bleef de lamp branden, tot verbazing van het volk, dat het beeld tot op de dag van vandaag vereert. |
Plattegrondje van het eiland in de Oudheid, getekend door Giovanni Battista Piranesi (* 1720 , 1778). |
Van links naar rechts zien we de Ponte Cestio, het Ospedale Fatebenefratelli Isola Tiberina - Gemelli Isola, de ingang van de San Giovanni Calabita en de San Bartolomeo allIsola. Daarachter de Torre dei Caetani, de campanile (klokkentoren) van de San Bartoloemo en de koepel van de synagoge. |
De Chiostro della Fonatana in het Ospedale Fatebenefratelli Isola Tiberina - Gemelli Isola. |
Dr. Giovanni Borromeo, een Italiaanse Oskar Schindler
|
Naast deze kerk, recht tegenover de San Bartolomeo allIsola ligt dan het Ospedale Fatebenefratelli Isola Tiberina - Gemelli Isola, zoals het ziekenhuis sinds 1 september 2022 heet; voorheen was de naam Ospedale San Giovanni Calibita Fatebenefratelli. Het is gebouwd bovenop de voormalige Tempel van Aesculapius. Het grote ziekenhuis neemt vrijwel de hele westzijde van het eiland in beslag. Het ziekenhuis is tamelijk beroemd geworden omdat, toen de jodendeportaties in het najaar van 1943 begonnen, een arts van het ziekenhuis, Giovanni Borromeo (* 1898 , 1961), de zeer besmettelijke ziekte Morbus K verzon (waarschijnlijk genoemd naar de zeer beruchte commandant van de Sicherheitspolizei in Rome, Herbert Kappler (* 1907 , 1978), of naar de opperbevelhebber van de Wehrmacht in Italië, Albert Kesselring (* 1885 , 1960), maar door de Duitsers opgevat als Morbus Koch oftewel tuberculose) en daarmee 40 tot 50 joden, die ondergebracht waren in de isolatiecellen, het leven. |
De monding van de Cloaca Maxima in de Tiber is de laatste jaren een toevluchtsoord voor zwervers geworden. |
De Ponte Palatino oftewel de Britse Brug: let op de rijrichting! |
Terug naar de Romereis 2024. |
Naar de Situs Educationis Classicae Cultaeque. |
Naar de Situs Classicus. |